Details





Titel:

17 MAART 2024. - Koninklijk besluit tot toekenning aan het Bureau voor Normalisatie van gedelegeerde opdrachten met betrekking tot de prenormalisatie, de Normen-Antennes en de postnormalisatie en tot opheffing van het koninklijk besluit van 10 november 2005 tot toekenning aan het Bureau voor Normalisatie van gedelegeerde opdrachten met betrekking tot de collectieve centra



Inhoudstafel:


Art. 1-17



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

2005011463 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:
  1° het Bureau: het Bureau voor Normalisatie;
  2° de FOD Economie: de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie;
  3° prenormalisatie: ontwikkeling van de technische en wetenschappelijke kennis die nodig is voor de opstelling van normen;
  4° Normen-Antenne: deskundigenploeg die de kleine en middelgrote ondernemingen sensibiliseert inzake normalisatie en hun toegang tot de normalisatieprocessen en de normen vergemakkelijkt;
  5° activiteit van Normen-Antenne: sensibiliserings- of informatieactie die op continue of recurrente basis wordt uitgevoerd;
  6° postnormalisatie: ontwikkeling van een document of van een tool die het gebruik van een of meerdere normen vergemakkelijkt, waarvan de omvang het niet toelaat om te worden uitgevoerd in het kader van de recurrente activiteit van een Normen-Antenne;
  7° de wet De Groote: de besluitwet van 30 januari 1947 tot vaststelling van het statuut van oprichting en werking van de centra, belast met de bevordering en de coördinatie van de technische vooruitgang van de verschillende takken van 's lands bedrijfsleven, door het wetenschappelijk onderzoek;
  8° centrum De Groote: collectief onderzoekscentrum opgericht in toepassing van de wet De Groote;
  9° collectief centrum: onderzoekscentrum dat voldoet aan de voorwaarden van artikel 13;
  10° begrotingsjaar: jaar dat met het jaar overeenkomt waarvoor de vastleggingskredieten worden toegewezen;
  11° het vorige jaar: jaar vóór het begrotingsjaar;
  12° activiteitenperiode: de periode waarin de actie uitgevoerd wordt.

Art.2. Het Bureau is belast met de ondersteuning van acties die door de collectieve centra in het kader van overeenkomsten met het Bureau worden uitgevoerd inzake prenormalisatie, postnormalisatie en Normen-Antennes.
  De voorwaarden waaraan de collectieve centra moeten voldoen om in het kader van deze overeenkomsten van de subsidies te kunnen genieten worden vastgelegd in de artikelen 5 tot 8 en 12 tot 14.

Art.3. Het Bureau is elk jaar belast met:
  1° het opvragen bij de collectieve centra van hun voorstellen van verlenging van Normen-Antennes, voor 1 december van het vorige jaar;
  2° het opvragen bij de collectieve centra van hun voorstellen van nieuwe Normen-Antennes, voor 15 februari van het begrotingsjaar;
  3° het opvragen bij de collectieve centra van hun voorstellen van postnormalisatie, voor 15 februari van het begrotingsjaar;
  4° het opvragen bij de collectieve centra van hun voorstellen van prenormalisatie, voor 15 februari van het begrotingsjaar;
  5° de voorbereiding van de ontwerpovereenkomsten betreffende de weerhouden acties;
  6° het voorleggen van de ontwerpovereenkomsten aan de directie van de collectieve centra voor eventuele opmerkingen en ter ondertekening, voor de acties die ze ingediend hebben en die weerhouden werden;
  7° het ter ondertekening voorleggen van alle ontwerpovereenkomsten aan de minister;
  8° het uitvoeren van een administratieve en financiële controle voor de weerhouden acties op basis van de door de collectieve centra verschafte rapporten en documenten;
  9° het betalen van de bedragen op de kredieten daartoe ingeschreven op de federale begroting van de FOD Economie, voor de weerhouden acties;
  10° de ontwikkeling en het onderhoud van een platform voor het beheer van alle documenten met betrekking tot de in artikel 2 bedoelde acties.

Art.4. De FOD Economie is elk jaar belast met:
  1° het toezicht op de uitvoering door het Bureau van de in artikel 3 bedoelde opdrachten;
  2° het controleren van de afstemming van de activiteitenperiodes binnen het begrotingsjaar;
  3° het analyseren van de afstemming van de voorstellen van prenormalisatie op het normalisatiebeleid van de minister;
  4° de voorselectie van prenormalisatieprojecten die een diepgaande beoordeling ondergaan;
  5° een diepgaande beoordeling van de voorgeselecteerde prenormalisatieprojecten;
  6° het analyseren van de relevantie van de voorstellen voor de oprichting van nieuwe Normen-Antennes in functie van hun afstemming op het normalisatiebeleid van de minister;
  7° de analyse van de relevantie van de verlenging van de steun aan de bestaande Normen-Antennes in functie van hun afstemming op het normalisatiebeleid van de minister;
  8° het uitvoeren van de controle op de activiteiten van de Normen-Antennes en het analyseren ervan;
  9° het analyseren van de afstemming van de voorstellen van postnormalisatie op het normalisatiebeleid van de minister;
  10° het klassement van de voorstellen van prenormalisatie, Normen-Antennes en postnormalisatie;
  11° het voorleggen aan de minister van een voorstel van lijst van de te ondersteunen acties;
  12° het uitvoeren van de wetenschappelijke controle voor de ondersteunde prenormalisatieacties op basis van de door de collectieve centra verschafte jaarlijkse rapporten;
  13° het uitvoeren van een normatieve controle voor de ondersteunde prenormalisatieacties die voltooid zijn, op basis van de door de collectieve centra verschafte inlichtingen;
  14° het uitvoeren van controle op de postnormalisaties;
  15° de voorlegging van een beknopt verslag aan de Hoge Raad voor Normalisatie met betrekking tot de in de 1° tot 14° bedoelde opdrachten.

Art.5. De collectieve centra verschaffen aan het Bureau en aan de FOD Economie de aanvragen voor:
  1° de verlenging van de Normen-Antennes uiterlijk op 1 december van het vorige jaar;
  2° de oprichting van nieuwe Normen-Antennes, uiterlijk op 15 februari van het begrotingsjaar;
  3° de uitvoering van een prenormalisatie, uiterlijk op 15 februari van het begrotingsjaar;
  4° de uitvoering van een postnormalisatie, uiterlijk op 15 februari van het begrotingsjaar.

Art.6. De collectieve centra verschaffen aan het Bureau voor alle weerhouden projecten:
  1° de getekende ontwerpovereenkomsten;
  2° de nodige documenten voor de administratieve en financiële controle.

Art.7. De collectieve centra verschaffen aan de FOD Economie:
  1° alle bijkomende inlichtingen die door de FOD Economie gevraagd zijn om de subsidieaanvragen te beoordelen;
  2° een beknopt zesmaandelijks verslag over de voortgang van de gesubsidieerde prenormalisaties, uiterlijk vier weken na het einde van de bedoelde periode;
  3° een gedetailleerd jaarlijks verslag over de resultaten van de gesubsidieerde prenormalisatie, uiterlijk acht weken na het einde van de bedoelde periode;
  4° een jaarlijks voortgangsverslag over de verwezenlijking van alle normatieve doelstellingen van een prenormalisatie, uiterlijk twaalf maanden na het einde van de prenormalisatie en vervolgens om de twaalf maanden totdat de doelstelling volledig is verwezenlijkt of totdat wordt besloten de doelstelling te laten vallen;
  5° de driemaandelijkse activiteitenstatistieken van de Normen-Antennes, uiterlijk twee weken na afloop van de bedoelde periode;
  6° een toelichtend eindverslag voor al hun Normen-Antennes, ten laatste tegen 1 februari van het volgende jaar.

Art.8. Uiterlijk vier maanden na afloop van een prenormalisatie leggen de collectieve centra de resultaten ervan voor aan de FOD Economie.

Art.9. § 1. De afstemming van de relevantie van de oprichting van een nieuwe Normen-Antenne op het normalisatiebeleid van de minister wordt geanalyseerd op basis van de volgende criteria:
  1° de betrokken normalisatiewerkzaamheden, voor 67% van de relevantiescore;
  2° de economische relevantie, in het bijzonder voor de kmo's, voor 33% van de relevantiescore.
  De financiële steun voor een nieuwe Normen-Antenne is beperkt tot het plafond dat overeenstemt met de relevantieklasse 1.
  § 2. De afstemming van de relevantie van het behoud van de steun aan een bestaande Normen-Antenne op het normalisatiebeleid van de minister wordt geanalyseerd op basis van de volgende criteria:
  1° de activiteiten van de Normen-Antenne gedurende het vorige jaar, voor 75% van de relevantiescore;
  2° de kwaliteit van de website en zijn gebruikscijfers, voor 10% van de relevantiescore;
  3° de betrokken normalisatiewerkzaamheden, voor 10% van de relevantiescore;
  4° de economische relevantie, in het bijzonder voor de kmo's, voor 5% van de relevantiescore.
  De financiële steun voor een Normen-Antenne hangt af van de relevantiescore en is beperkt tot een plafond.
  De bestaande Normen-Antennes zijn onderverdeeld in 10 relevantieklassen van 0 tot 9 op basis van hun relevantiescore.
  Wanneer de relevantiescore van een Normen-Antenne de minimale relevantiedrempel niet overschrijdt, is de relevantieklasse van deze Normen-Antenne 0. Zij ontvangt geen subsidie.
  De drempel van relevantieklasse 1, RK1, komt overeen met de minimale relevantiedrempel.
  De drempel van relevantieklasse 9, RK9, komt overeen met vijfmaal de minimale relevantiedrempel.
  De drempel van de tussenrelevantieklassen RKi, waarvoor i tussen 2 en 8 varieert, is gelijk aan de helft van (i+1) maal de minimale relevantiedrempel.
  De toegekende subsidie aan een Normen-Antenne in relevantieklasse RKi is gelijk aan de helft van (i+1) maal de subsidie voor relevantieklasse 1.
  De FOD Economie deelt de begunstigden de berekeningswijze en het plafond van de subsidie mee.

Art.10. De afstemming van de voorstellen van postnormalisatie op het normalisatiebeleid van de minister wordt geanalyseerd op basis van een impactscore die wordt berekend door een initiële score te vermenigvuldigen met drie coëfficiënten met een equivalent gewicht.
  De initiële score betreft de impact van de ontwikkelde tool op het gebruik van de betrokken normen.
  De drie coëfficiënten betreffen:
  1° de economische impact van de betrokken normen;
  2° de grootte van de doelgroep;
  3° de maatschappelijke impact van de betrokken normen.

Art.11. De afstemming van de relevantie van de voorstellen van prenormalisatie op het normalisatiebeleid van de minister wordt geanalyseerd op basis van de volgende criteria:
  1° het inherente risico van de prenormalisatie vanwege het technische en wetenschappelijke niveau ervan, voor 32% van de score;
  2° de waarschijnlijkheid om de verwachte resultaten van de prenormalisatie te bereiken, in functie van het risicobeheer, voor 8% van de score;
  3° de waarschijnlijkheid om de verwachte normatieve resultaten te bereiken, in functie van de normatieve strategie en de positionering in de normalisatiecommissies, voor 6% van de score;
  4° de economische impact die de norm ontwikkeld zou hebben op basis van de resultaten van de prenormalisatie, verdeeld over:
  a) de algemene impact, voor 24% van de score;
  b) de steun aan de innovatie, voor 8% van de score;
  c) de bijzondere steun aan kmo's, voor 8% van de score;
  5° de maatschappelijke impact, voor 10% van de score, met name op het gebied van de:
  a) veiligheid van de consumenten;
  b) veiligheid van de werknemers;
  c) duurzame ontwikkeling;
  d) circulaire economie;
  6° de mogelijkheid om de impact van andere gesubsidieerde projecten te versterken, voor 4% van de score.

Art.12. De collectieve centra geven de volgende verslagen door op het platform dat hiervoor door het Bureau is opgezet:
  1° de driemaandelijkse activiteitenstatistieken van de Normen-Antennes, ten laatste vijftien dagen na het einde van elke kwartaal van de activiteitenperiode;
  2° een jaarlijks activiteitenverslag van de Normen-Antennes, ten laatste een maand na het einde van de activiteitenperiode;
  3° een activiteitenverslag van postnormalisatie, ten laatste twee maanden na het einde van de activiteit;
  4° een tussentijds financieel verslag over de twaalf eerste maanden van elke prenormalisatie, uiterlijk aan het einde van de dertiende maand van het onderzoek;
  5° een financieel eindverslag over de laatste maanden van elke prenormalisatie, uiterlijk een maand na het einde van het onderzoek;
  6° een tussentijds wetenschappelijk verslag over de twaalf eerste maanden van elke prenormalisatie, uiterlijk aan het einde van de veertiende maand van het onderzoek;
  7° een volledig wetenschappelijk eindverslag van elke prenormalisatie, uiterlijk drie maanden na het einde van het onderzoek.

Art.13. Om een financiële steun voor de in artikel 2 bedoelde acties te krijgen, voldoen de collectieve centra aan de volgende voorwaarden:
  1° het in de statuten vastgestelde doel van het centrum is de technische vooruitgang bevorderen door het wetenschappelijk onderzoek en door een orgaan van documentatie en voorlichting te zijn ten dienste van de leden-ondernemingen;
  2° het werkingsprincipe van het centrum is het ter beschikking stellen van de resultaten van de werkzaamheden van het centrum aan alle leden-ondernemingen;
  3° de Raad van Bestuur of de Algemene Raad van het centrum zijn in meerderheid samengesteld door vertegenwoordigers van zijn leden-ondernemingen;
  4° de Raad van Bestuur of de Algemene Raad van het centrum bevat ten minste één vertegenwoordiger die aangeduid wordt door de minister onder de ambtenaren die belast zijn met de toepassing van de wet De Groote;
  5° het centrum dekt de meerderheid van de ondernemingen van de betrokken sector voldoende af en wordt door een beroepsfederatie van de sector ondersteund;
  6° indien een jaarlijkse bijdrage aan de leden-ondernemingen wordt gevraagd, wordt deze betaald door alle leden-ondernemingen volgens een berekeningswijze die evenredig is met het belang van het lid-onderneming;
  7° het centrum overlegt met de andere centra, bijvoorbeeld in het kader van de Unie van de Collectieve Onderzoekscentra.

Art.14. De centra De Groote worden verondersteld aan de in artikel 13 bedoelde voorwaarden te voldoen.

Art.15. De FOD Economie controleert de naleving van de in artikel 13 bedoelde voorwaarden ten minste om de drie jaar.

Art.16. Het koninklijk besluit van 10 november 2005 tot toekenning aan het Bureau voor Normalisatie van gedelegeerde opdrachten met betrekking tot de collectieve centra wordt opgeheven.

Art. 17. De minister bevoegd voor Economie is belast met de uitvoering van dit besluit.