21 DECEMBER 2023. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 november 2011 houdende veiligheidsvoorschriften voor kerninstallaties met betrekking tot het beheer van interne en externe bedreigingen voor de vermogensreactoren en tot aanbrenging van diverse bijwerkingen daarin
Art. 1-26
Artikel 1. Dit besluit voorziet in de gedeeltelijke omzetting van de richtlijn 2014/87/Euratom van de Raad van 8 juli 2014 houdende wijziging van Richtlijn 2009/71/Euratom tot vaststelling van een communautair kader voor de nucleaire veiligheid van kerninstallaties.
Art.2. In artikel 1 van het koninklijk besluit van 30 november 2011 houdende veiligheidsvoorschriften voor kerninstallaties, gewijzigd bij koninklijke besluiten van 10 augustus 2015, 29 mei 2018, 9 oktober 2018, 19 februari 2020 en 21 juli 2023 worden volgende wijzigingen aangebracht:
1° in punt 31° worden de woorden "gebeurtenissen van natuurlijke oorsprong, zowel deze die in de ontwerpbasis als deze die bij de ontwerpuitbreiding werden opgenomen" vervangen door de woorden "interne of externe bedreigingen";
2° de bepalingen onder de punten 35° en 36° worden ingevoegd, luidende:
"35° Leiderschap: het vermogen van een individu om andere individuen of groepen van individuen te leiden, te motiveren en te beïnvloeden om gemeenschappelijke doelen, waarden en gedragingen te kunnen delen.
36° Menselijke en organisatorische factoren : factoren die een positieve of negatieve invloed hebben op de menselijke prestaties in een bepaalde situatie, aangezien veiligheid het resultaat is van de interactie tussen mens, technologie en organisatie.".
Art.3. In artikel 2 van hetzelfde besluit, vervangen bij koninklijk besluit van 19 december 2014 en gewijzigd bij koninklijke besluiten van 10 augustus 2015, 29 mei 2018 en 21 juli 2023 wordt na het eerste lid een lid ingevoegd luidende:
"Artikel 17 van dit besluit is van toepassing, onverminderd de bepalingen van de Codex over het welzijn op het werk, Boek III. - Arbeidsplaatsen, Titel 3.- Brandpreventie op de arbeidsplaatsen en de bepalingen van het koninklijk besluit van 7 juli 1994 tot vaststelling van de basisnormen voor de preventie van brand en ontploffing waaraan de gebouwen moeten voldoen.".
Art.4. In artikel 3/1, derde lid van hetzelfde besluit, ingevoegd bij koninklijk besluit van 9 oktober 2018, wordt punt a) vervangen als volgt:
"a) de impact van interne en van externe bedreigingen van natuurlijke oorsprong, inclusief extreme bedreigingen en van onopzettelijk door de mens veroorzaakte externe bedreigingen, tot een minimum wordt beperkt;" .
Art.5. De titel van artikel 5 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt:
"Art. 5 - Leiderschap en beheer voor de nucleaire veiligheid".
Art.6. In artikel 5.1 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij koninklijk besluit van 2 juni 2021, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° voor het eerste lid worden drie leden toegevoegd, luidende:
"De principes van het leiderschap en het beheer voor de nucleaire veiligheid worden ontwikkeld, geïmplementeerd en geïntegreerd in de organisatie van de exploitant om zo een sterke veiligheidscultuur te ontwikkelen en de nucleaire veiligheidsprestaties te verbeteren.
Het leiderschap voor de nucleaire veiligheid is daadwerkelijk aanwezig op alle niveaus van de organisatie.
Het leidinggevend personeel ontwikkelt zijn leiderschap voor de nucleaire veiligheid;"
2° Na het huidige eerste lid dat het vierde lid wordt, wordt een lid ingevoegd luidende:
"Met de menselijke en organisatorische factoren die een invloed hebben op de nucleaire veiligheid wordt rekening gehouden in het managementsysteem in het kader van een geïntegreerde aanpak.".
Art.7. In artikel 5.2, eerste lid van hetzelfde besluit, gewijzigd bij koninklijk besluit van 2 juni 2021, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in het eerste gedachtestreepje wordt het woord "producten" vervangen door het woord "resultaten";
2° in de Franstalige versie van het tweede gedachtestreepje worden de woorden "ses produits" vervangen door de woorden "à son résultat";
3° in het derde gedachtestreepje worden de woorden "de tekortkomingen van een product", vervangen door de woorden "het niet bereiken van het doel ervan".
Art.8. In artikel 5.3 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° de titel van het artikel wordt vervangen als volgt:
"Art. 5.3 Engagement van de exploitant";
2° het vierde lid wordt vervangen als volgt:
"De personeelsleden van de exploitant moeten worden opgeleid in de relevante aspecten van het managementsysteem om de implementatie ervan te waarborgen en hun deelname aan de continue verbetering ervan aan te moedigen.".
Art.9. Artikel 5.5 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij koninklijk besluit van 2 juni 2021, wordt aangevuld met een lid, luidende:
"De exploitant ziet erop toe dat er binnen zijn organisatie voldoende kennis is en inzicht in de producten en diensten van de onderaannemers die een impact op de nucleaire veiligheid kunnen hebben.".
Art.10. In artikel 5.7, eerste lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij koninklijk besluit van 9 oktober 2018, worden de woorden "de nucleaire veiligheidscultuur, alsook de" ingevoegd tussen het woord "continu" en het woord "houdingen".
Art.11. In artikel 10.1 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij koninklijk besluit van 19 februari 2020, wordt het eerste lid vervangen door de volgende vier leden:
"De exploitant beschikt over een programma voor het beheer van de veroudering. Dit programma omvat alle organisatorische, technische, operationele en onderhoudshandelingen waardoor de gevolgen van de veroudering kunnen worden beperkt om zodoende de beschadiging van de betrokken structuren, systemen en componenten binnen aanvaardbare grenzen te houden.
De gevolgen van de degradatie door veroudering wordt vermeden daar waar dit redelijkerwijze haalbaar is.
De principes van het verouderingsbeheer en het verouderingsbeheerprogramma worden in het veiligheidsrapport beschreven.
De volgende structuren, systemen en componenten vallen onder het verouderingsbeheerprogramma:
- de structuren, systemen en componenten die belangrijk zijn voor de veiligheid, en
- de structuren, systemen en componenten waarvan de degradatie het vermogen van die structuren, systemen en componenten die belangrijk zijn voor de veiligheid om hun functie te vervullen, kan aantasten.".
Art.12. In artikel 10.2 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij koninklijk besluit van 19 februari 2020, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° het eerste gedachtestreepje wordt vervangen als volgt:
"- De identificatie van de betrokken structuren, systemen en componenten;";
2° in het tweede gedachtestreepje wordt het woord `de' ingevoegd voor het woord `fysieke' en wordt het woord "geselecteerde" vervangen door de woorden "de betrokken";
3° in het derde gedachtestreepje wordt het woord "geselecteerde" vervangen door het woord "betrokken";
4° in het vierde gedachtestreepje wordt het woord "nodige" vervangen door de woorden "identificatie en de uitvoering van de".
Art.13. In hetzelfde besluit wordt een artikel 14.3 ingevoegd, luidende:
"Art. 14.3. - Planning en uitvoering van het actieplan
De exploitant maakt een planning op voor de uitvoering van de corrigerende acties en verbeteringsacties. Hij voert de acties uit binnen drie jaar na de uiterste toegestane datum voor het indienen van het syntheserapport, zoals ofwel gedefinieerd in de oprichtings- en exploitatievergunning of bij ontstentenis hiervan zoals bepaald door het Agentschap.
Voor acties waarvoor oproepen tot het indienen van een offerte in het kader van een overheidsopdracht, vergunnings- en bouwvergunningsprocedures of specifieke bestellingen voor apparatuur die een lang productie- en kwalificatieproces omvat, zijn vereist, of enig ander geval van overmacht, kan de termijn echter langer zijn dan 3 jaar vanaf de uiterste toegestane datum voor het indienen van het syntheserapport.
In dat geval wordt een indicatieve planning verstrekt op basis van de geraamde duur van de verschillende geplande fasen.
Elke vertraging ten opzichte van de planning en elke afwijking ten opzichte van de inhoud van het actieplan moet worden gerechtvaardigd.
Het actieplan en de wijzigingen ervan worden door de veiligheidsautoriteit goedgekeurd.".
Art.14. In de Nederlandse tekst van artikel 16.4, derde lid van hetzelfde besluit wordt het woord "voorvatten" vervangen door het woord "omvatten".
Art.15. In artikel 17.2 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° het tweede lid wordt vervangen als volgt:
"De voor de nucleaire veiligheid belangrijke structuren, systemen en componenten moeten worden opgesteld in brandbestendige gebouwen die hun structurele integriteit voldoende kunnen behouden na een brand, in overeenstemming met de brandrisicoanalyse.";
2° het derde lid wordt vervangen als volgt:
"Waar mogelijk wordt een aanpak met brandcompartimenten gevolgd.".
Art.16. In artikel 17.4 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° het eerste lid wordt vervangen als volgt:
"Elk compartiment moet worden uitgerust met gepaste branddetectie- en alarmsystemen. Het branddetectiesysteem moet het alarm doorsturen naar het personeel van de controlezaal, of, in voorkomend geval, naar een meldkamer door middel van geluids- en visuele signalen."
2° het derde lid wordt aangevuld als volgt:
"en dat de ventilatie van de brandcompartimenten waarin de uitrusting is ondergebracht die redundant is aan die van een getroffen compartiment, gehandhaafd blijft voor zover dit nodig is om hun veiligheidsfuncties te waarborgen."
Art.17. In artikel 20.3 van hetzelfde besluit, vervangen bij koninklijk besluit van 19 februari 2020 worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° het derde lid wordt vervangen als volgt:
"De geselecteerde voorvallen omvatten ten minste :
- het falen van uitrustingen,
- de ongevallen met verlies van primaire koeling (LOCA),
- menselijke fouten.";
2° het vierde en het vijfde lid worden opgeheven.
Art.18. In artikel 21.2, vierde lid van hetzelfde besluit, gewijzigd bij koninklijk besluit van 9 oktober 2018 wordt in het eerste gedachtestreepje het woord "risico's" vervangen door het woord "bedreigingen".
Art.19. Artikel 21/1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij koninklijk besluit van 19 februari 2020, wordt vervangen als volgt:
"Art. 21/1 - Externe bedreigingen
21/1.1 - Identificatie van en bescherming tegen externe bedreigingen
Alle natuurverschijnselen en menselijke activiteiten die onbedoeld een bedreiging voor de site kunnen vormen, moeten worden geïdentificeerd, met inbegrip van de secundaire verschijnselen die eruit kunnen voortvloeien.
De natuurverschijnselen omvatten:
- geologische verschijnselen;
- seismische verschijnselen;
- meteorologische verschijnselen;
- hydrologische verschijnselen;
- biologische verschijnselen;
- bosbranden.
De externe bedreigingen veroorzaakt door menselijke activiteiten omvatten op zijn minst:
- accidentele vliegtuiginslagen;
- ongevallen veroorzaakt door het vervoer en de nabije industriële activiteiten, met inbegrip van branden, explosies en andere mogelijke gevaren voor de veiligheid van nucleaire installaties;
- elektrische storingen en elektromagnetische interferentie.
Er wordt een beschermingsconcept opgesteld als basis voor de definiëring en dimensionering van de gepaste beschermingsmaatregelen tegen externe bedreigingen.
Het maakt het mogelijk om het hoofd te bieden aan voorvallen die in de ontwerpbasis en in de ontwerpuitbreiding werden opgenomen en legt verbanden met de procedures die na een ongeval moeten worden gevolgd en de leidraden voor het beheer van ernstige ongevallen.
21/1.2 - Selectie en analyse van de externe bedreigingen
Geïdentificeerde externe bedreigingen die:
a) geen fysiek gevaar vormen voor de eenheid, of
b) uiterst onwaarschijnlijk zijn met een hoge mate van vertrouwen,
moeten niet worden geselecteerd, met uitzondering van deze die in combinatie met andere voorvallen een gevaar kunnen vormen voor de eenheid.
Het selectieproces is gebaseerd op conservatieve hypothesen.
De geselecteerde externe bedreigingen worden geanalyseerd met behulp van deterministische methodes en, voor zover mogelijk, probabilistische methodes, overeenkomstig de huidige staat van de wetenschap en de technologie.
De analyse stelt, in de mate van het mogelijke, een verhouding vast tussen de ernst van de bedreiging en de overschrijdingsfrequentie ervan. In de mate van het mogelijke wordt het aannemelijke maximale ernstniveau ervan bepaald.
De analyse is gebaseerd op gegevens afkomstig van de site en de omliggende regio, evenals van andere regio's, voor zover deze gegevens relevant en beschikbaar zijn.
Deze gegevens worden aangevuld om ook de natuurverschijnselen van voor de optekening in de historische archieven te dekken. De toekomstige evolutie van de natuurverschijnselen die onder andere aan de klimaatverandering en aan de evolutie van de menselijke activiteiten gekoppeld zijn, zal tijdens de evaluatie in aanmerking worden genomen.
De onzekerheden over de resultaten zullen worden geëvalueerd.
Art. 21/1.3. Ontwerpbasisvoorvallen voor de externe bedreigingen
Op basis van de analyse van de geselecteerde externe bedreigingen, worden de ontwerpbasisvoorvallen bepaald.
De overschrijdingsfrequentie die gehanteerd wordt voor de keuze van de ontwerpbasisvoorvallen t.a.v. deze bedreigingen/een bedreiging is voldoende laag om een hoge mate van bescherming te waarborgen. Ze is lager of gelijk aan 10-4 per jaar.
Voor de seismische belastingen moet een minimumwaarde van 0,98 m.s-2 genomen worden voor de maximale horizontale grondversnelling.
Indien de berekening van de overschrijdingsfrequenties voor de ernst van een bedreiging niet mogelijk is, of onvoldoende zekerheid biedt, wordt een voorval waarmee een gelijkwaardig beschermingsniveau kan worden bereikt, opgenomen in de ontwerpbasis.
Om een minimale bescherming te garanderen, omvatten de voorvallen die in de ontwerpbasis zijn geselecteerd, onder meer:
- het neerstorten van een commercieel lijnvliegtuig en van een representatief militair vliegtuig;
- een explosie die een overdruk op de gebouwen van ten minste 0,07 bar in de gereflecteerde drukgolf veroorzaakt.
De in de ontwerpbasis opgenomen voorvallen die gelinkt zijn aan natuurverschijnselen, worden vergeleken met voorvallen uit het verleden, om ervoor te zorgen dat er een voldoende grote marge zit op het gekozen ernstniveau.
De kenmerken van de ontwerpbasisvoorvallen worden conservatief bepaald.
Art. 21/1.4. - Bescherming tegen ontwerpbasisvoorvallen
Voor elk ontwerpbasisvoorval van externe oorsprong, zal het beschermingsconcept:
1° veiligheidsmarges voorzien;
2° rekening houden met elk aannemelijk rechtstreeks of onrechtstreeks gevolg van een voorval;
3° zoveel als redelijkerwijze mogelijk op passieve middelen steunen;
4° op basis van de bedrijfstoestanden waarborgen dat de maatregelen om aan een ontwerpbasisongeval het hoofd te bieden, tijdens en na het voorval doeltreffend blijven, tenzij het beschermingsconcept gebaseerd is op een geografische scheiding van de structuren, systemen en componenten. In dat geval kan het voorval tot een verlies van redundantie leiden, voor zover er voldoende maatregelen overblijven;
5° de bescherming tegen andere ontwerpbasisvoorvallen gelinkt aan interne of externe bedreigingen niet onaanvaardbaar laten verzwakken. Eventuele uitzonderingen hierop worden gerechtvaardigd. De structuren, systemen en componenten die deel uitmaken van het beschermingsconcept zijn in staat hun werking te garanderen bij elke geloofwaardige combinatie van het voorval in kwestie met een ander voorval dat verband houdt met een interne of externe bedreiging.
6° rekening houden met de voorspelbaarheid en de ontwikkeling van het voorval in de tijd;
7° de procedures en middelen voorzien om de toestand van de eenheid te controleren tijdens en na de voorvallen;
8° rekening houden met het feit dat:
a. verschillende redundante of gediversifieerde groepen van een veiligheidssysteem,
b. verschillende structuren, systemen en componenten,
c. diverse installaties van de site alsook de infrastructuur van de site,
d. de omliggende infrastructuur, de externe bevoorradingen en andere tegenmaatregelen,
door de voorvallen kunnen worden getroffen;
9° de beschikbaarheid garanderen van voldoende middelen, inzonderheid wanneer er op dezelfde site meerdere eenheden aanwezig zijn die uitrustingen of diensten delen.
De structuren, systemen en componenten die deel uitmaken van het beschermingsconcept en de bescherming garanderen tegen ontwerpbasisvoorvallen die verband houden met externe bedreigingen, worden belangrijk geacht voor de veiligheid.
Het beschermingsconcept wordt aangevuld met toezichts- en alarmprocessen. Waar nodig worden interventiedrempels of waarden vastgesteld opdat de beschermingsmaatregelen tijdig worden uitgevoerd.
Bovendien worden er drempels vastgelegd met het oog op inspecties en andere vooraf bepaalde acties na de voorvallen.
Indien de ernst van een ontwerpbasisvoorval naar boven toe werd herzien en het redelijkerwijze niet haalbaar is om het ontwerp volgens de huidige normen aan te passen, worden methodes op basis van het oordeel van deskundigen en alternatieve evaluaties gebruikt om de werkelijke weerstand tegen dit voorval van de structuren, systemen en componenten van de eenheid te beoordelen, rekening houdend met hun huidige toestand en om de nodige verbeteringen te bepalen.
Wanneer er in de ontwerpbasis geen rekening werd gehouden met het neerstorten van een representatief commercieel of militair vliegtuig, dan kunnen er alternatieve methodes worden gebruikt om een afdoend beschermingsniveau aan te tonen:
a) Voor punt a) van het eerste lid van artikel 20.6 stemmen de initiële hypotheses en randvoorwaarden voor de scenariostudies overeen met de uitbatingsvoorwaarden en -limieten.
b) De hypotheses c) en e) van het eerste lid van artikel 20.6 m.b.t. de systemen die bij de scenario's werden betrokken, worden vervangen door de hypotheses en vereisten van het derde tot zevende lid van artikel 21.4.1.
c) De 4 punten van het tweede lid van artikel 20.6 worden vervangen door de punten a), b) e) en f) van artikel 21.3.
Het 4e punt van het eerste lid van artikel 21/1.4 is niet van toepassing op het beschermingsconcept gelinkt aan het neerstorten van een vliegtuig.
Art. 21/1.5. Ontwerpuitbreidingsvoorvallen
Voorvallen die ernstiger zijn dan de ontwerpbasisvoorvallen moeten worden geïdentificeerd in het kader van de analyse van de ontwerpuitbreiding.
Wanneer een in de ontwerpbasis opgenomen voorval voor een externe bedreiging met een hoge mate van vertrouwen uiterst onwaarschijnlijk is, dan moet er geen ontwerpuitbreidingsvoorval voor deze bedreiging in aanmerking worden genomen.
De selectie van voorvallen voor de analyse van de ontwerpuitbreiding wordt, indien mogelijk, gebaseerd op een overschrijdingsfrequentie van de ernst van de bedreiging, of op andere hiermee verbonden parameters.
De analyse van de ontwerpuitbreidingsvoorvallen, voor zover dit mogelijk is:
1° toont aan dat er voldoende marge is ten opzichte van de "klifeffecten" die zouden kunnen leiden tot onaanvaardbare gevolgen;
2° identificeert en beoordeelt de meest robuuste middelen om de fundamentele veiligheidsfuncties te waarborgen;
3° houdt rekening met het feit dat:
a. verschillende redundante of gediversifieerde groepen van een veiligheidssysteem,
b. verschillende structuren, systemen en componenten,
c. diverse installaties van de site alsook de infrastructuur van de site,
d. de omliggende infrastructuur, de externe bevoorradingen en andere tegenmaatregelen
door de voorvallen kunnen worden getroffen.
4° toont aan dat er voldoende middelen beschikbaar blijven op de sites met meerdere eenheden die voorzien om uitrustingen of diensten te delen;
5° omvat controles op het terrein te voorzien.".
Art.20. In hetzelfde besluit wordt een artikel 21/2 ingevoegd, luidende:
"Art. 21/2 Interne bedreigingen
Art. 21/2.1. Identificatie van en bescherming tegen interne bedreigingen
Alle mogelijke interne bedreigingen voor structuren, systemen en componenten die belangrijk zijn voor de veiligheid, worden geïdentificeerd. Elke plaats waar permanente of tijdelijke risicobronnen aanwezig zijn, wordt in aanmerking genomen.
De lijst met interne bedreigingen omvat minimaal:
- brand;
- explosies;
- projectielen;
- leidingbreuken;
- interne overstromingen;
- instorting van structuren en vallende voorwerpen;
- elektrische storingen en elektromagnetische interferenties;
- vrijkomen van gevaarlijke stoffen.
Er wordt een beschermingsconcept uitgewerkt als basis voor de definiëring en dimensionering van de gepaste beschermingsmaatregelen.
Het maakt het mogelijk om het hoofd te bieden aan voorvallen die in de ontwerpbasis en in de ontwerpuitbreiding werden opgenomen en legt verbanden met de procedures die na een ongeval moeten worden gevolgd en de leidraden voor het beheer van ernstige ongevallen.
Art. 21/2.2. Analyse van interne bedreigingen
De geïdentificeerde interne bedreigingen worden geanalyseerd met behulp van deterministische en, waar mogelijk, probabilistische methoden, alsook op basis van het oordeel van deskundigen. De evaluatie houdt rekening met alle individuele risicobronnen en de aannemelijke rechtstreekse en onrechtstreekse gevolgen die eruit kunnen voortvloeien.
De analyse van de bedreigingen, de gebruikte methoden, de inputgegevens en het gebruik van de resultaten van de analyse, met inbegrip van de implementatie van de acties, worden gerechtvaardigd, gedocumenteerd en geactualiseerd.
De risicobronnen worden zoveel mogelijk geëlimineerd of geminimaliseerd tot er kan worden aangetoond dat:
a) er niet langer een fysieke bedreiging bestaat voor de structuren, systemen en componenten die belangrijk zijn voor de veiligheid; of
b) het zeer onwaarschijnlijk is dat er zich voorvallen voordoen die met deze risicobronnen verband houden.
Art. 21/2.3. Ontwerpbasisvoorvallen voor interne bedreigingen
Op basis van de analyse van de voor de centrale specifieke interne bedreigingen, worden ontwerpbasisvoorvallen gedefinieerd die verband houden met risicobronnen die niet geëlimineerd of voldoende geminimaliseerd konden worden.
De parameters van deze voorvallen worden op conservatieve wijze bepaald, rekening houdend met de ernstigst mogelijke fysieke gevolgen van deze gebeurtenissen. Uitzonderingen worden gerechtvaardigd.
Art. 21/2.4. Bescherming tegen ontwerpvoorvallen
Overeenkomstig de "defence in depth" omvat het beschermingsconcept maatregelen om voorvallen te voorkomen, deze te detecteren en, indien van toepassing, de gevolgen ervan te beheersen en te beperken.
Voor elk ontwerpbasisvoorval gelinkt aan een interne bedreiging, zal het beschermingsconcept:
1° veiligheidsmarges voorzien;
2° rekening houden met elk aannemelijk rechtstreeks of onrechtstreeks gevolg van het voorval;
3° zoveel als redelijkerwijze mogelijk op passieve middelen steunen;
4° zorgen voor een voldoende fysieke scheiding of isolatie van de redundante en/of gediversifieerde groepen van veiligheidssystemen, om te voorkomen dat de gevolgen van het voorval zich uitbreiden naar andere groepen. Eventuele uitzonderingen moeten worden gerechtvaardigd;
5° de procedures en middelen voorzien voor de controle van de toestand van de eenheid tijdens en na de ontwerpbasisvoorvallen;
6° de verspreiding van het voorval op de site zoveel mogelijk beperken;
7° de beschikbaarheid van voldoende middelen waarborgen, in het bijzonder indien verschillende eenheden op dezelfde site aanwezig zijn en er uitrustingen of diensten worden gedeeld;
8° de bescherming tegen andere ontwerpbasisvoorvallen gelinkt aan interne of externe bedreigingen niet onaanvaardbaar laten verzwakken. Eventuele uitzonderingen hierop worden gerechtvaardigd. De structuren, systemen en componenten die deel uitmaken van het beschermingsconcept dienen hun functie te vervullen bij elke aannemelijke combinatie van het betrokken voorval met een ander voorval dat gelinkt is aan een interne of externe bedreiging.
De structuren, systemen en componenten die deel uitmaken van het beschermingsconcept die de bescherming tegen ontwerpbasisvoorvallen waarborgen, worden als belangrijk voor de veiligheid beschouwd.
De toegangswegen voor de uitrusting die nodig is om de installatie in een veilige toestand te brengen en te houden voor het betrokken ontwerpbasisvoorval, zijn beschikbaar en kunnen veilig worden gebruikt.
Desgevallend maakt de detectie- en bewakingsapparatuur deel uit van het beschermingsconcept. Daar waar het relevant is, worden interventiedrempels of -waarden bepaald om tijdig beschermende maatregelen te kunnen nemen.
Er worden ontwerpuitbreidingsanalyses uitgevoerd om redelijkerwijze haalbare verbeteringen van het beschermingsconcept vast te stellen voor voorvallen die ernstiger zijn dan deze waarmee in de ontwerpbasis rekening werd gehouden, tenzij er bij de bepaling van het ontwerpbasisvoorval overeenkomstig artikel 21/2.3, reeds rekening werd gehouden met de meest ernstige fysieke gevolgen. Bij de analyses moet ook rekening worden gehouden met aannemelijke defecten in de beschermingsmiddelen.
De organisatorische bepalingen worden voorzien overeenkomstig het beschermingsconcept.
Indien de ernst van een ontwerpbasisvoorval naar boven toe werd herzien en het redelijkerwijze niet haalbaar is om het ontwerp volgens de geldende normen aan te passen, worden methodes op basis van het oordeel van deskundigen en alternatieve evaluaties gebruikt om de werkelijke weerstand tegen dit voorval van de structuren, systemen en componenten van de eenheid te beoordelen, rekening houdend met hun huidige toestand en om de nodige verbeteringen te bepalen.".
Art.21. In artikel 24 van hetzelfde besluit, vervangen bij koninklijk besluit van 19 februari 2020, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° het eerste lid wordt vervangen als volgt:
"In het verouderingsbeheerprogramma wordt rekening gehouden met het ontwerp, de fabricagegegevens, de resultaten van het kwalificatieproces, de gebruiks- en omgevingsomstandigheden, de belastingcycli, de onderhoudsprocessen, de bedrijfsduur en de test- en vervangstrategie waaraan de betrokken structuren, systemen en componenten onderworpen worden";
2° na het derde lid worden twee leden ingevoegd als volgt:
"De exploitant ontwikkelt een strategie om ervoor te zorgen dat er adequate oplossingen voor de economische verouderingsproblemen worden geïmplementeerd voordat deze problemen gevolgen kunnen hebben.
De gevolgen van langdurige stilleggingen, of andere specifieke omstandigheden voor de veroudering van de betrokken structuren, systemen en componenten worden beheerd.".
Art.22. In artikel 28 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in het eerste lid, punt d) wordt het woord "voorvallen" vervangen door het woord "bedreigingen".
2° in het tweede lid, ingevoegd bij koninklijk besluit van 19 februari 2020, wordt het woord "risico's" vervangen door het woord "bedreigingen".
Art.23. In artikel 32.3 van hetzelfde besluit worden voor het eerste lid twee leden ingevoegd, luidende:
"De brandbestendigheid van de brandbarrières van de compartimenten is zodanig dat de totale verbranding van de in het compartiment aanwezige warmtebelasting, in overeenstemming met de analyse van het brandrisico, de brandbarrières niet doet bezwijken.
Bij de beoordeling van de weerstand van de brandbarrières wordt de hoeveelheid zuurstof die in het compartiment beschikbaar is, of tot in het compartiment kan doordringen, conservatief genomen en gerechtvaardigd.".
Art.24. In artikel 61 van hetzelfde besluit, hernummerd bij koninklijk besluit van 21 juli 2023, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° het tweede lid wordt vervangen als volgt:
"De ontwerpaanpassingen die volgen uit artikelen 20, 21 en 21/1 voor wat betreft de natuurverschijnselen worden uitgevoerd volgens het proces van ontwerpherziening voorzien in artikel 22/1 en volgens een uitvoeringsplanning voorzien in artikel 14.3."
2° In het vijfde lid wordt het getal "30" vervangen door het getal "14.3".
3° na het negende lid worden drie leden ingevoegd, luidende:
"De ontwerpaanpassingen die vereist zijn volgens artikel 21/2 en door de bepalingen van artikel 21/1 m.b.t. de externe bedreigingen veroorzaakt door menselijke activiteiten, worden uitgevoerd volgens een uitvoeringsplanning zoals voorzien in artikel 14.3.
De inrichtingen van klasse I, zoals omschreven in artikel 3.1 a) van het Algemeen reglement, voldoen vanaf 1 januari 2025 aan de artikelen 5.1 eerste, tweede, derde en vijfde lid; 10.1, tweede en vierde lid; 17.2, tweede lid en 17.4 derde lid, zoals gewijzigd bij artikel 16 van koninklijk besluit van 21 december 2023.
De kernreactoren voor de elektriciteitsproductie voldoen vanaf 1 januari 2025 aan artikel 32.3 eerste en derde lid.".
Art.25. Artikel 30 van hetzelfde besluit, opgeheven bij koninklijk besluit van 9 oktober 2018, opnieuw opgenomen bij koninklijk besluit van 19 februari 2020 en gewijzigd bij koninklijk besluit van 19 februari 2022, wordt opgeheven.
Art. 26. De minister tot wiens bevoegdheid de Binnenlandse Zaken behoren, is belast met de uitvoering van dit besluit.