Details





Titel:

8 FEBRUARI 2024. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot uitvoering van de ordonnantie van 17 maart 2023 tot mobilisatie van het burgerspaargeld ten behoeve van het herstel en de economische transitie



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Definities
Art. 1
HOOFDSTUK II. - De Proxi-Lening
Afdeling 1. - Nadere regels voor de communicatie met het Fonds en kaderovereenkomst met de financieringsvehikels
Art. 2-4
Afdeling 2. - Voorwaarden en registratieprocedure van de Proxi-lening
Art. 5-12
Afdeling 3. - Inrichting van het Proxi-leningregister
Art. 13-14
Afdeling 4. - Schrapping van de registratie en controle
Art. 15-18
Afdeling 5. - Berekening en betaling van de interesten
Art. 19
Afdeling 6. - Voorwaarden betreffende de bestemming van de Proxi-lening
Art. 20
Afdeling 7. - Bepalingen inzake bewijs en uitwisseling van informatie tussen overheden
Art. 21-23
HOOFDSTUK III. - De burgerspaarregeling bij kredietcoöperaties met sociaal oogmerk
Afdeling 1. - Erkenning van de coöperaties en jaarverslag
Onderafdeling 1. - Voorwaarden en geldigheidsduur van de erkenning
Art. 24-28
Onderafdeling 2. - Erkenningsprocedure
Art. 29-32
Onderafdeling 3. - Procedure voor de controle, schorsing en intrekking van de erkenning
Art. 33-37
Onderafdeling 4. - Lijst van erkende coöperaties
Art. 38
Onderafdeling 5. - Inkennisstelling van BEW door de coöperaties
Art. 39-41
Afdeling 2. - Het fiscaal attest en het gebruik ervan
Art. 42-43
HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen
Art. 44-47
BIJLAGE.
Art. N



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

2020015725  2023041246 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

HOOFDSTUK I. - Definities
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:
  1° Ordonnantie: de ordonnantie van 17 maart 2023 tot mobilisatie van het burgerspaargeld ten behoeve van het herstel en de economische transitie;
  2° Directeur-diensthoofd Economie: de directeur-diensthoofd van de dienst Economie bij BEW;
  3° Inspecteurs: de inspecteurs van de Directie Economische Inspectie van BEW die zijn aangesteld voor de uitoefening van inspectiefuncties;
  4° uitstaand bedrag: totaalbedrag in kapitaal, op een bepaalde datum, van verleende en niet-terugbetaalde kredieten, ongeacht of deze kredieten al dan niet volledig zijn uitbetaald.
  De in artikel 2 van de Ordonnantie opgenomen definities gelden ook voor dit besluit.

HOOFDSTUK II. - De Proxi-Lening
Afdeling 1. - Nadere regels voor de communicatie met het Fonds en kaderovereenkomst met de financieringsvehikels
Art.2. § 1. Dit artikel is van toepassing op Proxi-leningen die rechtstreeks tussen een kredietgever en een kredietnemer worden gesloten.
  § 2. De in dit besluit voorziene communicaties van de kredietgever aan het Fonds geschieden per aangetekende post of, indien het Fonds in die mogelijkheid voorziet, per elektronische post dan wel door middel van enig ander telecommunicatiemiddel dat resulteert in een schriftelijk stuk, gericht aan het Fonds, waarop een elektronische handtekening is aangebracht in de zin van artikel 8.1, 3°, van het Burgerlijk Wetboek.
  De poststempel op het afschrift van de zending of het ontvangstbewijs van de elektronische verzending geldt als verzendingsbewijs.
  § 3. De in dit besluit voorziene communicaties van het Fonds aan de kredietgever geschiedt per elektronische post op het door de kredietgever opgegeven elektronisch adres of, indien de kredietgever dit verkiest, per ter post aangetekende brief.
  In geval van wijziging van het elektronisch of postadres, informeert de kredietgever het Fonds hierover per post of elektronische verzending.
  Na ontvangst van deze brief, gebruikt het Fonds uitsluitend het nieuw adres voor zijn communicaties aan de kredietgever.

Art.3. De kaderovereenkomst tussen het Fonds en een financieringsvehikel bedoeld in artikel 5, § 5, 3°, van de Ordonnantie brengt de beginselen ten uitvoer van de Ordonnantie, dit besluit en elke andere op de relatie van toepassing zijnde reglementering en met name:
  1° de opvolging van de in artikel 5, § 5, 1°, van de Ordonnantie bedoelde vergunning;
  2° de bepalingen inzake de verwerking van persoonsgegevens en respect van de privacy;
  3° de verbintenissen van het financieringsvehikel ten aanzien van het Fonds;
  4° de communicatiemiddelen die tussen de partijen gelden;
  5° de documentvormen die als originele exemplaren worden erkend;
  6° de gegevens die het financieringsvehikel eventueel moet invoeren in het computersysteem van het Fonds.
  De kaderovereenkomst regelt ook elke andere aangelegenheid die de partijen relevant achten om hun rol in het programma naar behoren te vervullen.

Art.4. Indien de Proxi-lening wordt verstrekt via een financieringsvehikel, worden alle in dit besluit voorziene kennisgevingen van het Fonds aan de kredietgever uitsluitend gericht tot het financieringsvehikel, dat onder zijn verantwoordelijkheid de kredietgever hierover informeert en hem effectief de mogelijkheid biedt om zijn rechten jegens het Fonds te laten gelden via het financieringsvehikel.
  Indien de Proxi-lening wordt gesloten met tussenkomst van een crowdfundingdienstverlener en tussen de kredietgevers en de dienstverlener is overeengekomen dat alle in dit besluit voorziene kennisgevingen van het Fonds aan de kredietgevers uitsluitend gericht zouden zijn tot de dienstverlener, die onder zijn verantwoordelijkheid de kredietgevers hierover informeert en hun effectief de mogelijkheid biedt om hun rechten jegens het Fonds te laten gelden via hem, wordt zo te werk gegaan.
  In het geval bedoeld in het tweede lid zijn de bepalingen van dit besluit van toepassing die gelden voor de kennisgevingen van het Fonds aan de kredietgevers in geval van een Proxi-lening verstrekt via een financieringsvehikel, waarbij de crowdfundingdienstverlener het financieringsvehikel vervangt.

Afdeling 2. - Voorwaarden en registratieprocedure van de Proxi-lening
Art.5. De actieve vestigingseenheid van de kredietnemende onderneming, in de zin van artikel 5, § 2, eerste lid, 3°, van de Ordonnantie, is de vestigingseenheid van die onderneming, die beschikt over menselijke middelen en goederen die er specifiek voor bestemd zijn en waar die onderneming een economische activiteit uitoefent.

Art.6. Om in aanmerking te komen voor de toepassing van de bepalingen van hoofdstuk II, sectie 7, van de Ordonnantie, houden de kredietgever en de kredietnemer het bewijs ter beschikking van het Fonds dat ze voldoen aan alle in de Ordonnantie en in dit besluit vastgestelde voorwaarden en voorschriften.
  Indien de Proxi-lening wordt verstrekt via een financieringsvehikel, houdt deze laatste het in lid 1 bedoelde bewijs ter beschikking van het Fonds.

Art.7. § 1. Dit artikel is van toepassing op Proxi-leningen die rechtstreeks tussen een kredietgever en een kredietnemer worden gesloten.
  § 2. Het in artikel 6 bedoelde bewijs kan alleen geleverd worden als de Proxi-lening werd vastgesteld in een onderhandse of authentieke akte.
  Deze akte wordt opgesteld aan de hand van het modelformulier dat het Fonds ter beschikking stelt.
  In het modelformulier worden ten minste de volgende gegevens opgenomen:
  1° de identificatiegegevens van de kredietgever;
  2° de identificatiegegevens van de kredietnemer die een zelfstandige is;
  3° de identificatiegegevens van de kredietnemer die een rechtspersoon is;
  4° de precieze vermelding van het doel van de Proxi-lening voor de kredietnemer;
  5° de hoofdsom van de Proxi-lening;
  6° de begindatum van de Proxi-lening;
  7° de looptijd van de Proxi-lening zoals toegestaan door artikel 6, § 2, van de Ordonnantie;
  8° het bankrekeningnummer waarop het bedrag van de Proxi-lening werd of zal worden gestort;
  9° het bankrekeningnummer waarop de interesten en de kapitaalsaflossingen moeten worden gestort;
  10° de rentevoet, de bedragen en de vervaldata van de interesten die op de Proxi-lening moeten worden betaald, zoals vastgelegd in de aflossingstabel, ondertekend door de kredietgever en de kredietnemer;
  11° een verklaring van de kredietgever en de kredietnemer dat aan alle voorwaarden van de Ordonnantie en van dit besluit wordt en zal worden voldaan, en in het bijzonder aan de voorwaarden bedoeld in artikel 5, § 2, eerste lid, van de Ordonnantie;
  12° de verklaring van de kredietgever dat het bedrag dat wordt geleend of ter beschikking gesteld niet afkomstig is uit een van de in de artikelen 2 en 3 van de wet van 18 september 2017 tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten bedoelde activiteiten;
  13° of de kredietnemer, een vestigingseenheid van de kredietnemer gelegen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest of een van zijn projecten voorbeeldig is op sociaal of milieuvlak krachtens artikel 9 van de Ordonnantie;
  14° indien de kredietgever aanvaardt dat het Fonds officieel en uitsluitend met hem via elektronische post communiceert, zijn elektronisch adres.
  De kredietgever en de kredietnemer kunnen aan het modelformulier aanvullende voorwaarden of bepalingen toevoegen op voorwaarde dat die niet strijdig of onverenigbaar zijn met de voorwaarden en voorschriften van de Ordonnantie of met die van dit besluit.
  Het invoeren van de in deze akten opgenomen gegevens in het computersysteem van het Fonds kan door het Fonds aan de partijen van de lening worden toevertrouwd.
  § 3. Elke partij en het Fonds ontvangen een exemplaar van de akte.
  De aflossingstabel wordt bij de akte gevoegd.
  § 4. De akte is alleen geldig als:
  1° zij werd opgesteld aan de hand van het in paragraaf 2 bedoelde modelformulier;
  2° de bij de akte gevoegde aflossingstabel werd opgesteld aan de hand van de aflossingsmodellen die het Fonds ter beschikking stelt;
  3° de akte en de toegevoegde aflossingstabel volledig en correct werden ingevuld;
  4° de kredietgever binnen drie maanden nadat de Proxi-lening werd gesloten, een exemplaar van de akte en van de aflossingstabel verstuurt naar het Fonds.

Art.8. § 1. Indien de Proxi-lening wordt verstrekt via een financieringsvehikel, zijn de bepalingen van dit artikel van toepassing.
  § 2. De Proxi-lening bestaat uit twee akten.
  De eerste akte wordt gesloten tussen de kredietgever en het financieringsvehikel.
  De tweede akte wordt gesloten tussen het financieringsvehikel en de kredietnemer.
  Bij een akte gesloten tussen een financieringsvehikel en een kredietnemer kunnen verschillende akten gesloten tussen kredietgevers en dit financieringsvehikel worden gevoegd.
  De eerste en tweede akten worden opgesteld aan de hand van het modelformulier dat het Fonds ter beschikking stelt.
  Het invoeren van de in deze akten opgenomen gegevens in het computersysteem van het Fonds kan door het Fonds aan het financieringsvehikel worden toevertrouwd.
  § 3. In de eerste in paragraaf 2 bedoelde akte worden ten minste de volgende gegevens opgenomen:
  1° de identificatiegegevens van de kredietgever;
  2° de identificatiegegevens van het financieringsvehikel;
  3° de hoofdsom van de Proxi-lening;
  4° de begindatum van de Proxi-lening;
  5° de looptijd van de Proxi-lening zoals toegestaan door artikel 6, § 2, van de Ordonnantie;
  6° het bankrekeningnummer van het financieringsvehikel waarop het bedrag van de Proxi-lening werd of zal worden gestort;
  7° het bankrekeningnummer waarop de interesten en de kapitaalsaflossingen moeten worden gestort;
  8° de rentevoet, de bedragen en de vervaldata van de interesten die op de Proxi-lening moeten worden betaald, zoals vastgesteld in de aflossingstabel, ondertekend door de kredietgever en het financieringsvehikel;
  9° een verklaring van de kredietgever dat, wat hem betreft, aan alle voorwaarden van de Ordonnantie en van dit besluit wordt en zal worden voldaan;
  10° de verklaring van de kredietgever dat het bedrag dat wordt geleend of ter beschikking gesteld niet afkomstig is van een van de in de artikelen 2 en 3 van de wet van 18 september 2017 tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten bedoelde activiteiten.
  § 4. In de tweede in § 2 bedoelde akte worden ten minste de volgende gegevens opgenomen:
  1° de identificatiegegevens van de kredietnemer die een zelfstandige is;
  2° de identificatiegegevens van de kredietnemer die een rechtspersoon is;
  3° de identificatiegegevens van het financieringsvehikel;
  4° de precieze vermelding van het doel van de Proxi-lening voor de kredietnemer;
  5° de hoofdsom van de Proxi-lening;
  6° de begindatum van de Proxi-lening;
  7° de looptijd van de Proxi-lening zoals toegestaan door artikel 6, § 2, van de Ordonnantie;
  8° het bankrekeningnummer van de kredietnemer waarop het bedrag van de Proxi-lening werd of zal worden gestort;
  9° het bankrekeningnummer waarop de interesten en de kapitaalsaflossingen moeten worden gestort door de kredietnemer;
  10° de rentevoet, de bedragen en de vervaldata van de interesten die op de Proxi-lening moeten worden betaald, zoals vastgesteld in de aflossingstabel, ondertekend door de kredietnemer en het financieringsvehikel;
  11° een verklaring van de kredietnemer dat, wat hem betreft, aan alle voorwaarden van de Ordonnantie en van dit besluit wordt en zal worden voldaan, en in het bijzonder aan de voorwaarden bedoeld in artikel 5, § 2, eerste lid, van de Ordonnantie;
  12° of de kredietnemer, een vestigingseenheid van de kredietnemer gelegen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest of een van zijn projecten voorbeeldig is op sociaal of milieuvlak krachtens artikel 9 van de Ordonnantie;
  13° de verklaring van de kredietnemer dat het geleende of ter beschikking gestelde bedrag niet zal worden gebruikt voor activiteiten bedoeld in de artikelen 2 en 3 van de wet van 18 september 2017 tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten.
  § 5. Elke partij bij de eerste of de tweede akte bedoeld in paragraaf 2, en het Fonds, ontvangen een exemplaar van die akte.
  De aflossingstabel wordt bij de akte gevoegd.
  § 6. Een akte is alleen geldig als:
  1° zij de in paragraaf 3 of 4, naargelang het geval, bedoelde gegevens bevat;
  2° de bij de akte gevoegde aflossingstabel opgesteld is aan de hand van de aflossingsmodellen die het Fonds ter beschikking stelt;
  3° de akte en de toegevoegde aflossingstabel volledig en correct werden ingevuld;
  4° de intrestvoet van de lening, de begindatum en de looptijd van de lening, de frequentie en de tarieven van de aflossingen van de akte en van de daarbij gevoegde aflossingstabel overeenstemmen met die van de akte of van de andere soort akten die daarbij worden gevoegd om samen een of meerdere Proxi-leningen te vormen;
  5° het financieringsvehikel binnen drie maanden vanaf de datum van de laatste van alle eerste en tweede akten tot opening van een Proxi-lening, een exemplaar van de akte en van de aflossingstabel verstuurt naar het Fonds.

Art.9. Het Fonds gaat binnen twee maanden na ontvangst van de akte en op basis van die akte na of voldaan werd aan de voorwaarden van de Ordonnantie en dit besluit.
  Indien de kredietnemer zich beroept op een voorbeeldigheid op sociaal of ecologisch vlak krachtens artikel 9 van de Ordonnantie, zal het Fonds zich van de realiteit van deze voorbeeldigheid verzekeren door de ter uitvoering van dit artikel 9 aangenomen bepalingen toe te passen.
  Tenzij het vaststelt dat aan een van de voorwaarden niet werd voldaan, gaat het Fonds over tot de registratie van de akte.
  De registratie omvat het toekennen van een nummer aan de akte en het opnemen van de akte en van de desbetreffende Proxi-lening in het in afdeling 3 bedoelde Proxi-leningregister.
  Binnen een week na de registratie van de akte, informeert het Fonds de kredietgever over de registratie met vermelding van ten minste het nummer dat bij de registratie aan de akte van de Proxi-lening werd toegekend.
  Indien de Proxi-lening wordt verstrekt via een financieringsvehikel, wordt de informatie aan de kredietgever gegeven via het financieringsvehikel, overeenkomstig artikel 4, eerste lid.

Art.10. § 1. Het Fonds registreert de akte niet als:
  1° het meent dat niet wordt voldaan aan een of meerdere voorwaarden van de Ordonnantie of van dit besluit;
  2° ondanks de volledigheid van de akte, het Fonds redenen heeft om te twijfelen aan de verklaringen van de kredietgever of de kredietnemer, inzonderheid aan de waarachtigheid of accuraatheid ervan.
  Als het Fonds niet overgaat tot de registratie van de akte, informeert het de kredietgever hierover binnen een week nadat werd besloten om niet tot registratie over te gaan, met vermelding van de redenen waarom de registratie niet kon plaatsvinden.
  § 2. Als de niet-registratie van de akte uitsluitend voortkomt uit een materiële vergissing of louter formele fout die kan worden rechtgezet, heeft de kredietgever de mogelijkheid die vergissing of fout recht te zetten.
  De kredietgever moet in dat geval binnen vijftien dagen na ontvangst van de in paragraaf 1, tweede lid, bedoelde mededeling het bewijs van rechtzetting van de materiële vergissing of fout versturen naar het Fonds.
  § 3. In afwijking van paragraaf 2, indien de Proxi-lening wordt verstrekt via een financieringsvehikel, beschikt het financieringsvehikel over een termijn van een maand om aan het Fonds het bewijs van rechtzetting van de materiële vergissing of de louter formele fout mee te delen.

Art.11. Indien de Proxi-lening rechtstreeks wordt gesloten tussen een kredietgever en een kredietnemer en als de kredietnemer geïnformeerd wil worden over de niet-registratie of registratie van de Proxi-lening, moeten de kredietgever en de kredietnemer daartoe onderling afspraken maken.
  Indien de Proxi-lening wordt gesloten via een financieringsvehikel, wordt enkel deze laatste geïnformeerd over de niet-registratie of registratie van de Proxi-lening, zoals bepaald in dit hoofdstuk.
  Indien de registratie van een akte van een Proxi-lening wordt geweigerd, informeert het financieringsvehikel de kredietgever en kredietnemer hierover binnen een termijn van vijftien dagen.

Art.12. § 1. Indien de Proxi-lening rechtstreeks wordt gesloten tussen een kredietgever en een kredietnemer, stuurt de kredietgever iedere wijziging aan de geregistreerde akte binnen drie maanden na de wijziging naar het Fonds.
  Indien de Proxi-lening wordt gesloten via een financieringsvehikel, deelt deze laatste aan het Fonds elke wijziging aan een geregistreerde akte waarbij hij partij is, mee binnen drie maanden na de wijziging.
  De wijziging doet geen afbreuk aan de voorwaarden en voorschriften van de Ordonnantie en van dit besluit.
  § 2. In het geval van een gerechtelijke reorganisatieprocedure die de voorwaarden van een geregistreerde Proxi-lening wijzigt, onverminderd de verplichtingen die voortvloeien uit het Wetboek van Economisch Recht, informeert de kredietnemer het Fonds en de kredietgevers onverwijld van die gevolgen en bezorgt hun de definitieve akte waarin de gevolgen van de gerechtelijke reorganisatie voor de lening zijn vermeld.
  Als de informatie bedoeld in het eerste lid ontbreekt, kan de kredietgever op eigen initiatief het Fonds in kennis stellen van de informatie waarover hij beschikt. Het Fonds verzoekt vervolgens de kredietnemer zijn verplichtingen bepaald in het eerste lid na te komen.
  Het Fonds neemt de wijziging van de voorwaarden van Proxi-lening binnen dertig dagen na ontvangst van de informatie bedoeld in het eerste lid op in het Proxi-leningenregister.
  Het stelt de kredietnemer en de kredietgever daarvan in kennis indien de Proxi-lening rechtstreeks wordt gesloten tussen een kredietgever en kredietnemer, en de kredietnemer en het financieringsvehikel indien de Proxi-lening wordt verstrekt via een financieringsvehikel.

Afdeling 3. - Inrichting van het Proxi-leningregister
Art.13. Er wordt een register ingericht van de geregistreerde Proxi-leningen.
  Het register draagt de benaming "Proxi-leningregister" en wordt beheerd door het Fonds.

Art.14. Elke registratie in het Proxi-leningregister omvat de toekenning van een individueel nummer aan elke akte tot opening van een Proxi-lening en bevat de identificatiegegevens met betrekking tot de geregistreerde akten, de desbetreffende Proxi-leningen, de kredietgevers, de kredietnemers, de financieringsvehikels en de in de akte of de akten van de kredietovereenkomsten opgenomen informatie.
  De toekenning van een individueel nummer is facultatief voor de tweede akte in de zin van artikel 8, § 2, gesloten tussen een financieringsvehikel en een kredietnemer, op voorwaarde dat die akte ondubbelzinnig verbonden is met een of meer eerste akten in de zin van dezelfde bepaling, gesloten tussen een of meer kredietgevers en een financieringsvehikel.

Afdeling 4. - Schrapping van de registratie en controle
Art.15. § 1. Dit artikel is van toepassing op Proxi-leningen die rechtstreeks tussen een kredietgever en een kredietnemer worden gesloten.
  § 2. In geval van vervroegde terugbetaling, zoals vermeld in artikel 6, § 2, derde lid, van de Ordonnantie, en in de in artikel 7 van de Ordonnantie bedoelde gevallen, moet de kredietgever binnen drie maanden na de beëindiging van de Proxi-lening een kennisgeving naar het Fonds versturen met vermelding van de reden voor de vervroegde terugbetaling.
  Binnen een maand na ontvangst van de kennisgeving van de beëindiging van de lening, gaat het Fonds over tot schrapping van de registratie.
  Binnen een week na de schrapping van de registratie, informeert het Fonds de kredietgever over de schrapping, met vermelding van het nummer dat bij de registratie aan de akte van de Proxi-lening werd toegekend.
  § 3. Als het Fonds van oordeel is dat niet of niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van de Ordonnantie of van dit besluit, informeert het de kredietgever over zijn voornemen om de registratie van de Proxi-lening te schrappen, met vermelding van het nummer dat bij de registratie aan de akte van de Proxi-lening werd toegekend alsook van de redenen waarom het Fonds meent tot schrapping te moeten overgaan.
  De kredietgever kan binnen een termijn van één maand na ontvangst van de in het eerste lid bedoelde mededeling, eventuele bezwaren tegen de schrapping versturen naar het Fonds.
  Na het verstrijken van de in het tweede lid bedoelde termijn, gaat het Fonds over tot ambtshalve schrapping van de registratie, indien het van oordeel is dat niet of niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van de Ordonnantie of van dit besluit.
  Het Fonds informeert de kredietgever over deze beslissing, met vermelding van het nummer dat bij de registratie aan de akte van de Proxi-lening werd toegekend, alsook van de redenen voor de ambtshalve schrapping.
  § 4. Enkel de kredietgever wordt geïnformeerd over de in paragraaf 2, tweede lid, en paragraaf 3, derde lid, bedoelde schrapping.
  Als de kredietnemer hierover geïnformeerd wil worden, moeten de kredietgever en de kredietnemer daarover onderling afspraken maken.

Art.16. § 1. Dit artikel is van toepassing op Proxi-leningen die worden verstrekt via een financieringsvehikel.
  § 2. In geval van vervroegde terugbetaling, als vermeld in artikel 6, § 2, derde lid, van de Ordonnantie, informeert de kredietnemer het financieringsvehikel hierover, waarna deze laatste van de beëindiging van de Proxi-lening kennis geeft aan de betrokken kredietgevers en het Fonds binnen een termijn van vijftien dagen na ontvangst van de informatie van de kredietnemer.
  In de in artikel 7 van de Ordonnantie bedoelde gevallen van vervroegde terugbetaling, informeert het financieringsvehikel, dat op de hoogte werd gebracht van het feit dat een van de in deze bepaling bedoelde situaties zich heeft voorgedaan, de betrokken kredietgevers hierover. De kredietgevers die de vervroegde terugbetaling willen aanvragen gezien het feit dat een van deze situaties zich heeft voorgedaan, informeren het financieringsvehikel hierover met verduidelijking van de door hen ingeroepen situatie. Het financieringsvehikel geeft aan de betrokken kredietnemer en aan het Fonds kennis van de beëindiging van de Proxi-lening binnen een termijn van een maand na ontvangst van de informatie van de kredietgever.
  Binnen een termijn van een maand na ontvangst van de kennisgeving van beëindiging van de lening, gaat het Fonds over tot de schrapping van de registratie van de desbetreffende akte of akten.
  Binnen een week na de schrapping van de registratie of registraties, informeert het Fonds het betrokken financieringsvehikel over de schrapping. Via het financieringsvehikel informeert het Fonds tegelijkertijd de kredietgevers over de schrapping, en verduidelijkt het de fiscale gevolgen van deze schrapping. Het financieringsvehikel stuurt deze informatie binnen vijftien dagen naar de kredietgevers. Het informeert ook de kredietnemer.
  § 3. Als het Fonds van oordeel is dat niet of niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van de Ordonnantie of van dit besluit, informeert het Fonds het financieringsvehikel over het voornemen om de desbetreffende registratie of registraties van de Proxi-lening te schrappen.
  In de elektronische communicatie worden de registratienummers van de desbetreffende akten alsook de redenen waarom het Fonds meent tot schrapping te moeten overgaan, vermeld.
  Het financieringsvehikel kan binnen een termijn van twee maanden na ontvangst van de in het eerste lid bedoelde communicatie en na kennis te hebben genomen van de eventuele opmerkingen van de betrokken kredietgever of kredietgevers en kredietnemer, eventuele bezwaren tegen de schrapping versturen naar het Fonds.
  Na het verstrijken van de in het derde lid bedoelde termijn, gaat het Fonds over tot ambtshalve schrapping van de registratie, indien het van oordeel is dat niet of niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van de Ordonnantie of van dit besluit.
  Het Fonds informeert het financieringsvehikel over deze beslissing.
  In de elektronische communicatie worden de registratienummers van de desbetreffende akten alsook de redenen voor de ambtshalve schrapping vermeld.
  Via het financieringsvehikel informeert het Fonds tegelijkertijd de betrokken kredietgevers over de schrapping, en verduidelijkt het dat er vanaf het aanslagjaar dat overeenstemt met het belastbaar tijdperk waarin de ambtshalve schrapping heeft plaatsgevonden, geen enkel belastingvoordeel meer kan worden ontvangen op grond van de Proxi-lening die daarop betrekking heeft. Het financieringsvehikel stuurt deze informatie binnen vijftien dagen naar de kredietgevers. Het informeert ook de kredietnemer.

Art.17. Het Fonds informeert de federale belastingadministratie over de schrappingen.

Art.18. De personen die instaan voor de registratie en schrapping van de Proxi-leningen, zijn gemachtigd om de gegevens in te zien en, op basis daarvan, verificaties en controles uit te voeren bij de kredietgevers, de kredietnemers en de financieringsvehikels met het oog op het toezicht op de naleving van de Ordonnantie en van dit besluit.
  De kredietgevers, kredietnemers en financieringsvehikels delen binnen een maand na ontvangst van de aanvraag, alle inlichtingen mee die door de in het eerste lid bedoelde personen worden aangevraagd en die van dien aard zijn dat zij aantonen dat aan de in de Ordonnantie en dit besluit vastgestelde voorwaarden van het Proxi-leningprogramma werd voldaan. Deze termijn kan door het Fonds worden verlengd om gegronde redenen.

Afdeling 5. - Berekening en betaling van de interesten
Art.19. De door de kredietnemer verschuldigde interesten worden berekend door het in het kader van een Proxi-lening geleende of ter beschikking gestelde bedrag, na aftrek van het bedrag van de aflossingen die al werden terugbetaald, te vermenigvuldigen met de vaste rentevoet die werd vastgesteld in de akte overeenkomstig artikel 6, § 4, van de Ordonnantie.
  De interesten zijn betaalbaar op de overeengekomen vervaldagen.

Afdeling 6. - Voorwaarden betreffende de bestemming van de Proxi-lening
Art.20. De in het kader van de Proxi-lening geleende of ter beschikking gestelde middelen mogen uitsluitend gebruikt worden voor de uitvoering van de activiteit van de kredietnemende onderneming.
  De middelen worden integraal aangewend door de kredietnemer in het kader van zijn bedrijfs- of beroepsactiviteiten als rechtspersoon of als zelfstandige op een wijze die in het belang van de rechtspersoon is en rechtstreeks of onrechtstreeks bijdraagt tot de verwezenlijking van zijn maatschappelijk doel of, als het een zelfstandige betreft, op een wijze die hoofdzakelijk bijdraagt tot de verwezenlijking van zijn bedrijfs- of beroepsactiviteiten.
  De activiteit die het verstrekken door de kredietnemer van een of meer leningen of zekerheden omvat, kan niet gekwalificeerd worden als een ondernemingsdoel in de zin van artikel 8 van de Ordonnantie, tenzij het maatschappelijk doel van de kredietnemer uitsluitend of hoofdzakelijk de uitoefening van deze activiteit omvat.

Afdeling 7. - Bepalingen inzake bewijs en uitwisseling van informatie tussen overheden
Art.21. De kredietgevers die in toepassing van artikel 12 van de Ordonnantie recht hebben op het daarin toegekende jaarlijkse belastingkrediet, leveren het in artikel 11 van de Ordonnantie bedoelde vereiste bewijs door:
  1° voor het aanslagjaar dat verbonden is aan het belastbare tijdperk waarin de Proxi-lening werd gesloten, de geregistreerde Proxi-lening, haar aflossingstabel en de in artikel 9, vierde lid, van dit besluit bedoelde mededeling ter beschikking van de federale belastingadministratie te houden;
  2° in hun aangifte in de personenbelasting voor ieder belastbaar tijdperk waarvoor om het belastingkrediet verzocht wordt, de som van alle geleende of ter beschikking gestelde bedragen op 1 januari en op 31 december van het belastbare tijdperk in kwestie te vermelden in de daartoe in het aangifteformulier opgenomen vakken, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen de bedragen van de leningen die werden gesloten tijdens het betrokken belastbaar tijdperk en tijdens de twee voorgaande belastbare tijdperken, enerzijds, en de bedragen van de leningen die vroeger werden gesloten, anderzijds.
  De vermelde bedragen zijn de bedragen na aftrek van de aflossingen die al op de referentiedata werden terugbetaald. Voor de vaststelling van het terugbetaald kapitaalbedrag, houdt de kredietgever, naast de aflossingstabel, de rekeninguittreksels die betrekking hebben op de uitgevoerde terugbetalingen, ter beschikking van de federale belastingadministratie voor het aanslagjaar waarin deze bedragen in overweging worden genomen in de berekening van de aangegeven bedragen.
  Overeenkomstig artikel 12, § 6, derde lid, van de Ordonnantie worden de vermelde bedragen vastgesteld zonder rekening te houden met enige kwijtschelding van de schuldvordering op een Proxi-lening in het kader van een gerechtelijke reorganisatieprocedure;
  3° in het geval een door een gerechtelijke reorganisatieprocedure verlengde Proxi-lening, met toepassing van artikel 12, § 6, tweede lid, van de Ordonnantie, recht geeft op het jaarlijkse belastingkrediet bovenop de oorspronkelijk overeengekomen duur van de lening, ter beschikking van de federale belastingadministratie te houden:
  a) een kopie van de definitieve akte die de gevolgen van de gerechtelijke reorganisatie op de lening vermeldt;
  b) de informatie, bedoeld in artikel 12, § 2, vierde lid, waaruit blijkt dat het Fonds kennis heeft genomen van deze definitieve akte.

Art.22. § 1. Voor de toepassing van artikel 13 van de Ordonnantie, leveren de kredietgever of zijn rechtverkrijgenden het bewijs aan de hand van de in artikel 340 van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992 bedoelde bewijsmiddelen.
  De kredietgever houdt het bewijs waaruit blijkt dat een gedeelte of het geheel van de hoofdsom van de Proxi-lening definitief verloren is gegaan en, in voorkomend geval, de in artikel 15, § 2, derde lid, of in artikel 16, § 2, vierde lid, bedoelde mededeling van de schrapping ter beschikking van de federale belastingadministratie.
  Als het definitief verlies de kwijtschelding van de schuldvordering op een Proxi-lening in het kader van een gerechtelijke reorganisatieprocedure omvat of daaruit bestaat, houdt de kredietgever ter beschikking van de federale belastingadministratie:
  1° een kopie van de definitieve akte die de gevolgen van de gerechtelijke reorganisatie op de lening vermeldt;
  2° de informatie, bedoeld in artikel 12, § 2, vierde lid, waaruit blijkt dat het Fonds kennis heeft genomen van deze definitieve akte.
  De rechtverkrijgenden van een overleden kredietgever houden elk ter beschikking van de federale belastingadministratie:
  1° het bewijs waaruit blijkt dat een gedeelte of het geheel van de hoofdsom van de Proxi-lening definitief verloren is gegaan;
  2° in voorkomend geval, de in artikel 15, § 2, derde lid, of in artikel 16, § 2, vierde lid bedoelde mededeling van de schrapping;
  3° een afschrift van hetzij de verdelingsakte, hetzij een verklaring van de notaris die belast is met de verdeling, hetzij een verklaring ondertekend door alle erfgenamen, waaruit de identiteit van de rechtverkrijgenden en het door hen verkregen deel van de Proxi-lening duidelijk blijkt.
  § 2. De kredietgever vermeld in zijn aangifte van personenbelasting voor het belastbaar tijdperk waarvoor hij aanspraak maakt op het eenmalige belastingkrediet het definitief verloren bedrag. Daartoe gebruikt hij het toepasselijk invulvak op het aangifteformulier, naargelang de kredietnemer in de akte van de lening al dan niet heeft verklaard dat hij voorbeeldig is op sociaal of milieuvlak in de zin van artikel 9 van de Ordonnantie.
  Het belastbaar tijdperk waarvoor het belastingkrediet kan worden aangevraagd is, naargelang het geval:
  1° het belastbaar tijdperk waarin vaststaat dat een gedeelte of het geheel van de hoofdsom van de Proxi-lening definitief verloren is, overeenkomstig artikel 13, § 4, eerste lid, van de Ordonnantie;
  2° het belastbaar tijdperk aangegeven in artikel 13, § 5, derde lid, van de Ordonnantie.

Art.23. Het Fonds en de federale belastingadministratie komen overeen om samen te werken op het vlak van de overdracht van gegevens die de federale belastingadministratie nodig heeft om haar opdrachten in het kader van de belastingheffing en -invordering uit te voeren.

HOOFDSTUK III. - De burgerspaarregeling bij kredietcoöperaties met sociaal oogmerk
Afdeling 1. - Erkenning van de coöperaties en jaarverslag
Onderafdeling 1. - Voorwaarden en geldigheidsduur van de erkenning
Art.24. Het verkrijgen en het behouden van de erkenning aan de hand waarvan een coöperatie kan deelnemen aan de regeling waarin is voorzien in hoofdstuk III van de Ordonnantie zijn aan de volgende voorwaarden onderworpen:
  1° een van de hoofdactiviteiten van de coöperatie is het verlenen van kredieten aan ondernemingen of het verwerven van deelnemingen in het kapitaal of het eigen vermogen van ondernemingen;
  2° de coöperatie beschikt over een van de volgende erkenningen:
  a) de erkenning als `sociale onderneming' in de zin van de ordonnantie van 23 juli 2018 met betrekking tot de erkenning en de ondersteuning van de sociale ondernemingen;
  b) de erkenning volgens de voorwaarden van de wet van 20 juli 1955 houdende instelling van een Nationale Raad voor Coöperatie, het Sociaal Ondernemerschap en de Landbouwonderneming;
  c) een andere erkenning waaruit blijkt dat de criteria in artikelen 4 tot 6 van de ordonnantie van 23 juli 2018 met betrekking tot de erkenning en de ondersteuning van de sociale ondernemingen worden nageleefd;
  3° de coöperatie geniet een waarborg met de volgende eigenschappen:
  a) hij beperkt het risico op de activiteiten bedoeld in 1° ;
  b) hij komt niet van de coöperatie zelf;
  c) hij kan volledig of deels bestaan uit een Europese, federale of gewestelijke publieke of andere waarborg;
  d) hij kan volledig of deels bestaan uit persoonlijke of reële zekerheden in verband met de kredieten;
  e) hij dekt minstens 30% van het totale bedrag aan kredieten en deelnemingen van de coöperatie;
  4° de coöperatie heeft een ratio van minstens 70% tussen:
  a) de gemiddelde totale waarde van haar kredieten aan ondernemingen en deelnemingen;
  b) de waarde van haar eigen vermogen;
  5° de coöperatie heeft een ratio van minstens 90% tussen:
  a) de totale waarde van kredieten en deelnemingen van deze coöperatie ten opzichte van ondernemingen met een vestigingseenheid in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;
  b) de totale waarde van de aandelen van de coöperatie dankzij welke de houders ervan het belastingkrediet kunnen genieten waarin is voorzien in hoofdstuk III van de Ordonnantie;
  6° de coöperatie toont een gematigde loonspanning aan als ze berust op de erkenning bedoeld in 2°, b), en meerdere werknemers heeft.

Art.25. Voor de beoordeling van de voorwaarden bedoeld in artikel 24:
  1° is de waarde van de kredieten aan ondernemingen het uitstaande bedrag;
  2° is de waarde van een deelneming de laatste waardering of bij gebrek eraan de waarde bij de verwerving;
  3° is de waarde bedoeld in artikel 24, 5°, b), de waarde die is vastgesteld bij de laatste afgifte van fiscale attesten. Ze komt overeen met de som van de waarden die zijn vermeld op die fiscale attesten onder de rubriek "totale waarde". Die waarde kan worden gepreciseerd mits rechtvaardiging door de coöperatie.

Art.26. Voor de beoordeling van de voorwaarden bedoeld in artikel 24, 3° tot 5°, zijn de waarden bedoeld in 3°, e), 4°, a) en b), en in 5°, a), de gemiddelden van die waarden op 30 juni en 31 december van het jaar dat voorafgaat aan het jaar van de erkenning of de controle.
  In het geval van een controle naar aanleiding van de niet-naleving van de voorwaarde bedoeld in artikel 24, 3°, 4° of 5°, zijn de waarden bedoeld in 3°, e), 4°, a) en b), en 5°, a), de waarden die zijn vastgesteld voor een datum die maximaal zes maanden voorafgaat aan de datum van het verzoek om inlichtingen in het kader van die controle.

Art.27. Voor de beoordeling van de voorwaarde bedoeld in artikel 24, 5°, geldt bij wijze van uitzondering het volgende:
  1° bij de erkenning, indien de coöperatie niet heeft deelgenomen aan de regeling in de twee jaren voorafgaand aan de erkenning of indien zij nog geen fiscale attesten heeft afgeleverd, wordt deze voorwaarde als vervuld beschouwd; anders bedraagt de minimale ratio 10%;
  2° na één jaar erkenning bedraagt de minimale ratio 20%;
  3° na twee jaar erkenning bedraagt de minimale ratio 30%;
  4° na drie jaar erkenning bedraagt de minimale ratio 40%;
  5° na vier jaar erkenning bedraagt de minimale ratio 50%;
  6° na vijf jaar erkenning bedraagt de minimale ratio 60%;
  7° na zes jaar erkenning bedraagt de minimale ratio 70%;
  8° na zeven jaar erkenning bedraagt de minimale ratio 80%.

Art.28. De erkenning blijft geldig tot die wordt ingetrokken:
  1° op vraag van de coöperatie;
  2° in het geval dat een erkenningsvoorwaarde aanzienlijk en aanhoudend niet wordt nageleefd, vastgesteld volgens de procedure in artikel 36;
  3° indien de coöperatie de in dit besluit georganiseerde controle in overeenstemming met de Ordonnantie belemmert of er niet aan meewerkt.
  De erkenning loopt ook af wanneer de coöperatie wordt ontbonden.

Onderafdeling 2. - Erkenningsprocedure
Art.29. De directeur-diensthoofd Economie kan de krachtens dit besluit aan de hem toegekende bevoegdheden delegeren aan elk niveau A-personeelslid dat onder zijn hiërarchisch gezag staat.
  De directeur-generaal van BEW vervangt de directeur-diensthoofd Economie wanneer die afwezig is.

Art.30. De coöperatie die wil deelnemen aan de regeling bedoeld in hoofdstuk III van de Ordonnantie dient een erkenningsaanvraag in bij de directeur-diensthoofd Economie.
  De coöperatie voegt het volgende toe aan haar aanvraag:
  1° haar naam, haar ondernemingsnummer en eventueel haar handelsnaam;
  2° de identiteit van de contactpersoon, de hoedanigheid waarin die optreedt voor de coöperatie, zijn contactgegevens;
  3° haar gecoördineerde statuten;
  4° het bewijs dat zij een van de erkenningen heeft die zijn bedoeld in artikel 24, 2° ;
  5° het bewijs dat de coöperatie de voorwaarden bedoeld in artikel 24, 3° tot 5°, naleeft.
  BEW kan de lijst bepalen van de gedetailleerde gegevens die de coöperatie moet verstrekken, die noodzakelijk zijn om de inachtneming van de voorwaarden na te gaan.

Art.31. Binnen vijftien dagen na de ontvangst van de erkenningsaanvraag verzendt de directeur-diensthoofd Economie een ontvangstbevestiging aan de coöperatie.
  Indien de aanvraag niet volledig is, wordt de ontbrekende informatie in de ontvangstbevestiging opgesomd.
  Tijdens het onderzoek van de aanvraag kan de directeur-diensthoofd Economie aan de coöperatie alle informatie en bewijsstukken vragen die ze nuttig acht voor de beoordeling van de naleving van de erkenningsvoorwaarden.
  De coöperatie werkt mee aan het onderzoek van haar aanvraag door de gevraagde informatie en bewijsstukken te verstrekken binnen de door de directeur-diensthoofd Economie vastgestelde termijn.

Art.32. De directeur-diensthoofd Economie gaat na of de erkenningsvoorwaarden bedoeld in artikel 24 worden vervuld.
  Als de directeur-diensthoofd Economie vaststelt dat de aanvraag aan de erkenningsvoorwaarden voldoet, neemt hij een beslissing tot erkenning en brengt hij de coöperatie ervan op de hoogte.
  In het tegenovergestelde geval neemt hij een beslissing tot weigering van de erkenning en brengt hij de coöperatie ervan op de hoogte.
  Hij licht ook de minister bevoegd voor Economie in over deze beslissingen.

Onderafdeling 3. - Procedure voor de controle, schorsing en intrekking van de erkenning
Art.33. Overeenkomstig artikel 20, § 1, eerste lid, van de Ordonnantie controleren de Inspecteurs de naleving van de voorwaarden die betrekking hebben op de erkende coöperatie, de coöperant, de betrokken aandelen en hun plaatsing en volstorting.
  De Inspecteurs kunnen de verzoeken om informatie richten aan de coöperaties en aan de coöperanten die in aanmerking kunnen komen voor het in hoofdstuk III van de Ordonnantie voorziene belastingkrediet.
  De coöperatie en de coöperanten werken mee aan de controles door de gevraagde informatie mee te delen binnen een termijn van een maand te tellen vanaf de kennisgeving van de aanvraag. De Inspecteurs kunnen die termijn verlengen voor de verzoeken om informatie waaraan moeilijker kan worden voldaan.

Art.34. Indien de directeur-diensthoofd Economie vaststelt dat een coöperant die het belastingkrediet heeft genoten of dat wil genieten niet voldoet aan een voorwaarde om dat te kunnen genieten, buiten de voorwaarde dat hij onderworpen is aan de inkomstenbelasting van natuurlijke personen, als gevestigd in het Brussels Hoofdstedelijk overeenkomstig artikel 5/1, § 2, van de bijzondere financieringswet, brengt hij de coöperant ervan op de hoogte.
  Ook als een coöperant niet meewerkt aan een controle, zoals bepaald in artikel 33, van de in het eerste lid bedoelde voorwaarden, stelt de directeur-diensthoofd Economie de coöperant in kennis van zijn voornemen om hem om deze reden geen mogelijkheid te bieden om het belastingkrediet te genieten.
  De coöperant beschikt over een termijn van een maand vanaf de kennisgeving van de in het eerste of tweede lid bedoelde informatie om zijn opmerkingen aan de directeur-diensthoofd Economie toe te zenden.
  De mogelijke beslissing van de directeur-diensthoofd Economie om de coöperant niet de mogelijkheid te bieden een belastingkrediet te genieten voor ten minste een deel van de aandelen die hij bezit, wordt binnen 45 dagen na de datum van de afloop van de termijn van een maand voor het indienen van opmerkingen aan de coöperant en de betrokken coöperaties meegedeeld.
  Die beslissing wordt doorgegeven aan de federale belastingadministratie volgens de ermee overeengekomen modaliteiten.

Art.35. § 1. Indien de directeur-diensthoofd Economie vaststelt dat een van de erkenningsvoorwaarden van een coöperatie niet meer wordt vervuld, verzoekt hij de coöperatie de voorwaarde binnen een termijn van een maand te vervullen. De directeur-diensthoofd Economie kan die termijn verlengen voor de voorwaarden waaraan moeilijker kan worden voldaan.
  Ook als een coöperatie niet meewerkt aan een controle, zoals bepaald in artikel 33, stelt de directeur-diensthoofd Economie de coöperatie in kennis van zijn voornemen om haar erkenning te schorsen om deze reden en verzoekt hij de coöperatie om de samenwerking te hervatten.
  Indien de coöperatie aan het einde van de in het eerste lid bedoelde termijn niet heeft aangetoond aan de voorwaarde te voldoen of de samenwerking niet heeft hervat, naargelang van het geval, kan de directeur-diensthoofd Economie de erkenning ervan schorsen en stelt hij de coöperatie in dat geval ervan in kennis.
  § 2. De coöperatie waarvan de erkenning is geschorst, wordt voor de duur van de schorsing geschrapt van de in artikel 38 bedoelde lijst van erkende coöperaties.
  De aandelen die tijdens de schorsing worden geplaatst bij een coöperatie waarvan de erkenning is geschorst, geven geen recht op belastingvermindering zolang de erkenning is geschorst.
  De schorsing van de erkenning heeft geen gevolgen voor het recht op het belastingkrediet van coöperanten die vóór deze schorsing een aandeel hebben geplaatst.
  § 3. Wanneer de coöperatie waarvan de erkenning is geschorst, aantoont dat zij aan de erkenningsvoorwaarden voldoet, verleent de directeur-diensthoofd Economie de erkenning opnieuw.

Art.36. § 1. Na een schorsing van de erkenning van zes maanden vraagt de directeur-diensthoofd Economie aan de betrokken coöperatie of zij aan de erkenningsvoorwaarden voldoet. Hij brengt ze ervan op de hoogte dat indien dat niet het geval is, de erkenning zal worden ingetrokken en hij verzoekt de coöperatie hierover opmerkingen te maken.
  De coöperatie heeft vijftien dagen de tijd om te antwoorden aan de directeur-diensthoofd Economie. Zij kan vragen te worden gehoord door hem of door de medewerker die hij aanstelt om hem te vertegenwoordigen.
  § 2. Aan het eind van de in de eerste paragraaf, tweede lid, bedoelde termijn of na de hoorzitting als de coöperatie daarom heeft verzocht, trekt de directeur-diensthoofd Economie de erkenning in en stelt hij de coöperatie daarvan in kennis als de coöperatie niet aantoont dat aan de erkenningsvoorwaarden wordt voldaan.
  Overeenkomstig artikel 23, § 4, van de Ordonnantie genieten de coöperanten een laatste belastingkrediet voor het aanslagjaar dat overeenkomt met het belastbare tijdperk waarin de erkenning is ingetrokken. Het recht op belastingkrediet wordt echter weer ingesteld vanaf het belastbare tijdperk waarin de coöperatie opnieuw wordt erkend.
  In het geval dat de erkenning wordt ingetrokken, geven de aandelen die zijn volgestort tijdens een tijdperk waarin de erkenning is geschorst geen toegang tot het belastingkrediet wanneer de coöperatie een nieuwe erkenning krijgt.
  § 3. Als de coöperatie aantoont dat ze voldoet aan de erkenningsvoorwaarden heft de directeur-diensthoofd Economie de schorsing van de erkenning op.
  Als de schorsing van de erkenning wordt opgeheven, geven de aandelen die tijdens het tijdperk waarin de erkenning is geschorst, zijn volgestort toegang tot het belastingkrediet vanaf het belastbare tijdperk waarin de schorsing is opgeheven.
  § 4. In elk geval wordt het belastingkrediet overeenkomstig artikel 22, § 2, van de Ordonnantie slechts toegekend gedurende vijf opeenvolgende belastbare tijdperken, te beginnen met het tijdperk waarin het aandeel werd geplaatst.

Art.37. De erkenning wordt alleen geschorst of ingetrokken wegens de niet-naleving van een voorwaarde als ze in aanzienlijke mate en aanhoudend niet wordt nageleefd.
  De niet-naleving van een voorwaarde gedurende een periode van één maand of minder wordt niet als aanzienlijk en aanhoudend beschouwd.

Onderafdeling 4. - Lijst van erkende coöperaties
Art.38. Overeenkomstig artikel 20, § 1, eerste lid, van de Ordonnantie, houdt BEW op haar website een lijst van de erkende coöperaties bij.
  Elk jaar informeert BEW de federale belastingadministratie, volgens de met die laatste overeengekomen modaliteiten, over actieve, geschorste of ingetrokken erkenningen, alsook over de fiscale gevolgen van die situaties.

Onderafdeling 5. - Inkennisstelling van BEW door de coöperaties
Art.39. In geval van wijziging van de situatie met betrekking tot haar identificatie of een voorwaarde van haar erkenning, of in geval van tijdelijke of definitieve stopzetting van haar activiteiten, stelt de erkende coöperatie BEW daarvan onverwijld in kennis.
  BEW bevestigt de ontvangst van die informatie.

Art.40. Als een erkende coöperatie van oordeel is dat een coöperant die voldoet aan de andere voorwaarden om recht te hebben op het belastingkrediet, mogelijk een of meer van de aandelen heeft verworven in het kader van bedrijfs- of beroepsactiviteiten, wint hij hierover advies in bij BEW en leeft hij dat advies na.

Art.41. De coöperatie die fiscale attesten afgeeft, bezorgt BEW een jaarverslag over hetzelfde belastbare tijdperk, overeenkomstig artikel 20, § 2, eerste lid, van de Ordonnantie.
  Zij moet haar verslag uiterlijk op 30 juni van het jaar volgend op het belastbare tijdperk waarop het verslag betrekking heeft, bezorgen.
  Dat verslag bevat ten minste de volgende informatie:
  1° het totaalbedrag van de aandelen geplaatst tijdens de afgelopen belastbare periode waarvoor een fiscaal attest werd afgeleverd;
  2° het aantal coöperanten dat heeft deelgenomen aan de plaatsingen bedoeld in 1° ;
  3° het aantal coöperanten bedoeld in 2° voor wie dit de eerste plaatsing van aandelen van deze coöperatie is en het totale bedrag van de plaatsingen dat daarmee overeenstemt;
  4° het totaalbedrag van de aandelen waarvoor voor de afgelopen belastbare periode een fiscaal attest werd afgeleverd en het aantal betrokken coöperanten;
  5° het bedrag van de uitstaande kredieten toegekend aan ondernemingen met een vestigingseenheid in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest op 31 december van het desbetreffende belastbare tijdperk;
  6° het totaalbedrag van de deelnemingen in ondernemingen met een vestigingseenheid in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest op 31 december van het desbetreffende belastbare tijdperk;
  7° een becijferde beschrijving van het eventuele fenomeen van wederverkoop-herverwerving van aandelen met het oog op de verlenging van het fiscaal voordeel;
  8° de eventuele moeilijkheden die werden ondervonden bij de uitvoering van de regeling.

Afdeling 2. - Het fiscaal attest en het gebruik ervan
Art.42. § 1. Overeenkomstig artikel 21 van de Ordonnantie stelt elke erkende coöperatie een fiscaal attest op vóór 1 april van elk aanslagjaar waarin wordt aangegeven dat de coöperant in de afgesloten belastbare periode een of meer aandelen die recht geven op een belastingkrediet naargelang het geval heeft volgestort of bewaard en dat de coöperant die nog steeds in zijn bezit had op 31 december van die belastbare periode, tenzij hij in datzelfde belastbare tijdperk is overleden.
  De erkende coöperatie stelt dat attest enkel op indien:
  1° de coöperant een natuurlijke persoon is;
  2° de coöperant op 31 december van de afgesloten belastbare periode samen met zijn eventuele echtgenoot of wettelijk samenwonende partner rechtstreeks of onrechtstreeks:
  a) niet meer dan 10% van de aandelen of stemrechten van de coöperatie hield;
  b) geen rechten of effecten hield waarvan de uitoefening, omwisseling of conversie de drempeloverschrijding, vermeld in punt a), tot gevolg zou hebben;
  3° ze niet in kennis is gesteld door BEW dat de coöperant de betrokken aandelen heeft verworven in het kader van bedrijfs- of beroepsactiviteiten of dat hij om een andere reden het belastingkrediet niet kan genieten;
  4° de coöperant gedomicilieerd was in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest tijdens het belastbare tijdperk waarin de volstorting van de aandelen die in het attest worden vermeld, plaatsvond;
  5° bij haar weten de coöperant gedomicilieerd was in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest op 1 januari van het lopende aanslagjaar of om een andere reden onderworpen was aan de inkomstenbelasting van natuurlijke personen, als gevestigd in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest overeenkomstig artikel 5/1, § 2, van de bijzondere financieringswet.
  Als een coöperant verklaart te voldoen aan de onderwerpingsvoorwaarde bedoeld in het tweede lid, 5°, stelt de coöperatie het fiscaal attest op mits de coöperant voldoet aan de andere voorwaarden van het tweede lid.
  De coöperatie gebruikt het modelattest dat is vastgelegd in de bijlage van dit besluit.
  § 2. De coöperatie bezorgt het fiscaal attest aan de betrokken coöperant. Deze mededeling kan via een elektronisch communicatiemiddel gebeuren.
  De coöperatie bezorgt tegelijkertijd via elektronische weg het fiscaal attest aan de federale belastingadministratie volgens de erdoor vastgelegde modaliteiten.
  De coöperant houdt het attest ter beschikking van de federale belastingadministratie.

Art.43. Om het belastingkrediet te genieten, vult de coöperant die voldoet aan de voorwaarden van de Ordonnantie, in het daarvoor bestemde vak van het belastingaangifteformulier voor natuurlijke personen voor het belastbare tijdperk waarvoor hij over een fiscaal attest beschikt het bedrag in dat op dat fiscaal attest onder de rubriek "Totale waarde" is vermeld.
  Indien hij voldoet aan de voorwaarden ten aanzien van verschillende coöperaties vermeldt hij er de som van de bedragen van de verschillende fiscale attesten voor een bedrag van maximaal 100.000 euro.

HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen
Art.44. Het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 1 oktober 2020 tot uitvoering van de Proxi-lening wordt opgeheven.
  De Proxi-leningen die geregistreerd zijn voor de inwerkingtreding van dit besluit blijven echter onderworpen aan de bepalingen van het besluit dat het eerste lid opheft. De bepalingen van artikel 12, § 2, 21, 2° en 3°, en 22, § 1, derde lid, zijn niettemin van toepassing op deze leningen.

Art.45. Een coöperatie die op het moment van inwerkingtreding van dit besluit reeds deelneemt aan de regeling bedoeld in hoofdstuk III van de Ordonnantie dient binnen drie maanden na deze inwerkingtreding haar aanvraag tot erkenning in.
  Zij mag haar deelname voortzetten tot de kennisgeving van de beslissing inzake haar aanvraag tot erkenning.
  Indien zij geen erkenningsaanvraag indient binnen de drie maanden na de inwerkingtreding van dit besluit mag zij vanaf het einde van de termijn van drie maanden niet meer deelnemen aan de regeling. Artikel 36, § 2, tweede en derde lid, is dan mutatis mutandis van toepassing.

Art.46. Treden in werking op 1 maart 2024:
  1° dit besluit;
  2° hoofdstuk II en artikelen 25 en 26 van de Ordonnantie.

Art.47. De minister bevoegd voor Economie wordt belast met de uitvoering van dit besluit.

BIJLAGE.
Art. N.
  ATTEST 281.75 - VERWERVING VAN AANDELEN VAN KREDIETCOOPERATIES
  MET SOCIAAL OOGMERK
  1. Attestnummer:
  2. Kalenderjaar van de inkomsten waarop het attest betrekking heeft:
  3. Coöperatie die dit attest uitreikt
  * KBO-nr:
  * Naam van de coöperatie:
  * Straat en Nr./bus:
  * Postcode:
  * Gemeente:
  4. Coöperant
  * Naam:
  * Voornaam:
  * Straat en Nr./bus:
  * Postcode:
  * Gemeente:
  * Land:
  * Nationaalnummer:
  * of geboortedatum:
  5. Plaatsingen en belastingkrediet
  a) Waarde in euro bij verwerving van aandelen volgestort in [het jaar opgenomen in rubriek 2 min 4 jaar]:
  b) Waarde in euro bij verwerving van aandelen volgestort in [het jaar opgenomen in rubriek 2 min 3 jaar]:
  c) Waarde in euro bij verwerving van aandelen volgestort in [het jaar opgenomen in rubriek 2 min 2 jaar]:
  d) Waarde in euro bij verwerving van aandelen volgestort in [het jaar opgenomen in rubriek 2 min 1 jaar]:
  e) Waarde in euro bij verwerving van aandelen volgestort in [het jaar opgenomen in rubriek 2]:
  (Alleen de aandelen die de coöperant op 31 december [het jaar opgenomen in rubriek 2] nog in zijn bezit had, worden hier opgenomen, tenzij hij in [het jaar opgenomen in rubriek 2] is overleden.)
  f) Totale waarde (tot 100.000 euro verlaagd indien die dat bedrag overschrijdt):
  (Het bovenstaande bedrag "Totale waarde" is het bedrag dat moet worden vermeld in de belastingaangifte, opgeteld bij het overeenkomstige bedrag van eventuele fiscale attesten van andere coöperaties, en dan beperkt tot 100.000 euro.)
  g) Bedrag van het belastingkrediet voor dit aanslagjaar:
  (Het bovenstaande bedrag is alleen ter informatie vermeld. Het mag niet worden opgenomen in de belastingaangifte.)