Details





Titel:

7 MAART 2024. - Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot uitvoering van artikel 44ter, derde lid, van het decreet van 9 september 1996 betreffende de financiering van de door de Franse Gemeenschap ingerichte of gesubsidieerde Hogescholen, alsook van artikel 34undecies, § 7, van het decreet van 20 december 2001 tot vaststelling van de regels die specifiek zijn voor het hoger kunstonderwijs georganiseerd in de hogere kunstscholen (organisatie, financiering, omkadering, statuut van het personeel, rechten en plichten van studenten)



Inhoudstafel:


Art. 1-9



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. Dit besluit stelt het administratief kader vast binnen het Ministerie van de Franse Gemeenschap voor het personeel dat ter beschikking wordt gesteld van het Gemeenschappelijk College van Regeringscommissarissen met toepassing van artikel 44ter, § 2, van het decreet van 9 september 1996 betreffende de financiering van de door de Franse Gemeenschap ingerichte of gesubsidieerde Hogescholen, alsook van artikel 34undecies, § 7, tweede lid, van het decreet van 20 december 2001 tot vaststelling van de regels die specifiek zijn voor het hoger kunstonderwijs georganiseerd in de hogere kunstscholen.

Art.2. Voor de dit besluit wordt verstaan onder :
  1° decreet van 9 september 1996 : het decreet van 9 september 1996 betreffende de financiering van de door de Franse Gemeenschap ingerichte of gesubsidieerde Hogescholen;
  2° decreet van 20 december 2001 : het decreet van 20 december 2001 tot vaststelling van de regels die specifiek zijn voor het hoger kunstonderwijs georganiseerd in de hogere kunstscholen (organisatie, financiering, omkadering, statuut van het personeel, rechten en plichten van studenten);
  3° Gemeenschappelijk College Hogescholen en Hogere kunstscholen: het Gemeenschappelijk College bedoeld in artikel 44ter, tweede lid, van het decreet van 9 september 1996, alsook in artikel 34undecies, § 7, tweede lid, van het decreet van 20 december 2001;
  4° Voorzitter van het Gemeenschappelijk College Hogescholen en Hogere kunstscholen: de Voorzitter van het Gemeenschappelijk College bedoeld in artikel 44ter, tweede lid, van het decreet van 9 september 1996, alsook in artikel 34undecies, § 7, derde lid, van het decreet van 20 december 2001;
  5° leden van het Gemeenschappelijk College Hogescholen en Hogere kunstscholen: de commissarissen die lid zijn van het college bedoeld in artikel 44ter, tweede lid, van het decreet van 9 september 1996 alsook de afgevaardigden die lid zijn van het college bedoeld in artikel 34undecies, § 7, tweede lid, van het decreet van 20 december 2001;
  6° personeelsleden van het Gemeenschappelijk College Hogescholen en Hogere kunstscholen: het personeel bedoeld in artikel 44ter, eerste lid, van het decreet van 9 september 1996, alsook in artikel 34undecies, § 7,eerste lid, van het decreet van 20 december 2001;
  7° Ministerie : het Ministerie van de Franse Gemeenschap.

Art.3. De personeelsleden van het Gemeenschappelijk College Hogescholen en Hogere kunstscholen zijn personeelsleden van de diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap die geïntegreerd zijn in het Ministerie en zijn, onverminderd de bijzondere bepalingen van dit besluit, onderworpen aan alle regels die van toepassing zijn op de personeelsleden van het Ministerie.
  Binnen het Secretariaat-Generaal van het Ministerie worden zij echter geacht een specifiek kader te vormen op het gebied van financiering en mobiliteit anders dan het kader dat verband houdt met een bevorderingsprocedure.
  De financiering van de personeelsleden van het Gemeenschappelijk College Hogescholen en Hogere kunstscholen komt ten laste van de eigen begrotingsmiddelen, afzonderlijk van de wervingsplannen en andere begrotingsmiddelen die van toepassing zijn op de andere personeelsleden van het Secretariaat-generaal van het ministerie. Zij dekt 3 betrekkingen van niveau 1 en 8 betrekkingen van niveaus 2 of 2+. Zij integreert de toegang tot een loopbaan van deskundige en tot een managementgraad in rang 11. Deze managementgraad in rang 11 eigen aan het specifieke kader wordt niet in aanmerking genomen voor de toepassing van artikel 120, zevende lid, van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 22 juli 1996 houdende het statuut van de ambtenaren van de Diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap. Deze financiering houdt ook rekening met de financiële gevolgen die verband houden met de toepassing van artikel 7 van dit besluit.
  De mobiliteit van de personeelsleden van het Gemeenschappelijk College Hogescholen en Hogere kunstscholen naar andere diensten van het ministerie en van de personeelsleden van het ministerie naar het Gemeenschappelijk College Hogescholen en Hogere kunstscholen is onderworpen aan de voorafgaande toestemming van de voorzitter van het Gemeenschappelijk College Hogescholen en Hogere kunstscholen, die wordt geformuleerd rekening houdend met de goede continuïteit van het administratieve kader van het personeel en de opdrachten van het Gemeenschappelijk College Hogescholen en Hogere kunstscholen.

Art.4. Voor de toepassing van de regels bedoeld in artikel 3, eerste lid worden de leden van het Gemeenschappelijk College Hogescholen en Hogere kunstscholen geacht een graad van rang 15 te hebben en de voorzitter van het Gemeenschappelijk College Hogescholen en Hogere kunstscholen een graad van rang 16.
  De voorzitter van het Gemeenschappelijk College Hogescholen en Hogere kunstscholen is lid van rechtswege van de Directieraad en van het Directiecomité van het Ministerie voor het onderzoek van individuele kwesties betreffende een personeelslid van het Gemeenschappelijk College Hogescholen en Hogere kunstscholen.

Art.5. De Algemene directie voor ambtenarenzaken en personeelszaken van het ministerie betrekt de voorzitter van het Gemeenschappelijk College Hogescholen en Hogere kunstscholen of zijn afgevaardigde bij elke procedure om in een betrekking van personeelslid van het Gemeenschappelijk College Hogescholen en Hogere kunstscholen te voorzien.

Art.6. De voorzitter van het Gemeenschappelijk College Hogescholen en Hogere kunstscholen bepaalt samen met de secretaris-generaal van het Ministerie de nadere regels voor de gedeelde uitoefening van de bevoegdheidsdelegaties bedoeld in de artikelen 18 tot 35 van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 3 september 2020 houdende bevoegdheids- en ondertekeningsdelegatie aan de ambtenaren-generaal en aan sommige andere personeelsleden van het Ministerie van de Franse Gemeenschap.
  De secretaris-generaal van het ministerie neemt de beslissing waarin deze nadere regels voor de gedeelde uitoefening van delegaties worden geformaliseerd, waarbij in elk geval de lijst van bevoegdheden wordt vastgesteld die aan de voorzitter en, indien van toepassing, aan de leden van het Gemeenschappelijk College Hogescholen en Hogere kunstscholen worden gedelegeerd.

Art.7. Personeelsleden die op de datum van inwerkingtreding van dit besluit niet tot het ministerie behoren, maar ter beschikking van het Gemeenschappelijk College Hogescholen en Hogere kunstscholen worden gesteld, blijven ter beschikking van het ministerie overeenkomstig de nadere regels die op deze terbeschikkingstelling van toepassing zijn. Op hun verzoek, dat binnen 3 jaar na de inwerkingtreding van dit besluit wordt meegedeeld aan de voorzitter van het Gemeenschappelijk College Hogescholen en Hogere kunstscholen, worden zij overgeplaatst naar het ministerie en ingedeeld in het kader bedoeld in artikel 3. Bij gebreke hiervan, wordt er van rechtswege na het verstrijken van de termijn een einde gesteld aan hun terbeschikkingstelling.
  Artikel 4 van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 28 maart 2013 betreffende de mobiliteit naar de Diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap, de Hoge Raad voor de Audiovisuele Sector of elk van de instellingen van openbaar nut die onder het Comité van Sector XVIIressorteren is van toepassing op de overgeplaatste personeelsleden.
  Zodra dit besluit in werking treedt, stelt de Regering een lijst op van de personeelsleden bedoeld in het eerste lid met naast hun naam de hoedanigheid en de weddeschaal waarvan zij ingevolge hun overplaatsing kunnen genieten. Elk betrokken personeelslid wordt op de hoogte gesteld van het uittreksel dat op hem of haar van toepassing is.
  Elke ontwikkeling in de loopbaan van één van deze personeelsleden voorafgaand aan zijn verzoek om overplaatsing, die binnen de periode van 3 jaar bedoeld in het eerste lid zou plaatsvinden, kan het voorwerp uitmaken van een wijziging van de gegevens bedoeld in het derde lid bij besluit van de Minister voor Ambtenarenzaken, genomen op voorstel van de Secretaris-generaal van het Ministerie.
  Voor de personeelsformatie van het Ministerie zijn de bevorderingsgraden die op grond van dit artikel worden toegekend uitdovende graden.
  Op voorstel van of met voorafgaande instemming van de voorzitter van het Gemeenschappelijk College Hogescholen en Hogere kunstscholen regelt de Secretaris-generaal van het Ministerie de eventuele omzetting van het recht, zoals de vaststelling van de jaarlijks vakantiequota op de datum van overdracht, binnen de grenzen van de rechten die voor een personeelslid voortvloeien uit de regels die van toepassing zijn op de personeelsleden van het Ministerie.

Art.8. Dit besluit treedt in werking op 7 maart 2024.

Art. 9. De Minister van Ambtenarenzaken is belast met de uitvoering van dit besluit.