17 NOVEMBER 2023. - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 april 2019 betreffende de erkenningsvoorwaarden en de subsidienormen voor voorzieningen in de jeugdhulp, wat betreft de gezinshuizen en tot uitvoering van het zesde Vlaams Intersectoraal Akkoord voor de social- en non-profitsectoren
HOOFDSTUK 1. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 april 2019 betreffende de erkenningsvoorwaarden en de subsidienormen voor voorzieningen in de jeugdhulp
Art. 1-12
HOOFDSTUK 2. - Slotbepalingen
Art. 13-14
BIJLAGE.
Art. N
HOOFDSTUK 1. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 april 2019 betreffende de erkenningsvoorwaarden en de subsidienormen voor voorzieningen in de jeugdhulp
Artikel 1. In artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 april 2019 betreffende de erkenningsvoorwaarden en de subsidienormen voor voorzieningen in de jeugdhulp, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 20 maart 2020, 12 maart 2021, 17 december 2021, 5 mei 2023 en 12 mei 2023 worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° punt 11° wordt vervangen door wat volgt:
"11° decreet van 7 mei 2004: het decreet van 7 mei 2004 betreffende de rechtspositie van de minderjarige in de integrale jeugdhulp en binnen het kader van het decreet betreffende het jeugddelinquentierecht;";
2° er wordt een punt 13° /1 ingevoegd, dat luidt als volgt:
"13° /1 decreet van 3 juni 2022: het decreet van 3 juni 2022 houdende de verplichting voor bepaalde organisaties om een uittreksel uit het strafregister als vermeld in artikel 596, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, te controleren voor bepaalde nieuwe medewerkers;";
3° er worden een punt 19° /2/1 en een punt 19° /2/2 ingevoegd, die luiden als volgt:
"19° /2/1 gezinshuis: een kleinschalige vorm van residentiële ondersteuning, waarbij een gezinshuisouder minderjarigen in het eigen gezin opvangt en begeleidt, die zich richt op minderjarigen met complexe problematieken die de draagkracht van het doorsneepleeggezin overstijgen;
19° /2/2 gezinshuisouder: een personeelslid dat bezoldigd en in voltijds dienstverband minderjarigen in het eigen gezin opvangt en begeleidt;";
4° er wordt een punt 40° /1 ingevoegd, dat luidt als volgt:
"40° /1 pleeggezin: een pleeggezin als vermeld in artikel 2, § 1, 45°, van het decreet van 12 juli 2013;".
Art.2. In artikel 3 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 20 maart 2020, 17 december 2021 en 5 mei 2023, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in het derde lid wordt tussen de zinsnede "veilig verblijf," en de woorden "contextbegeleiding kortdurend" de zinsnede "verblijf 5 dagen per week, verblijf in een gezinshuis, begeleiding en ondersteuning van een gezinshuis, " ingevoegd;
2° er worden een zesde en zevende lid toegevoegd, die luiden als volgt;
"De administrateur-generaal kan bepalen dat modules waarvoor aan een organisatie voor bijzondere jeugdzorg erkenning is verleend, uitsluitend ingezet kunnen worden voor niet-begeleide minderjarige vreemdelingen.
In het zesde lid wordt verstaan onder niet-begeleide minderjarige vreemdeling: iedere persoon die voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 5 van titel XIII, hoofdstuk 6, van de programmawet (I) van 24 december 2002.".
Art.3. In artikel 11, tweede lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 20 maart 2020 en 6 november 2023, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° punt 4° wordt vervangen door wat volgt:
"4° de voorziening past de verplichting van artikel 3 van het decreet van 3 juni 2022 toe;";
2° punt 7° wordt vervangen door wat volgt:
"7° een kopie van het handelingsplan wordt gecommuniceerd aan de minderjarige en zijn ouders of opvoedingsverantwoordelijken, overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 7 mei 2004. In voorkomend geval wordt een kopie van het handelingsplan opgestuurd naar de gemandateerde voorziening, de jeugdrechter of de jeugdrechtbank en de sociale dienst;";
3° punt 9° wordt vervangen door wat volgt:
"9° de voorziening maakt minstens om de zes maanden een evolutieverslag op, dat gecommuniceerd wordt aan de minderjarige en zijn ouders of opvoedingsverantwoordelijken, overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 7 mei 2004. In voorkomend geval wordt het evolutieverslag verstuurd naar de gemandateerde voorziening, de jeugdrechter of de jeugdrechtbank en de sociale dienst;".
Art.4. In hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 6 november 2023, wordt een artikel 15/2 ingevoegd, dat luidt als volgt:
"Art. 15/2. § 1. Een voorziening van categorie 1 die erkend is om de typemodule verblijf in een gezinshuis aan te bieden, voldoet, met behoud van de toepassing van artikel 13, aan de volgende bijzondere voorwaarden:
1° de voorziening biedt aan de gezinshuisouder en al zijn gezinsleden een kwaliteitsvolle ondersteuning en begeleiding zodat de opvang en begeleiding in een gezinshuis daadwerkelijk inspeelt op de behoeften van de minderjarige en bijdraagt tot continuïteit in relaties, veiligheid en welzijn van alle betrokkenen;
2° de voorziening staat in voor een correcte en passende informatieverstrekking aan gezinshuisouders over het individueel functioneren van de minderjarigen en de samenwerking met de ouders in functie van een kwaliteitsvolle handelingsplanning en evaluatie;
3° de voorziening ondersteunt de samenwerkingsrelatie van de gezinshuisouder met de ouders en alle relevante betrokkenen uit het gezins- en opvoedingsmilieu van de minderjarige en maakt daarvoor de nodige afspraken, in voorkomend geval rekening houdend met de beslissing van de verwijzende instantie;
4° de voorziening voorziet, al dan niet via structurele samenwerking met andere voorzieningen binnen het werkingsgebied waaraan een erkenning voor de typemodule verblijf of de typemodule verblijf in een gezinshuis is verleend, in een residentiële terugvalmogelijkheid voor de minderjarigen die in een gezinshuis verblijven;
5° de voorziening werkt, minimaal rond de volgende opdrachten, structureel samen met de dienst voor pleegzorg uit het werkingsgebied en ook met andere voorzieningen uit het werkingsgebied waaraan een erkenning voor de typemodule verblijf in een gezinshuis is verleend:
a) haar gezinshuis of gezinshuizen bekendmaken;
b) gezinshuisouders werven en screenen aan de hand van de bijzondere voorwaarden, vermeld in paragraaf 3;
c) minderjarigen naar een gezinshuis oriënteren;
d) vorming voor gezinshuisouders organiseren;
e) professionaliserings-, uitwisselings- en intervisiemogelijkheden voor gezinshuisouders organiseren.
In het eerste lid, 5°, wordt verstaan onder dienst voor pleegzorg: de dienst voor pleegzorg, vermeld in artikel 7 van het decreet van 29 juni 2012 houdende de organisatie van pleegzorg.
§ 2. Een gezinshuis voldoet aan de volgende bijzondere voorwaarden:
1° in een gezinshuis worden maximaal zes minderjarigen begeleid en opgevangen, met inbegrip van eigen kinderen en pleegkinderen. Per bezoldigde gezinshuisouder worden maximaal drie minderjarigen begeleid en opgevangen. Voormelde beperkingen gelden niet voor broers of zussen. De administrateur-generaal kan afwijkingen toestaan van het maximale aantal minderjarigen per gezinshuis en per gezinshuisouder na een gemotiveerde schriftelijke aanvraag van de moederorganisatie;
2° een gezinshuis werkt aantoonbaar volgens de volgende principes:
a) er wordt een positief en ondersteunend gezinsklimaat aangeboden waarin alle minderjarigen onvoorwaardelijk en evenwaardig ondersteund worden;
b) er wordt structuur en continuïteit aangeboden, met weloverwogen regels en afspraken en met het oog op zo weinig mogelijk repressie;
c) de ouders en andere relevante betrokkenen uit het gezins- en opvoedingsmilieu van de minderjarige worden betrokken bij het dagelijks leven van het gezinshuis;
d) er wordt samengewerkt met actoren die universele diensten en activiteiten aanbieden en met eerstelijnsactoren en vrijetijdsactoren in de buurt om het gewone leven binnen te brengen in de bijzondere situatie van de plaatsing;
e) vanuit het dagelijkse leven wordt in voorkomend geval bij specifieke zorgbehoeften bijgeschakeld naar een meer gespecialiseerd aanbod;
3° alle meerderjarige gezinsleden van een gezinshuis voldoen aan de verplichting, vermeld in artikel 3 van het decreet van 3 juni 2022.
§ 3. Een gezinshuisouder voldoet aan de volgende bijzondere voorwaarden:
1° een gezinshuisouder beschikt over een menswetenschappelijk diploma, minimaal van bachelorniveau, of kan aantonen over voldoende relevante competenties te beschikken om op dat niveau te functioneren;
2° een gezinshuisouder wordt geselecteerd op basis van een onderbouwd screeningsproces, waarbij rekening gehouden wordt met al de volgende elementen:
a) de pedagogische draagkracht om de opgevangen minderjarigen een stabiel leefklimaat te bieden;
b) de materiële mogelijkheden;
c) de nodige competenties en persoonlijkheidskenmerken om adequaat om te gaan met complexe opvoedingssituaties in een gezinshuis;
d) de gezinssituatie en sociale context van het gezin.
Bij de toetsing van de kenmerken van een minderjarige aan het profiel van de gezinshuisouder en zijn gezin wordt in voorkomend geval rekening gehouden met bevindingen uit voorgaande hulpverlening. Ook waakt de voorziening erover dat de ideologische, filosofische en godsdienstige overtuiging van de minderjarige en het gezin van oorsprong gerespecteerd worden.".
Art.5. In artikel 19, 7°, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 december 2021, wordt tussen de woorden "diagnostische opdracht" en de zinsnede "bezorgd," de zinsnede "aan de minderjarige en zijn ouders of opvoedingsverantwoordelijken gecommuniceerd, overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 7 mei 2004 en" ingevoegd.
Art.6. In artikel 23, 5°, van hetzelfde besluit wordt het bedrag "6,70 euro" vervangen door het bedrag "7,85 euro" en wordt de zinsnede "index van de consumptieprijzen, die van toepassing is op 1 januari 2019" vervangen door de zinsnede "spilindex die van toepassing is op 1 januari 2023".
Art.7. Aan artikel 27/1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 20 maart 2020, worden een punt 7° en een punt 8° toegevoegd, die luiden als volgt:
"7° de voorziening stelt binnen zes maanden na de opstart van de begeleiding een beeldvormingsverslag en behandelplan op en bezorgt die documenten aan de minderjarige en zijn ouders of opvoedingsverantwoordelijken, overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 7 mei 2004, en, in voorkomend geval, aan de gemandateerde voorziening, de jeugdrechter of de jeugdrechtbank en de sociale dienst;
8° de voorziening maakt op het einde van de behandeling een afrondingsverslag op waarin, als dat gewenst is, een advies voor vervolghulp is opgenomen. Ze bezorgt dat verslag aan de minderjarige en zijn ouders of opvoedingsverantwoordelijken, overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 7 mei 2004, en, in voorkomend geval, aan de gemandateerde voorziening, de jeugdrechter of de jeugdrechtbank en de sociale dienst.".
Art.8. In artikel 35, § 5, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 5 februari 2021, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in het eerste lid wordt het bedrag "557,41 euro" vervangen door het bedrag "687,12 euro" en wordt het bedrag "12,20 euro" vervangen door het bedrag "13,36 euro";
2° in het tweede lid wordt de zinsnede "index van de consumptieprijzen, die van toepassing is op 1 januari 2019" vervangen door de zinsnede "spilindex die van toepassing is op 1 januari 2023".
Art.9. In artikel 42, derde lid, van hetzelfde besluit wordt het bedrag "202,39 euro" vervangen door het bedrag "219,07 euro" en wordt de zinsnede "index van de consumptieprijzen, die van toepassing is op 1 januari 2019" vervangen door de zinsnede "spilindex die van toepassing is op 1 januari 2023".
Art.10. In hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 20 maart 2020, 5 februari 2021, 12 maart 2021 en 17 december 2021, wordt een artikel 42/1 ingevoegd, dat luidt als volgt:
"Art. 42/1. Aan voorzieningen van categorie 1 die erkend zijn voor de typemodule verblijf in een gezinshuis, wordt per minderjarige en per verblijfsdag in een gezinshuis een subsidie toegekend als forfaitaire kostenvergoeding conform de volgende tabel:
Leeftijd minderjarige | Kostenvergoeding (in euro) |
0-6 | 29,48 |
7-12 | 29,97 |
13-15 | 32,22 |
16-17 | 33,97 |
18 en ouder | 35,70 |