22 NOVEMBER 2023. - Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot vaststelling van de nadere regels, de algemene werkwijze alsook het modelverslag van de onderzoeksopdracht, met toepassing van artikel 7/1 van het decreet van 10 januari 2019 betreffende de Algemene Inspectiedienst
Art. 1-10
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:
1° "het decreet": het decreet van 10 januari 2019 betreffende de Algemene Inspectiedienst;
2° "het diensthoofd": de inspecteur-generaal of de coördinerend inspecteur die aan het hoofd staat van een van de diensten, vermeld in artikel 3, derde lid, van het decreet;
3° "de opdracht": de onderzoeksopdracht bedoeld in artikel 7/1 van het decreet;
4° "de leidend inspecteur": de coördinerend inspecteur of zijn afgevaardigde die binnen het departement toezicht houdt op alle onderzoeksopdrachten;
5° "de refererend inspecteur": de inspecteur die de opdracht coördineert wanneer deze in teamverband wordt uitgevoerd;
6° "de aanvrager": de persoon die de aanvraag voor een opdracht indient bij de intermediaire coördinatie-eenheid overeenkomstig artikel 7/1, § 1, tweede lid, van het decreet;
7° "de intermediaire coördinatie-eenheid": het orgaan bedoeld in artikel 1.6.1-2 van het Wetboek van het basis- en secundair onderwijs.
Art.2. Bij de uitoefening van zijn ambt leeft de inspecteur de plichten na die verbonden zijn aan zijn ambt zoals bepaald in de artikelen 35 tot 41 van het decreet, inzonderheid de beginselen van objectiviteit, transparantie, vertrouwelijkheid en onafhankelijkheid.
Art.3. Om de opdracht uit te voeren, benoemt de coördinerend inspecteur-generaal:
1° een leidend inspecteur binnen de Algemene Inspectiedienst om toezicht te houden;
2° één of meer inspecteurs die door het diensthoofd worden voorgedragen om de opdracht uit te voeren;
3° een refererend inspecteur, op voorstel van het diensthoofd, wanneer de opdracht in teamverband wordt uitgevoerd.
Art.4. De inspecteur voert de opdracht uit onder verantwoordelijkheid van de coördinerend inspecteur-generaal of het diensthoofd aan wie hij hiërarchisch rapporteert en onder toezicht van de leidend inspecteur. Wanneer de opdracht in teamverband wordt uitgevoerd, wordt deze gecoördineerd door een refererend inspecteur die contact onderhoudt met de betrokken personen en inrichtende macht, toeziet op de naleving van de termijnen, in samenwerking met zijn collega's toeziet op de taakverdeling en de opstelling van het rapport beheert.
Art.5. Het door de intermediaire coördinatie-eenheid opgestelde mandaat bepaalt:
1° de te onderzoeken feiten;
2° de oorsprong van het verzoek;
3° het leerplichtonderwijs, het onderwijs voor sociale promotie, het (de) psycho-medico-sociaal centrum(a), het betrokken e-learning afstandsonderwijs van de Franse Gemeenschap, het kunstonderwijs ;
4° personen die kunnen worden betrokken;
5° de uiterste datum voor het voltooien van de opdracht;
6° de specifieke methodologie die moet worden toegepast;
7° en, in voorkomend geval, de redenen waarom de betrokken personen of inrichtende macht niet vooraf in kennis werden gesteld van de organisatie van de opdracht en het doel ervan.
Het mandaat gaat samen met de documenten in het dossier.
Art.6. De opdracht verloopt in de volgende fasen:
1° ontvangst van de opdrachtomschrijving en de specifieke methodologie op basis waarvan de opdracht wordt uitgevoerd;
2° ontvangst van de opdracht van de inspecteurs aangewezen overeenkomstig artikel 3;
3° in voorkomend geval, het verzenden van een e-mail met ontvangstbewijs, in het geval van een onderzoeksopdracht, en een aangetekende brief met ontvangstbewijs, in het geval van een onderzoeksopdracht, om de bij de opdracht betrokken personen en de inrichtende macht in te lichten over de organisatie van de opdracht en het doel ervan. Op verzoek van de algemeen ambtenaar die verantwoordelijk is voor de Algemene directie Leerplichtonderwijs of de Algemene directie Hoger onderwijs, levenslang leren en wetenschappelijk onderzoek, en in het belang van de personen of de opdracht, wordt de opdracht niet vooraf aangekondigd. In dit geval worden de redenen hiervoor vermeld in het mandaat van de intermediaire coördinatie-eenheid;
4° informatie verzamelen: de inspecteur kan administratieve en educatieve documenten opvragen die betrekking hebben op het doel van de opdracht, de lokalen bezoeken, activiteiten bijwonen en met de betrokkenen spreken om zijn opdracht uit te voeren. De betrokkenen kunnen ook schriftelijk vragen dat de inspecteur bepaalde documenten onderzoekt of een of meer getuigen hoort. Dit verzoek moet gemotiveerd zijn en moet de inspecteur bereiken binnen de tien werkdagen na ontvangst van de kennisgeving bedoeld in 3° of na de eerste dag van de opdracht. Wanneer de inspecteur inlichtingen inwint bij personen door middel van gesprekken in het kader van een onderzoeksmissie, wordt over elk gesprek een verslag opgesteld door de inspecteur. Het verslag wordt ondertekend door de ondervraagde persoon en de inspecteur. In voorkomend geval heeft/hebben de ondervraagde(n) het recht zijn/hun opmerkingen aan het verslag toe te voegen. De proces-verbalen moeten bij het verslag worden gevoegd;
5° eerbiediging van het recht op meningsuiting: in het kader van de opdracht ziet de inspecteur erop toe dat het recht op meningsuiting door de betrokken partijen wordt geëerbiedigd, overeenkomstig artikel 7/1, § 3, van het decreet. Wanneer de onderzoeksprocedure rechtstreeks of onrechtstreeks betrekking heeft op feiten die een personeelslid of een inrichtende macht ten laste worden gelegd, moet het personeelslid of de vertegenwoordiger van de inrichtende macht door de inspecteur worden gehoord. De uitnodiging voor de hoorzitting en de vermeende feiten worden ten minste drie werkdagen voor de hoorzitting aan het personeelslid of de inrichtende macht meegedeeld, hetzij per aangetekende brief met ontvangstbevestiging, hetzij per persoonlijk (hand tot hand) afgegeven brief met ontvangstbevestiging. In het geval van een onderzoeksopdracht worden de betrokkenen als laatste gehoord, mits in het verslag wordt geconcludeerd dat een onderzoeksopdracht noodzakelijk is. In het geval van een onderzoeksopdracht mogen de betrokkenen vóór hun laatste hoorzitting alle documenten en bewijsstukken onderzoeken waarop de inspecteurs hun verslag hebben gebaseerd;
6° opstellen van het verslag: de inspecteur stelt het verslag bedoeld in artikel 7/1, § 4, eerste lid, van het decreet op binnen vijftien werkdagen na de laatste dag van de opdracht;
7° toezending van het verslag overeenkomstig de nadere regels bepaald in artikel 7/1, § 4, tweede en derde lid, van het decreet.
Art.7. Wanneer het verhoor bedoeld in artikel 6, 5°, betrekking heeft op een personeelslid tegen wie beschuldigingen zijn ingebracht, kan dit personeelslid zich laten vertegenwoordigen door een gemachtigde vertegenwoordiger van een syndicale organisatie, door een advocaat of door een raadsman gekozen uit de personeelsleden in actieve dienst of gepensioneerd uit het onderwijs georganiseerd of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap.
Wanneer de hoorzitting bedoeld in artikel 6, 5°, betrekking heeft op een inrichtende macht waartegen beschuldigingen worden geformuleerd, kan deze zich laten vertegenwoordigen door een advocaat of een verdediger gekozen uit de personeelsleden in actieve dienst of gepensioneerd uit het onderwijs georganiseerd of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap.
De inspecteur kan echter de verdediger diskwalificeren, als deze een personeelslid is, als deze keuze een belangenconflict oplevert met de persoon die wordt geïnterviewd of het doel van de opdracht.
Art.8. Overeenkomstig artikel 7/1, § 4, eerste lid, van het decreet wordt het modelverslag bij dit besluit gevoegd.
Art.9. Dit besluit treedt in werking op 22 november 2023.
Art. 10. De Minister van Onderwijs is belast met de uitvoering van dit besluit.