Details





Titel:

8 NOVEMBER 2023. - Koninklijk besluit betreffende de instelling van een raadgevende commissie en de procedure tot aanneming van een marien ruimtelijk plan in de Belgische zeegebieden



Inhoudstafel:


Art. 1
HOOFDSTUK 1. - Raadgevende Commissie
Art. 2
HOOFDSTUK 2. - Procedure
Afdeling 1. - Achtjaarlijkse procedure tot aanneming of wijziging van het marien ruimtelijk plan
Art. 3-8
Afdeling 2. - Procedure tot tussentijdse wijziging van het marien ruimtelijk plan
Art. 9
Afdeling 3. - Adviesverlening
Art. 10-11
HOOFDSTUK 3. - Slotbepalingen
Art. 12-13



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

2012024371 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. Dit koninklijk besluit voorziet in de gedeeltelijke omzetting van Richtlijn 2014/89/EU van het Europees parlement en de Raad van 23 juli 2014 tot vaststelling van een kader voor maritieme ruimtelijke planning.

HOOFDSTUK 1. - Raadgevende Commissie
Art.2. § 1. Er wordt een raadgevende commissie ingesteld.
  § 2. De raadgevende commissie is samengesteld uit de volgende leden:
  1° een afgevaardigde en een plaatsvervanger van de algemene directie Kwaliteit en Veiligheid van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie;
  2° een afgevaardigde en een plaatsvervanger van de algemene directie Energie van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie;
  3° een afgevaardigde en een plaatsvervanger van de Beheerseenheid van het Mathematisch Model van de Noordzee of van de Programmatorische Overheidsdienst Wetenschapsbeleid;
  4° een afgevaardigde en een plaatsvervanger van het directoraat-generaal Leefmilieu, dienst Marien Milieu, van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu;
  5° een afgevaardigde en een plaatsvervanger van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking;
  6° een afgevaardigde en een plaatsvervanger van de dienst Scheepvaartpolitie van de Federale politie;
  7° een afgevaardigde en een plaatsvervanger van het directoraat-generaal Scheepvaart van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer;
  8° een afgevaardigde en een plaatsvervanger van de Marine component van het Ministerie van Defensie;
  9° een afgevaardigde en een plaatsvervanger van het algemene directie Crisiscentrum van de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken;
  10° een afgevaardigde en een plaatsvervanger van de algemene directie Civiele Veiligheid van de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken;
  11° een afgevaardigde en een plaatsvervanger van de algemene directie Douane en Accijnzen van de Federale Overheidsdienst Financiën.
  De afgevaardigden en plaatsvervangers worden door hun respectievelijke Minister aangeduid. Elke Minister kan deze aanduiding overdragen aan de leidende ambtenaar van de bevoegde overheidsdienst.
  § 3. Het voorzitterschap en het secretariaat van de raadgevende commissie worden waargenomen door de dienst Marien Milieu door personen die niet dezelfde zijn als de afgevaardigde genoemd in paragraaf 2, 4°.
  § 4. De voorzitter nodigt het Vlaams Gewest, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en het Waals Gewest uit om een of meer vertegenwoordigers af te vaardigen voor de raadgevende commissie. Deze kunnen deelnemen aan de debatten en hebben dezelfde rechten als de federale leden, zonder dat hun afwezigheid de geldigheid van de commissie in gedrang brengt.
  § 5. De raadgevende commissie vergadert in de bij of krachtens de wet vastgestelde gevallen.
  § 6. De raadgevende commissie stelt haar huishoudelijk reglement op. Dat reglement en de wijzigingen ervan worden ter goedkeuring voorgelegd aan de Minister.

HOOFDSTUK 2. - Procedure
Afdeling 1. - Achtjaarlijkse procedure tot aanneming of wijziging van het marien ruimtelijk plan
Art.3. Deze afdeling regelt de achtjaarlijkse procedure tot aanneming of wijziging van het marien ruimtelijk plan.

Art.4. De Minister stelt een voorontwerp van marien ruimtelijk plan of een voorontwerp tot wijziging van het marien ruimtelijk plan op en legt dit voorontwerp voor aan de raadgevende commissie, die binnen de dertig dagen na ontvangst van het voorontwerp een niet-bindend gemotiveerd advies omtrent het voorontwerp aan de Minister toestuurt. Deze termijn kan met dertig dagen verlengd worden door de voorzitter, op vraag van een meerderheid van de leden van de raadgevende commissie. Wanneer het advies niet binnen deze termijn wordt toegezonden, wordt het geacht gunstig te zijn.

Art.5. De Minister overweegt het advies, vermeld in artikel 3, en stelt het ontwerp van marien ruimtelijk plan of het ontwerp tot wijziging van het marien ruimtelijk plan op.

Art.6. § 1. De Minister onderwerpt het ontwerp van marien ruimtelijk plan of het ontwerp tot wijziging van het marien ruimtelijk plan aan een milieueffectenbeoordeling overeenkomstig de wet van 13 februari 2006 betreffende de beoordeling van de gevolgen voor het milieu van bepaalde plannen en programma's en de inspraak van het publiek bij de uitwerking van de plannen en programma's in verband met het milieu. Deze milieueffectenbeoordeling wordt uitgebreid met een algemene beoordeling van de socio-economische effecten van het ontwerp marien ruimtelijk plan of het ontwerp tot wijziging van het marien ruimtelijk plan. Beide beoordelingen vormen samen het strategisch milieueffectenrapport, zoals bedoeld in artikel 24, § 1, 2°, van de wet van 11 december 2022 ter bescherming van het marien milieu en ter organisatie van de mariene ruimtelijke planning in de Belgische zeegebieden.
  § 2. De Minister onderwerpt het ontwerp van marien ruimtelijk plan of het ontwerp tot wijziging van het marien ruimtelijk plan aan een publieksraadpleging, overeenkomstig artikel 14, § 1, eerste lid, van de wet van 13 februari 2006 betreffende de beoordeling van de gevolgen voor het milieu van bepaalde plannen en programma's en de inspraak van het publiek bij de uitwerking van de plannen en programma's in verband met het milieu. De publieksraadpleging verloopt volgens de modaliteiten en termijnen vermeld in artikel 14, § 1, tweede tot vierde lid, van de voornoemde wet van 13 februari 2006.
  § 3. De Minister legt het ontwerp marien ruimtelijk plan of het ontwerp tot wijziging van het marien ruimtelijk plan eveneens voor advies voor aan de gewestregeringen, aan de Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling, en aan elke instantie die de Minister nuttig acht.
  § 4. De Minister organiseert binnen de termijn van de publieksraadpleging minstens één openbare overlegvergadering.

Art.7. § 1. De Minister bezorgt het ontwerp marien ruimtelijk plan of het ontwerp tot wijziging van het marien ruimtelijk plan op hetzelfde moment als de publieksraadpleging vermeld in artikel 5, § 2 aan de bevoegde autoriteiten vermeld in artikel 13 van richtlijn 2014/89/EU van Nederland, Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en elke andere staat die hij nuttig acht of hierom verzoekt. Dit omvat minstens het volgende:
  1° een korte beschrijving van het ontwerp marien ruimtelijk plan of het ontwerp tot wijziging van het marien ruimtelijk plan en van de verdere procedure;
  2° het ontwerp marien ruimtelijk plan of het ontwerp tot wijziging van het marien ruimtelijk plan;
  3° de begin- en einddatum van het grensoverschrijdend overleg;
  4° het adres waarop en de vorm waarin de adviezen dienen toe te komen of kunnen worden afgegeven.
  § 2. Het grensoverschrijdend overleg duurt zestig dagen, behoudens andersluidende overeenkomst tussen de Minister en de bevoegde autoriteit.
  § 3. De Minister neemt de gepaste initiatieven om het grensoverschrijdend overleg uit te werken.

Art.8. § 1. De Minister legt, rekening houdend met de op basis van de voorgaande artikelen verstrekte adviezen, een ontwerp van koninklijk besluit voor aan de Ministerraad.
  § 2. De Minister stelt een verklaring op die samenvat hoe rekening werd gehouden met deze adviezen en meldt dit:
  1° in een bijlage bij de nota aan de Ministerraad;
  2° door een bericht op de website van de dienst Marien Milieu;
  3° door een brief aan elke gewestregering of instantie die advies heeft verleend;
  4° door een brief aan de bevoegde autoriteiten van elke staat die deelgenomen heeft aan het grensoverschrijdend overleg.

Afdeling 2. - Procedure tot tussentijdse wijziging van het marien ruimtelijk plan
Art.9. § 1. De Minister kan een tussentijdse wijzigingsprocedure van het marien ruimtelijk plan opstarten.
  § 2. De artikelen 3, 4, 5, §§ 2-4 en 7 zijn van overeenkomstige toepassing op de tussentijdse wijziging van het marien ruimtelijk plan.
  § 3. Artikel 5, § 1 is van toepassing tenzij het een kleine wijziging betreft die, op basis van advies van de BMM, geoordeeld wordt geen aanzienlijke effecten op het milieu te hebben.
  § 4. Het gemotiveerd advies, vermeld in artikel 3, spreekt zich eveneens uit over de potentiële impact van de tussentijdse wijziging op een aangrenzende staat.
  § 5. Artikel 7 is van toepassing op de tussentijdse wijziging van het marien ruimtelijk plan, voor zover de Minister oordeelt, op basis van het advies vermeld onder § 4, dat de wijziging een potentiële impact heeft op een aangrenzende staat.
  § 6. De adviezen vermeld onder §§ 3-4 worden minstens bekendgemaakt door een bericht op de website van de dienst Marien Milieu.

Afdeling 3. - Adviesverlening
Art.10. § 1. De raadgevende commissie geeft een gemotiveerd advies betreffende de aanvragen tot het bekomen van een vergunning voor het gebruik van zones voor commerciële en industriële activiteiten in de zeegebieden onder de rechtsbevoegdheid van België.
  § 2. Dit advies wordt gegeven binnen de dertig dagen na ontvangst van de aanvraag door de raadgevende commissie. Uitzonderlijk kan deze termijn met vijftien dagen verlengd worden door de voorzitter van de raadgevende commissie, op vraag van een meerderheid van de leden van de raadgevende commissie. Wanneer het advies niet binnen deze termijn wordt toegezonden, wordt het geacht gunstig te zijn.

Art.11. De raadgevende commissie geeft een gemotiveerd advies bij de individuele maatregelen die nodig zijn voor het beschermen van onderwater cultureel erfgoed, overeenkomstig artikel 7, § 3 van de wet van 23 april 2021 tot implementatie van het UNESCO-verdrag van 2 november 2001 ter bescherming van het cultureel erfgoed onder water en de bescherming van waardevolle wrakken.

HOOFDSTUK 3. - Slotbepalingen
Art.12. Het koninklijk besluit van 13 november 2012 betreffende de instelling van een raadgevende commissie en de procedure tot aanneming van een marien ruimtelijk plan in de Belgische zeegebieden, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 21 februari 2014, 20 maart 2014 en 22 mei 2019 wordt opgeheven.

Art. 13. De minister bevoegd voor het Marien Milieu is belast met de uitvoering van dit besluit.