Details





Titel:

12 MAART 2023. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de verdelingswijze en de toekenning van de administratiekosten onder de landsbonden wat de voorbereiding en uitvoering van de "Terug Naar Werk-trajecten" in de uitkeringsverzekering voor zelfstandigen en meewerkende echtgenoten betreft(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 03-04-2023 en tekstbijwerking tot 29-01-2024)



Inhoudstafel:


Art. 1-6



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

2024200328 



Artikels:

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
  1° "gecoördineerde wet" : de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994;
  2° "koninklijk besluit van 20 juli 1971" : het koninklijk besluit van 20 juli 1971 houdende instelling van een uitkeringsverzekering en een moederschapsverzekering ten voordele van de zelfstandigen en van de meewerkende echtgenoten;
  3° "koninklijk besluit van 3 juli 1996" : het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994;
  4° "Dienst voor uitkeringen van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering" : de Dienst voor uitkeringen bedoeld in artikel 79 van de gecoördineerde wet;
  5° "ontvangen ingevulde vragenlijst" : de ingevulde vragenlijst die de gerechtigde, in voorkomend geval na de nodige ondersteuning, overeenkomstig [1 artikel 25/4]1of artikel 25/6 van het koninklijk besluit van 20 juli 1971 heeft teruggestuurd;
  6° "ondertekende positieve engagementsverklaring" : de engagementverklaring bedoeld in artikel 25/8 van het koninklijk besluit van 20 juli 1971 die de "Terug Naar Werk-coördinator", de adviserend arts en de gerechtigde zelf onderschrijven op het ogenblik van de opstart van een traject gericht op sociaalprofessionele re-integratie als onderdeel van het "Terug Naar Werk-traject".
  ----------
  (1)<KB 2024-01-18/10, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 08-02-2024>

Art.2. De som waarmee overeenkomstig artikel 195, § 1, 2°, elfde lid, van de gecoördineerde wet het bedrag van de administratiekosten van de vijf landsbonden jaarlijks wordt verhoogd met het oog op de voorbereiding en de uitvoering van de "Terug Naar Werk-trajecten" bedoeld in artikel 110, § 1 van de gecoördineerde wet, wordt voor het dienstjaar 2023 verdeeld over deze vijf landsbonden naar rato van hun aantal invalide gerechtigden erkend in het kader van de uitkeringsverzekering voor zelfstandigen en meewerkende echtgenoten.
  De som waarmee overeenkomstig artikel 195, § 1, 2°, elfde lid, van de gecoördineerde wet het bedrag van de administratiekosten van de vijf landsbonden jaarlijks wordt verhoogd met het oog op de voorbereiding en de uitvoering van de "Terug Naar Werk-trajecten" bedoeld in artikel 110, § 1, van de gecoördineerde wet, wordt voor de dienstjaren 2024 en 2025 als volgt verdeeld over deze vijf landsbonden :
  1° 50% ervan wordt verdeeld naar rato van hun aantal invalide gerechtigden erkend in het kader van de uitkeringsverzekering voor zelfstandigen en meewerkende echtgenoten;
  2° 50% ervan wordt verdeeld naar rato van het aantal ontvangen ingevulde vragenlijsten.
  De som waarmee overeenkomstig artikel 195, § 1, 2°, elfde lid, van de gecoördineerde wet het bedrag van de administratiekosten van de vijf landsbonden jaarlijks wordt verhoogd met het oog op de voorbereiding en de uitvoering van de "Terug Naar Werk-trajecten" bedoeld in artikel 110, § 1, van de gecoördineerde wet, wordt voor het dienstjaar 2026 als volgt verdeeld over deze vijf landsbonden :
  1° 30% ervan wordt verdeeld naar rato van het aantal invalide gerechtigden erkend in het kader van de uitkeringsverzekering voor zelfstandigen en meewerkende echtgenoten;
  2° 45% ervan wordt verdeeld naar rato van het aantal ontvangen ingevulde vragenlijsten;
  3° 25% ervan wordt verdeeld naar rato van het aantal ondertekende positieve engagementsverklaringen.

Art.3.Voor het aantal invalide gerechtigden bedoeld in artikel 2, eerste lid, tweede lid, 1° en derde lid, 1°, wordt het gemiddelde ledental in aanmerking genomen op 30 juni van de twee jaren die het betrokken dienstjaar voorafgaan.
  [1 Voor het aantal ontvangen ingevulde vragenlijsten bedoeld in artikel 2, tweede lid, 2° en derde lid, 2°, wordt het aantal ingevulde vragenlijsten in aanmerking genomen die zijn ontvangen tijdens het vierde kalenderkwartaal van het tweede dienstjaar dat het betrokken dienstjaar voorafgaat, evenals tijdens het eerste, tweede en derde kalenderkwartaal van het dienstjaar dat het betrokken dienstjaar voorafgaat.]1
  [1 In afwijking van het tweede lid wordt echter voor het dienstjaar 2024 voor het aantal ontvangen ingevulde vragenlijsten bedoeld in artikel 2, tweede lid, 2°, het aantal ingevulde vragenlijsten in aanmerking genomen die zijn ontvangen tijdens het eerste, tweede en derde kalenderkwartaal van het dienstjaar 2023.]1
  [1 oor het aantal ondertekende positieve engagementsverklaringen bedoeld in artikel 2, derde lid, 3°, wordt het aantal positieve engagementsverklaringen in aanmerking genomen die zijn onderschreven tijdens het vierde kalenderkwartaal van 2024, evenals tijdens het eerste, tweede en derde kalenderkwartaal van 2025.]1.
  ----------
  (1)<KB 2024-01-18/10, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 08-02-2024>

Art.4. Wat de toekenning van het bedrag van de administratiekosten verdeeld overeenkomstig artikel 2 vanaf het dienstjaar 2023 betreft, bezorgt elke landsbond na afloop van het betrokken dienstjaar aan de Dienst voor uitkeringen van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering een register waarin het aantal tijdens dat dienstjaar tewerkgestelde "Terug Naar Werk-coördinatoren", met inbegrip van de vervangers die in voorkomend geval in dienst worden genomen bij een schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst, worden vermeld, evenals de in functie van de betrokken kalendermaanden uitgedrukte duur en het arbeidsvolume van hun tewerkstelling. In geval van een schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst van de "Terug Naar Werk-coördinator" en voor zover de betrokken "Terug Naar Werk-coördinator" niet wordt vervangen, wordt de periode van schorsing vanaf haar begin tot en met het einde van de derde kalendermaand volgend op de kalendermaand waarin de schorsing is aangevat, gelijkgesteld met een periode van effectieve tewerkstelling. Dit register bevat voor elke "Terug Naar Werk-coördinator" ook de noodzakelijke gegevens om de voorwaarde bedoeld in artikel 215octies, § 2, 1° van het koninklijk besluit van 3 juli 1996 te kunnen nagaan.
  Op basis van de ontvangen gegevens, bedoeld in het vorige lid, berekent de Dienst voor uitkeringen van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering per landsbond het bedrag van de administratiekosten waarop deze landsbond werkelijk recht heeft. Deze berekening gebeurt in functie van de verhouding tussen het aantal effectief tewerkgestelde "Terug Naar Werk-coördinatoren" en het aantal "Terug Naar Werk-coördinatoren" dat kan worden toegekend op basis van het bedrag van de administratiekosten verdeeld overeenkomstig artikel 2. Deze verhouding wordt, in voorkomend geval, tot 100 beperkt.
  Het definitief toegekende bedrag aan administratiekosten, vastgesteld overeenkomstig deze bepaling, wordt vervolgens opgenomen in de afsluiting van de rekeningen van het betrokken dienstjaar.

Art.5. Dit besluit is voor de eerste maal van toepassing op het dienstjaar 2023.

Art. 6. De minister bevoegd voor Sociale Zaken en de minister bevoegd voor Zelfstandigen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.