18 JANUARI 2024. - Besluit van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie tot uitvoering van de ordonnantie van 20 juli 2023 betreffende het inburgerings- en begeleidingstraject voor nieuwkomers en buitenlandse personen
TITEL I. - Definities
Art. 1
TITEL II. - Het inburgeringstraject
HOOFDSTUK I. - De doelstellingen van het inburgeringstraject
Art. 2
HOOFDSTUK II. - De begunstigden van het inburgeringstraject
Art. 3-4
HOOFDSTUK III. - Informatie verstrekt door de gemeenten
Art. 5
HOOFDSTUK IV. - De organisatie van het inburgeringstraject
Afdeling 1. - Het onthaalprogramma
Onderafdeling 1. - Het onthaal
Art. 6-11
Onderafdeling 2. - De sociale balans
Art. 12
Onderafdeling 3. - De taalbalans
Art. 13
Onderafdeling 4. - De informatie over de rechten en plichten
Art. 14-16
Onderafdeling 5. - De begeleiding
Art. 17
Afdeling 2. - De opleiding over burgerschap
Onderafdeling 1. - Organisatie van de opleiding over burgerschap
Art. 18
Onderafdeling 2. - Inhoud van de opleiding over burgerschap
Art. 19
Onderafdeling 3. - De vrijstelling voor het volgen van een opleiding
Art. 20
Afdeling 3. - De taalopleiding
Onderafdeling 1. - Organisatie van de taalopleiding
Art. 21
Onderafdeling 2. - De vrijstelling voor het volgen van een opleiding
Art. 22
Afdeling 4. - Overeenkomsten
Art. 23
Afdeling 5. - Opschorting van het inburgeringstraject
Art. 24-27
Afdeling 6. - Attest van het volgen en beëindigen van het inburgeringstraject
Art. 28-29
Afdeling 7. - Afsluiting van het inburgeringstraject
Art. 30-32
HOOFDSTUK V. - Vrijstellingen
Art. 33-36
HOOFDSTUK VI. - Controle en sancties
Art. 37-44
TITEL III. - De erkende inrichters
HOOFDSTUK I. - Erkenning
Afdeling I. - Algemene erkenningsvoorwaarden
Art. 45
Afdeling 2. - Bijzondere erkenningsvoorwaarden
Onderafdeling 1. - Voorwaarden met betrekking tot het personeel
Art. 46-47
Onderafdeling 2. - Voorwaarden met betrekking tot de lokalen en de zichtbaarheid ervan
Art. 48-49
Onderafdeling 3. - Voorwaarden met betrekking tot de uitoefening van de opdrachten
Art. 50-53
HOOFDSTUK II. - Procedures voor de toekenning van de erkenning
Afdeling 1. - Oproep tot kandidaatstelling en kandidaatstellingsdossier
Art. 54
Afdeling 2. - Voorlopige erkenning
Onderafdeling 1. - Erkenningsaanvraag
Art. 55-57
Onderafdeling 2. - Behandeling van de aanvraag en voorlopige erkenning
Art. 58-60
Afdeling 3. - Definitieve erkenning
Art. 61-62
Afdeling 4. - Hernieuwing van de erkenning
Art. 63-64
Afdeling 5. - Wijziging van de erkenning
Art. 65-68
HOOFDSTUK III. - Opschorting en intrekking van de erkenning
Art. 69-70
HOOFDSTUK IV. - Subsidiëring
Art. 71-75
HOOFDSTUK V. - Activiteitenverslag
Art. 76
HOOFDSTUK VI. - Beroep
Art. 77
TITEL IV. - Inspectie en controle
Art. 78
TITEL V. - Evaluatie
Art. 79-83
TITEL VI. - Algemene en gemeenschappelijke bepalingen
Art. 84
TITEL VII. - Overgangsbepalingen
Art. 85-89
TITEL VIII. - Opheffings- en slotbepalingen
Art. 90-92
BIJLAGE.
Art. N
TITEL I. - Definities
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:
1° de ordonnantie: de ordonnantie van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van 20 juli 2023 betreffende het inburgerings- en begeleidingstraject voor nieuwkomers en buitenlandse personen;
2° de administratie: de Diensten van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie;
3° het ERK: het `Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor Talen: Leren, Onderwijzen, Beoordelen' van de Raad van Europa;
4° de maatschappelijk werker: de werknemer van de erkende inrichter die verantwoordelijk is voor de begeleiding en de opvolging van de begunstigde en wiens vereiste kwalificaties en diploma's zijn vermeld in bijlage 1;
5° VTE : voltijdsequivalent;
6° actief dossier: een dossier dat niet is opgeschort overeenkomstig artikel 26 en niet is afgesloten overeenkomstig artikelen 30 en 31;
7° de nieuwkomer: de nieuwkomer die onder de verplichting valt zoals bepaald in artikel 2, 1°, van de ordonnantie;
8° de buitenlandse persoon: de buitenlandse persoon bedoeld in artikel 2, 2°, van de ordonnantie;
9° de begunstigde: de begunstigde van het inburgeringstraject bedoeld in artikel 3 van de ordonnantie;
10° Ministers: de leden van het Verenigd College bevoegd voor Welzijn.
TITEL II. - Het inburgeringstraject
HOOFDSTUK I. - De doelstellingen van het inburgeringstraject
Art.2. Het doel van het inburgeringstraject is om de begunstigde te helpen zich beter te integreren in de Belgische samenleving. Het wil hem in staat stellen een zelfstandig leven te leiden en zijn sociale,economische en culturele participatie te vergroten, en de basisvaardigheden en -kennis te verwerven om dat te bereiken.
Die vaardigheden hebben betrekking op de vaardigheden die nodig zijn voor de sociale integratie van de begunstigde en de kennis van het Frans of Nederlands.
HOOFDSTUK II. - De begunstigden van het inburgeringstraject
Art.3. Erkende inrichters reserveren voldoende plaatsen om ervoor te zorgen dat nieuwkomers het inburgeringstraject kunnen volgen binnen de in artikel 7, § 2, van de ordonnantie bedoelde termijn.
Art.4. Als een buitenlandse persoon ervoor kiest om het inburgeringstraject op vrijwillige basis te volgen, zijn de modaliteiten identiek aan die van het traject dat wordt gevolgd door nieuwkomers, onder voorbehoud van het verplichte karakter, mogelijke opschortingen en gerelateerde sancties.
Die begunstigde is echter verplicht, overeenkomstig artikel 7, § 3, van de ordonnantie, om het inburgeringstraject te volgen binnen een termijn van achttien maanden na zijn inschrijving bij een erkende inrichter.
HOOFDSTUK III. - Informatie verstrekt door de gemeenten
Art.5. Om nieuwkomers te informeren over het verplichte karakter van het inburgeringstraject, de mogelijke sancties bij niet-naleving van die verplichting en de verschillende inrichters en hun respectieve opleidingsaanbod, overeenkomstig artikel 13 van de ordonnantie, overhandigt de gemeente elke nieuwkomer een informatiebrochure, waarin de verschillende trajecten van de verschillende inrichters op een gelijkwaardige manier worden beschreven. De gemeente verstrekt die informatie op een manier die toegankelijk is voor de nieuwkomer.
HOOFDSTUK IV. - De organisatie van het inburgeringstraject
Afdeling 1. - Het onthaalprogramma
Onderafdeling 1. - Het onthaal
Art.6. Begunstigden worden onthaald door de erkende inrichter van hun keuze.
Ze worden geïnformeerd over:
1° de doelstellingen en uitdagingen van het inburgeringstraject;
2° de kosteloosheid van het inburgeringstraject;
3° de praktische modaliteiten van de organisatie van het inburgeringstraject;
4° de modaliteiten voor de opschorting en afsluiting van hun dossier en de voorwaarden voor de uitreiking van de in artikelen 24, 7° en 8°, 28 en 29 bedoelde attesten;
5° de noodzaak om de erkende inrichter op de hoogte te stellen van eventuele veranderingen in hun persoonlijke, gezins- of beroepssituatie;
6° de verantwoordelijkheid van de erkende inrichter voor de verwerking van hun persoonsgegevens (doeleinden van de verwerking, ontvangers van de gegevens).
Art.7. Als de begunstigde beslist zich in te schrijven voor het inburgeringstraject dat wordt aangeboden door de erkende inrichter, zal hem worden gevraagd een overeenkomst te ondertekenen die al zijn rechten en plichten bevat, waarvan het model is opgenomen in een administratieve omzendbrief.
Art.8. Op het moment van inschrijving wordt een attest van regelmatige inschrijving opgesteld en aan de begunstigde gegeven.
Voor nieuwkomers dient dat attest om te bevestigen dat ze zich hebben ingeschreven voor een inburgeringstraject en voor buitenlandse personen dient dat attest om de begindatum van het inburgeringstraject te bevestigen.
Dat attest van regelmatige inschrijving bevat de volgende gegevens ter identificatie van de begunstigde: naam, voornaam, adres en rijksregisternummer. Het vermeldt ook de datum van inschrijving.
Het attest van regelmatige inschrijving moet door de nieuwkomer naar de gemeente worden gestuurd waar hij in het vreemdelingenregister is ingeschreven met het oog op de controle die bij artikel 14 van de ordonnantie is ingesteld.
Art.9. Tijdens hun eerste gesprek met een maatschappelijk werker krijgen de begunstigden afspraken om hun sociale balans en taalbalans op te stellen.
Art.10. Er wordt een vertrouwelijk individueel dossier geopend op naam van elke begunstigde, met de onderdelen `identiteit', `leven' en `traject'.
Het onderdeel `identiteit' bevat de gegevens ter identificatie van de begunstigde bedoeld in artikel 16, § 2, 1°, van de ordonnantie.
Het onderdeel `leven' bevat informatie over de gezinssituatie van de begunstigde, zijn socio-professionele en socio-economische situatie, gevolgde studies en opleidingen, taalvaardigheden, met name in het Frans of Nederlands, huisvestingsomstandigheden, toegang tot gezondheidszorg en sociaal netwerk.
Het onderdeel `traject' van het individuele dossier bevat alle informatie en documenten over het verloop van het inburgeringstraject van de begunstigde, met name de inschrijving voor en de voltooiing van de opleidingen die deel uitmaken van het traject, de verschillende attesten, opschortingen van het traject en de redenen daarvoor.
Art.11. Indien nodig doet de erkende inrichter een beroep op tolken om de communicatie met de begunstigde mogelijk te maken of te vergemakkelijken.
Onderafdeling 2. - De sociale balans
Art.12. De sociale balans wordt opgesteld door een maatschappelijk werker.
De balans is gebaseerd op informatie die door de begunstigde wordt verstrekt, met name over zijn gezins-, beroeps-, socio-economische, relationele, opleidings-, gezondheids-, invaliditeits- en huisvestingssituatie.
De sociale balans helpt bij het vaststellen van de verworvenheden en de noden van de begunstigde, die de basis zullen vormen van de aangeboden begeleiding.
Onderafdeling 3. - De taalbalans
Art.13. Het doel van de taalbalans is te bepalen of de begunstigde voldoet aan de vereisten van niveau A2 van het ERK in het Frans of het Nederlands, op basis van de informatie die is verzameld tijdens de sociale balans en een document waaruit het kennisniveau met betrekking tot het ERK blijkt, afgegeven door een erkende instantie of na het afleggen van een test georganiseerd door de erkende inrichter of door een instantie die bevoegd is voor de beoordeling van de taalbehoeften bedoeld in artikel 4, § 3, van de ordonnantie.
Na deze balans zal de begunstigde, indien nodig, naar een geschikte taalopleiding worden geleid.
Onderafdeling 4. - De informatie over de rechten en plichten
Art.14. Er wordt minstens tien uur informatie verstrekt over de rechten en plichten die ter zake gelden voor alle inwoners van het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad.
De erkende inrichter verstrekt die informatie collectief of individueel, indien nodig met behulp van audiovisuele middelen, een online opleiding of een derde met wie de erkende inrichter een samenwerkingsovereenkomst sluit overeenkomstig artikel 23.
Wanneer de informatie over de rechten en plichten collectief wordt verstrekt, mag ze aan niet meer dan vijfentwintig begunstigden tegelijk worden verstrekt.
Art.15. De informatie over de rechten en plichten omvat ten minste de volgende onderwerpen: de rechten en plichten die zijn vastgelegd in de Grondwet en het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, evenals de rechten en plichten van begunstigden op het gebied van gezondheid, huisvesting, werk, opleiding en onderwijs.
Art.16. De informatie over de rechten en plichten wordt gegeven in een taal die de begunstigde begrijpt, indien nodig met behulp van een tolk. Ze wordt ofwel afzonderlijk aangeboden ofwel geïntegreerd in de burgerschapsopleiding die voorzien is in artikel 18.
Onderafdeling 5. - De begeleiding
Art.17. Het inburgeringstraject is de gelegenheid om geïndividualiseerde begeleiding te bieden aan de begunstigde. Die begeleiding wordt gegeven door een maatschappelijk werker en is gericht op de behoeften die onder andere zijn vastgesteld in de sociale balans.
De begeleiding kan ook op een later moment worden aangeboden, in functie van de specifieke situatie van elke begunstigde, de levensgebeurtenissen die zich voordoen en het verzoek van de begunstigde.
De begeleiding bestaat uit een voortdurende beoordeling van de situatie van de begunstigde tijdens het hele inburgeringstraject, ondersteuning bij de stappen die hij zet op weg naar sociale en professionele integratie en, waar nodig, doorverwijzing naar andere diensten, inclusief voor het verbeteren van zijn taalvaardigheden.
Afdeling 2. - De opleiding over burgerschap
Onderafdeling 1. - Organisatie van de opleiding over burgerschap
Art.18. § 1. De opleiding over burgerschap duurt minimaal vijftig uur.
§ 2. De opleiding wordt gegeven aan groepen van maximaal twintig begunstigden door een opleider met pedagogische vaardigheden die in het bezit is van een getuigschrift van een opleiding tot opleider over burgerschap uitgereikt door een erkende opleidingsorganisatie, en van een geldig getuigschrift van voortgezette opleiding uitgereikt door hetzelfde type organisatie.
De opleider maakt deel uit van het personeel van de erkende inrichter. Hij kan ook een onafhankelijke derde zijn of een personeelslid van een operator waarmee de erkende inrichter een samenwerkingsovereenkomst sluit overeenkomstig Art. 23. In die gevallen blijven de voorwaarden inzake de vaardigheden en opleiding van de opleider behouden.
§ 3. De vorm en inhoud van het programma van de opleiding over burgerschap worden aangeboden in functie van de begunstigde.
Dat houdt onder andere het volgende in:
1° een gedifferentieerd aanbod van het opleidingsprogramma voorzien, rekening houdend met de verschillende trajecten en ambities van de begunstigden om zo goed mogelijk aan hun verwachtingen en aspiraties te voldoen;
2° de toegankelijkheid zo goed mogelijk garanderen door ook avond- of weekendlessen of online opleidingen te organiseren;
3° opleidingen aanbieden in een taal die begrepen wordt door of toegankelijk is voor de begunstigde, indien nodig met behulp van een tolk.
Onderafdeling 2. - Inhoud van de opleiding over burgerschap
Art.19. De opleiding over burgerschap is gericht op het behalen van de doelstellingen van het inburgeringstraject zoals gedefinieerd in artikel 4 van de ordonnantie.
De opleiding handelt op zijn minst over de volgende thema's: de geschiedenis van België, met inbegrip van de migratiegeschiedenis, de politieke en institutionele organisatie van België, de geografie van België, het multiculturele karakter van België, de sociaal-economische organisatie van België, het Belgische socialezekerheidssysteem, de organisatie van de arbeidsmarkt en de participatiemodaliteiten.
Onderafdeling 3. - De vrijstelling voor het volgen van een opleiding
Art.20. Begunstigden die kunnen aantonen dat ze in België een opleiding over burgerschap of een cursus van sociale integratie van minimaal vijftig uur, georganiseerd of gesubsidieerd door andere entiteiten, hebben gevolgd, kunnen worden vrijgesteld van het volgen van de informatie over de rechten en plichten en van de opleiding over burgerschap.
Afdeling 3. - De taalopleiding
Onderafdeling 1. - Organisatie van de taalopleiding
Art.21. De taalopleiding is gericht op het leren van het Frans of het Nederlands en wordt gegeven door organisaties die erkend zijn voor taalopleidingen op elementair niveau in het Frans of het Nederlands als vreemde taal, zoals bedoeld in artikel 4, § 3, van de ordonnantie.
De taalopleiding wordt in functie van de taalbalans aangeboden aan begunstigden die geen vaardigheden op niveau A2 van het ERK hebben om hen de mogelijkheid te bieden dat niveau te bereiken.
In het geval van een begunstigde die de basistalen en basiskennis die overeenstemmen met het getuigschrift van basisonderwijs in geen enkele taal beheerst, dient de aangeboden opleiding enkel voor de mondelinge vaardigheden de mogelijkheid te bieden het niveau A2 van het ERK te bereiken.
Onderafdeling 2. - De vrijstelling voor het volgen van een opleiding
Art.22. Begunstigden die kunnen aantonen of worden getest als zijnde in het bezit van de in onderafdeling 1 genoemde vaardigheidsniveaus, zijn vrijgesteld van een taalopleiding.
De inrichter kan de begunstigde doorverwijzen naar een andere taalopleiding die aansluit bij zijn aspiraties.
Afdeling 4. - Overeenkomsten
Art.23. De erkende inrichter sluit een overeenkomst met de derden aan wie hij de uitvoering van zijn opdrachten toevertrouwt in het kader van de elementen bedoeld in artikel 4, § 3, 1° en 3°, van de ordonnantie en aan wie hij de taalopleiding delegeert.
De overeenkomst bevat ten minste de namen, adressen en contactgegevens van de partijen, hun eventuele erkenning, de overheid die de erkenning heeft verleend en de auditmethoden waarmee de erkende inrichter de kwaliteit van de aangeboden opleidingen kan garanderen.
In de overeenkomst worden ook de modaliteiten en termijnen vastgelegd voor het indienen van de informatie waarmee de erkende inrichter het traject van de begunstigde kan bijhouden en de in dit besluit bedoelde attesten kan afgeven. Die termijn mag niet langer zijn dan zeven dagen vanaf het einde van de aan een begunstigde verstrekte opleiding.
Afdeling 5. - Opschorting van het inburgeringstraject
Art.24. § 1. De nieuwkomer kan in de volgende gevallen een opschorting verkrijgen van de verplichting om het inburgeringstraject te volgen:
1° als en zolang de nieuwkomer werkt of een opleiding volgt en aan de hand van zijn uurrooster van het werk of de opleiding kan bewijzen dat hij zijn werk of opleiding niet kan combineren met het volgen van een inburgeringstraject. De nieuwkomer moet deze situatie om de zes maanden bewijzen aan de hand van zijn uurrooster van het werk of de opleiding en het uurrooster van het inburgeringstraject;
2° in geval van ziekte of tijdelijk verblijf in het buitenland om medische redenen, voor een totale periode van minstens een maand. In dit geval moet de nieuwkomer een medisch attest voorleggen waarin de periode van de om medische redenen vereiste opschorting wordt vermeld;
3° in geval van de geboorte van een kind, gedurende drie maanden na de geboorte. Voor de moeder is er een mogelijkheid tot verlenging op basis van een medisch attest zolang ze borstvoeding geeft, tot een maximum van negen maanden;
4° als het verblijf of het verblijfsrecht van de nieuwkomer in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad wordt onderbroken, voor de duur van die onderbreking;
5° als de nieuwkomer bijstand, verzorging of palliatieve zorgen verleent aan een familielid of een persoon die onder hetzelfde dak woont. In dit geval moet hij een door de behandelend arts van de patiënt afgegeven attest verstrekken waaruit blijkt dat hij zich bereid heeft verklaard om die bijstand, verzorging of palliatieve zorgen te verlenen. De nieuwkomer moet dit attest, zolang nodig, om de zes maanden voorleggen;
6° als de nieuwkomer kan aantonen dat een familielid in opgaande of neergaande lijn of zijn echtgeno(o)t(e) of wettelijk of feitelijk samenwonende partner is overleden. De opschorting wordt verleend voor maximaal twee maanden;
7° als de nieuwkomer kan aantonen dat hij al een inburgeringstraject aan het volgen is bij een inrichter die erkend is door de Vlaamse Gemeenschap, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie of het Waals Gewest. Hij legt hiertoe een attest voor van de inrichter van het inburgeringstraject waarin de duur van het inburgeringstraject vermeld staat. De opschorting wordt verleend voor de in het attest vermelde duur, en kan worden verlengd op basis van een nieuw attest van de inrichter van het inburgeringstraject;
8° als de inrichter van het traject aantoont dat de nieuwkomer op een wachtlijst staat bij gebrek aan beschikbare plaatsen. De opschorting wordt verleend voor maximaal zes maanden en kan worden verlengd met telkens maximaal zes maanden, op basis van een attest van de inrichter;
9° als de nieuwkomer die een kind ten laste heeft dat op basis van zijn leeftijd niet aan de leerplicht is onderworpen en te jong is om naar de kleuterschool of naar een onthaalklas te gaan, kan aantonen dat hij redelijkerwijs niet over opvangmogelijkheden beschikt. Dat bewijs kan hij leveren door aan te tonen dat hij op de wachtlijst van minstens drie kinderopvanglocaties staat. De opschorting wordt toegekend voor zes maanden, en kan eenmaal worden verlengd met zes maanden.
2 § . De in artikel 5, § 1, en artikel 7, § 2, van de ordonnantie vastgestelde termijnen worden verlengd in de in paragraaf 1 bedoelde gevallen.
Art.25. De nieuwkomer legt het bewijs van opschorting voor aan de gemeente, behalve als de opschorting blijkt uit het Rijksregister.
Art.26. Een dossier wordt opgeschort:
1° Voor nieuwkomers:
- in de gevallen en voor de duur als bepaald in artikel 24;
- een maand nadat er geen reactie is gekomen op de brief van de erkende inrichter:
* aan het einde van de in het eerste streepje bedoelde opschortingsperiode, waarna de nieuwkomer zijn traject niet hervat;
* omdat men niet aanwezig is bij geplande afspraken of opleidingen.
2° Voor buitenlandse personen: in geval van tijdelijke onmogelijkheid om het traject te volgen gedurende maximaal zes maanden wegens tewerkstelling, opleiding, gezondheid, onderbreking van het verblijf in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, geboorte van een kind en borstvoeding in het geval van de moeder, om bijstand, verzorging of palliatieve zorgen te verlenen aan een familielid of een persoon die onder hetzelfde dak woont, in geval van overlijden van een familielid in opgaande of neergaande lijn of van de echtgeno(o)t(e) of wettelijk samenwonende partner, in geval van onmogelijkheid om het traject te volgen wegens het ontbreken van een oplossing voor de opvang van een kind dat te jong is om naar school te gaan.
In de in het eerste lid, 2°, bedoelde situaties stelt de begunstigde de erkende inrichter in kennis van de duur van de onmogelijkheid om het traject te volgen. De begunstigde kan die duur verlengen of vernieuwen door de erkende inrichter daarvan in kennis te stellen, op voorwaarde dat de gecumuleerde duur van de opschortingen niet meer dan zes maanden bedraagt.
Art.27. De in artikel 26, eerste lid, 1°, tweede streepje, bedoelde brief van de erkende inrichter waarin de begunstigde van een eventuele opschorting van zijn dossier in kennis wordt gesteld, wordt uiterlijk één maand na afloop van een opschortingsperiode of afwezigheid bij een gesprek of een geplande opleiding verzonden en na minstens één poging om opnieuw contact op te nemen via telefoon of e-mail.
Afdeling 6. - Attest van het volgen en beëindigen van het inburgeringstraject
Art.28. Tijdens het hele traject en op verzoek van de begunstigde is de erkende inrichter verplicht om attesten te verstrekken met betrekking tot de door de begunstigde gevolgde of voltooide onderdelen van het traject.
Art.29. Wanneer de drie onderdelen van het inburgeringstraject (onthaal, opleiding over burgerschap en taalopleiding) zijn voltooid en de begunstigde ten minste 80% van elke opleiding heeft bijgewoond, wordt een attest van beëindiging van het traject afgegeven. Op dat attest staat dat de begunstigde het inburgeringstraject met succes heeft gevolgd.
Dat attest bevat ten minste de volgende gegevens ter identificatie van de begunstigde: naam, voornaam, adres en rijksregisternummer.
Afdeling 7. - Afsluiting van het inburgeringstraject
Art.30. Wanneer een attest van beëindiging van het traject is afgegeven, wordt het dossier afgesloten.
Art.31. Een dossier wordt ook afgesloten voor buitenlandse personen:
1° die de erkende inrichter op de hoogte brengen van hun wens om het inburgeringstraject stop te zetten;
2° die verhuizen naar een ander taalgebied of naar het buitenland;
3° die de verplichtingen uit hun overeenkomst niet nakomen;
4° van wie de opschortingsperiode, afzonderlijk of cumulatief, langer duurt dan zes maanden of als ze niet reageren binnen een maand nadat de erkende inrichter hen een brief heeft gestuurd omdat ze het inburgeringstraject niet hebben hervat na het verstrijken van de opschortingsperiode.
In al die situaties kan de buitenlandse persoon later een nieuwe inschrijving aanvragen.
Art.32. De in artikel 31, eerste lid, 4°, bedoelde brief van de erkende inrichter waarin de buitenlandse persoon van een eventuele afsluiting van zijn dossier in kennis wordt gesteld, wordt verzonden nadat de erkende inrichter minstens één poging heeft gedaan om telefonisch of per e-mail contact op te nemen met de betrokken begunstigde.
HOOFDSTUK V. - Vrijstellingen
Art.33. Op basis van artikel 5, § 2, 6°, van de ordonnantie zijn nieuwkomers vrijgesteld van de verplichting om een inburgeringstraject te volgen als ze al in het bezit zijn van:
1° een attest van het volgen van een inburgeringstraject uitgereikt door de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, de Franse Gemeenschapscommissie, de Vlaamse Gemeenschap of het Waals Gewest; in een omzendbrief wordt gespecificeerd welke attesten geldig zijn als attest van het volgen van een inburgeringstraject;
2° een attest van het volgen van een cursus Frans of Nederlands als vreemde taal tot niveau A2 van het Europees referentiekader, gecombineerd met een attest van het volgen van een opleiding over burgerschap georganiseerd of gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap, het Waals Gewest, de Franse Gemeenschapscommissie, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie of de Duitstalige Gemeenschap.
Art.34. Buitenlandse personen van wie de reden van verblijf enkel gebaseerd is op werk, studie, onderwijs, opleiding, stage, uitwisseling of vrijwilligerswerk in België overeenkomstig de regelgeving betreffende de inschrijving in het Rijksregister en het verblijf van vreemdelingen in België, en van wie het verblijfsrecht beperkt is tot de duur van de betreffende activiteit, zijn vrijgesteld van de verplichting om een inburgeringstraject te volgen op grond van het voorlopig karakter van het verblijf.
Art.35. Personen die tijdelijke bescherming genieten op basis van Richtl?n 2001/55/EG van de Raad van 20 juli 2001 betreffende minimumnormen voor het verlenen van tijdelijke bescherming in geval van massale toestroom van ontheemden en maatregelen ter bevordering van een evenwicht tussen de inspanning van de lidstaten voor de opvang en het dragen van de consequenties van de opvang van deze personen, bedoeld in artikel 57/29 tot en met 57/36 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, zijn vrijgesteld van de verplichting om een inburgeringstraject te volgen op grond van het voorlopig karakter van het verblijf.
Art.36. De nieuwkomer legt het bewijs van vrijstelling voor aan de gemeente, behalve als de vrijstelling blijkt uit het Rijksregister.
HOOFDSTUK VI. - Controle en sancties
Art.37. § 1. Op grond van artikel 14, § 1, van de ordonnantie controleert de gemeente, zes maanden na de inschrijving van de nieuwkomer in het vreemdelingenregister, of de nieuwkomer een attest van regelmatige inschrijving heeft ingediend. Als dat niet het geval is, stuurt de gemeente de nieuwkomer overeenkomstig artikel 14, § 2, van de ordonnantie een schriftelijke aanmaning om zich binnen de twee maanden in regel te stellen.
De nieuwkomer stelt zich in regel door een attest van regelmatige inschrijving in te dienen.
Als de nieuwkomer zich niet in regel stelt, maakt de gemeente het dossier over aan de administratie overeenkomstig artikel 14, § 3, van de ordonnantie.
§ 2. Op grond van artikel 14, § 1, van de ordonnantie controleert de gemeente, achttien maanden na de inschrijving van de nieuwkomer bij een erkende inrichter, of de nieuwkomer een attest van beëindiging van het traject heeft ingediend. Als dat niet het geval is, stuurt de gemeente de nieuwkomer overeenkomstig artikel 14, § 2, van de ordonnantie een schriftelijke aanmaning om zich binnen de twee maanden in regel te stellen.
De nieuwkomer stelt zich in regel door een attest van beëindiging van het traject in te dienen.
Als de nieuwkomer zich niet in regel stelt, maakt de gemeente het dossier over aan de administratie overeenkomstig artikel 14, § 3, van de ordonnantie.
§ 3. Als de nieuwkomer aantoont dat hij zich in een van de in Art. 24 beschreven gevallen bevindt die hem recht geven op een opschorting van de verplichting, worden de in de paragrafen 1 en 2 vermelde termijnen verlengd met de termijn van de opschorting waarop de nieuwkomer recht heeft overeenkomstig Art. 24.
§ 4. Als de nieuwkomer aantoont dat hij is vrijgesteld van de verplichting om een inburgeringstraject te volgen, op grond van artikel 5 van de ordonnantie of Art. 33 tot Art. 35 van dit besluit, dient de gemeente geen controles meer uit te voeren zoals bepaald in artikel 14 van de ordonnantie.
§ 5. Als een nieuwkomer verhuist naar een andere gemeente in het tweetalige gebied van Brussel-Hoofdstad, wordt de controle overgenomen door de gemeente naar waar de nieuwkomer is verhuisd. De termijn van zes maanden begint te lopen vanaf de inschrijving in het vreemdelingenregister van de eerste gemeente waar de nieuwkomer woonde.
Art.38. Als de gemeente overeenkomstig artikel 14, § 3, van de ordonnantie het dossier overmaakt aan de administratie omdat de nieuwkomer niet voldoet aan de verplichting om het inburgeringstraject te volgen, wordt dat dossier overeenkomstig artikel 15 van de ordonnantie behandeld door de ambtenaar die daartoe werd aangeduid door het Verenigd College, hierna de handhavingsambtenaar genoemd.
Art.39. Na ontvangst van het dossier van de gemeente, licht de handhavingsambtenaar de nieuwkomer in van zijn voornemen om een administratieve geldboete op te leggen. De kennisgeving moet minstens volgende elementen bevatten:
1° de bepaling(en) die de betrokkene niet naleeft, een uiteenzetting van de feiten die een inbreuk kunnen vormen en het bedrag van de administratieve geldboete waartoe de inbreuk kan leiden;
2° de melding dat de betrokkene zijn verweermiddelen schriftelijk kan uiteenzetten binnen vijftien werkdagen na de kennisgeving en dat hij binnen dezelfde termijn schriftelijk om een hoorzitting kan verzoeken;
3° de melding dat de betrokkene zich kan laten bijstaan of vertegenwoordigen door een raadsman;
4° de melding dat er een mogelijkheid is om zich te laten bijstaan door een tolk, als de betrokkene daarom verzoekt;
5° de melding dat de betrokkene of zijn raadsman het recht heeft om zijn dossier in te zien, alsook het tijdstip en de plaats waar dit kan worden ingezien.
Art.40. Als de nieuwkomer heeft verzocht om een hoorzitting zoals vermeld in artikel 15, § 2, gelden de volgende regels:
1° de handhavingsambtenaar nodigt de nieuwkomer uit op de hoorzitting. Die uitnodiging wordt verstuurd binnen de vijftien dagen na ontvangst van het schriftelijk verzoek om een hoorzitting. De hoorzitting vindt plaats binnen de maand na ontvangst van het verzoek om een hoorzitting;
2° de handhavingsambtenaar zorgt in voorkomend geval voor bijstand van een tolk;
3° de handhavingsambtenaar maakt een verslag van de hoorzitting.
Art.41. De handhavingsambtenaar beslist of er aan de nieuwkomer een administratieve geldboete wordt opgelegd en bepaalt het bedrag daarvan, overeenkomstig artikel 15 van de ordonnantie. Hij houdt hierbij rekening met de ernst van de inbreuk en, in voorkomend geval, met verzachtende omstandigheden.
Hij licht de nieuwkomer per aangetekend schrijven in van zijn beslissing, binnen de maand na de hoorzitting of binnen de maand na ontvangst van de schriftelijke uiteenzetting van de verweermiddelen of binnen de maand na het verlopen van de termijn bepaald in artikel 15, al naargelang het geval. De kennisgeving bevat minstens:
1° de bepaling(en) die de betrokkene niet heeft nageleefd, een uiteenzetting van de feiten die een inbreuk vormen en het bedrag van de administratieve geldboete die wordt opgelegd;
2° de motivering van de beslissing tot het opleggen van een administratieve geldboete en van de bepaling van het bedrag ervan;
3° de termijn waarbinnen en de wijze waarop de administratieve geldboete betaald dient te worden;
4° de wijze waarop tegen de beslissing beroep kan worden ingesteld;
5° de verwijzing naar het verslag van de hoorzitting en de mogelijkheid om het verslag op te vragen.
Als er werd beslist om geen administratieve geldboete op te leggen, bevat de kennisgeving van de beslissing enkel de bepaling(en) die de betrokkene niet heeft nageleefd, een uiteenzetting van de feiten die een inbreuk vormen en de motivering waarom er geen administratieve geldboete wordt opgelegd. De kennisgeving bevat ook een termijn binnen dewelke de nieuwkomer zich in regel moet stellen. De handhavingsambtenaar brengt de gemeente hiervan op de hoogte.
Art.42. De administratieve geldboete moet worden betaald binnen dertig dagen nadat de beslissing definitief is geworden.
De beslissing is definitief aan het einde van de termijn voor beroep bij de Raad van State of, in het geval van een dergelijk beroep, wanneer de uitspraak over de procedure tot nietigverklaring is gedaan.
Art.43. Als de nieuwkomer in gebreke blijft en de administratieve geldboete niet betaalt, wordt die geldboete bij dwangbevel ingevorderd door de door het Verenigd College aangeduide ambtenaar.
Art.44. § 1. Als de handhavingsambtenaar geen attest ontvangt zoals bedoeld in artikel 15, § 1, 2°, van de ordonnantie, worden Art. 38 tot en met Art. 43 opnieuw toegepast.
§ 2. Als de handhavingsambtenaar een attest ontvangt zoals bedoeld in artikel 15, § 1, 2°, van de ordonnantie, verwittigt hij de gemeente, die aan de nieuwkomer een opschorting van de verplichting toekent overeenkomstig artikel 24, 7°. Uiterlijk aan het einde van de opschortingsperiode moet de nieuwkomer zijn inburgeringstraject hebben afgerond. Als dat niet het geval is, begint de gemeente opnieuw met de procedure van artikel 14, § 2 en § 3, van de ordonnantie.
TITEL III. - De erkende inrichters
HOOFDSTUK I. - Erkenning
Afdeling I. - Algemene erkenningsvoorwaarden
Art.45. § 1. Naast de voorwaarden in artikel 10 van de ordonnantie moet de erkende inrichter, om te worden erkend en de erkenning te behouden, voldoen aan de volgende algemene voorwaarden:
1° de vertrouwelijkheid in de organisatie van zijn lokalen garanderen;
2° een verzekeringscontract voor burgerlijke beroepsaansprakelijkheid afsluiten;
3° een brandverzekering afsluiten ;
4° bewijs leveren van naleving van de brandveiligheidsnormen.
§ 2. Een erkende inrichter die voor de uitvoering van zijn opdrachten op het gebied van de opleiding over burgerschap een overeenkomst sluit met een door een andere overheidsinstantie erkende inrichter, wordt slechts geacht zelf zijn opdrachten uit te voeren voor zover de uitvoering van die opdrachten in overeenstemming is met de ordonnantie en dit besluit.
Afdeling 2. - Bijzondere erkenningsvoorwaarden
Onderafdeling 1. - Voorwaarden met betrekking tot het personeel
Art.46. § 1. De erkende inrichter werkt minstens met een als volgt samengesteld team dat aangeworven wordt op basis van arbeidsovereenkomsten en waarvan het aantal leden varieert afhankelijk van het aantal actieve dossiers waarvoor hij erkend is. Dat aantal wordt berekend op basis van het gemiddelde aantal actieve dossiers per dag van het jaar.
Categorie | Aantal actieve dossiers | Personeel |
I | Tot 500 | Basisteam: 1 VTE directeur 5 VTE maatschappelijk werkers 1 VTE secretariaat/onthaal |
II | Tussen 501 en 1.000 | Basisteam: 1 VTE directeur 5 VTE maatschappelijk werkers 1 VTE secretariaat/onthaal |
+ 1 VTE/100 bijkomende actieve dossiers | ||
III | Tussen 1.001 en 1.500 | Basisteam: 1 VTE directeur 10 VTE maatschappelijk werkers 1 VTE secretariaat 1 VTE onthaal |
+ 1 VTE/100 bijkomende actieve dossiers | ||
IV | Tussen 1.501 en 2.000 | Basisteam: 1 VTE directeur 15 VTE maatschappelijk werkers 1 VTE secretariaat 1 VTE onthaal |
+ 1 VTE/100 bijkomende actieve dossiers |
Catégorie | Nombre de dossiers actifs | Personnel |
I | Jusqu'à 500 | Equipe de base : 1ETP directeur 5ETP travailleur social 1ETP secrétariat/accueil |
II | Entre 501 et 1000 | Equipe de base : 1ETP directeur 5ETP travailleur social 1ETP secrétariat/ accueil |
+ 1 ETP/ 100 dossiers actifs supplémentaires | ||
III | Entre 1001 et 1500 | Equipe de base : 1ETP directeur 10ETP travailleur social 1ETP secrétariat 1ETP accueil |
+ 1 ETP/ 100 dossiers actifs supplémentaires | ||
IV | Entre 1501 et 2000 | Equipe de base : 1ETP directeur 15ETP travailleur social 1ETP secrétariat 1ETP accueil |
+ 1 ETP/ 100 dossiers actifs supplémentaires |
Categorie | Aantal actieve dossiers waarvoor de erkenning is verleend | Bedrag van de jaarlijkse forfaitaire subsidie: |
I | Tot 500 | € 675 000 |
II | Tot 1.000 | € 1 130 000 |
III | Tot 1.500 | € 1 630 000 |
IV | Tot 2.000 | € 2 080 000 |
Catégorie | Nombre de dossiers actifs pour lequel l'agrément est délivré | Montant de la subvention annuelle forfaitaire : |
I | Jusqu'à 500 | 675 000 € |
II | Jusqu'à 1000 | 1 130 000 € |
III | Jusqu'à 1500 | 1 630 000 € |
IV | Jusqu'à 2000 | 2 080 000 € |
Functie | Minimaal vereiste kwalificatie | Bijzondere vereisten |
Directeur | Master of licentiaat | 3 jaar nuttige ervaring als coördinator |
Professionele bachelor of niet-universitair hoger onderwijs | 10 jaar nuttige ervaring als coördinator | |
Maatschappelijk werker | Professionele bachelor of niet-universitair hoger onderwijs in een sociale, juridische, psychologische of pedagogische richting | |
Professionele bachelor | 1 jaar nuttige ervaring in de sociale sector of met nieuwkomers | |
Administratief secretaris/secretaresse | Getuigschrift Hoger Secundair Onderwijs (GHSO) | |
Onthaalmedewerker | Getuigschrift van het Secundair Onderwijs van de Tweede Graad (GSOTG) |