26 NOVEMBER 2023. - Koninklijk besluit betreffende het beroep van praktijkassistent
HOOFDSTUK 1. - Inleidende bepalingen.
Art. 1
HOOFDSTUK 2. - Erkenningscriteria.
Art. 2
HOOFDSTUK 3. - Toevertrouwde handelingen
Art. 3
HOOFDSTUK 4. - Overgangsbepalingen
Art. 4-5
BIJLAGEN.
Art. N1-N2
HOOFDSTUK 1. - Inleidende bepalingen.
Artikel 1. De uitoefening van "praktijkassistentie" is een paramedisch beroep in de zin van artikel 69 van de gecoördineerde wet van 10 mei 2015 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen.
Dit beroep wordt uitgeoefend onder de beroepstitel "praktijkassistent".
Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder "praktijkassistent": paramedicus, ter ondersteuning van de arts en andere zorgverstrekkers bij de al dan niet multidisciplinaire praktijkvoering, door de uitvoering van gedefinieerde geprotocolleerde technisch-ondersteunende medische taken, zoals nader bepaald in dit besluit, alsook door de ondersteuning van de kwaliteit en veiligheid van het zorgproces met betrekking tot de onthaalfunctie en de administratieve, logistieke en IT-taken.
HOOFDSTUK 2. - Erkenningscriteria.
Art.2. § 1. Het beroep van praktijkassistent mag slechts worden uitgeoefend door personen die voldoen aan de voorwaarden in § 2 en § 3.
§ 2. De persoon is houder van een diploma van praktijkassistent dat een opleiding bekroont die niet kadert in het verplicht secundair onderwijs, overeenstemmend met een opleiding van tenminste 90 ECTS studiepunten of ten minste 970 contacturen. "Contacturen" betekent in deze de opleidingsuren die door de onderwijsinstelling worden gegeven en waarbij voorzien wordt in de begeleiding door de docent.
Het leerprogramma omvat minstens:
1) een theoretische en praktische opleiding inzake de competenties zoals vastgesteld in bijlage 1 bij dit besluit;
2) het met vrucht doorlopen hebben van een stage van minstens 450 uren in een voor de opleiding van artsen erkende praktijk waar minstens 0,8 VTE praktijkassistent, basisverpleegkundige of verpleegkundige verantwoordelijk voor algemene zorg is tewerkgesteld.
§ 3. De persoon onderhoudt zijn beroepskennis en -vaardigheden en werkt deze bij via bijscholing, gedurende ten minste 7,5 uren per jaar, om een beroepsuitoefening op een optimaal kwaliteitsniveau te behouden. Deze bijscholing moet bestaan uit persoonlijke studie en deelname aan vormingsactiviteiten.
HOOFDSTUK 3. - Toevertrouwde handelingen
Art.3. De handelingen die, overeenkomstig artikel 23, § 1, eerste lid, van de voornoemde gecoördineerde wet van 10 mei 2015, aan een praktijkassistent kunnen worden toevertrouwd door een arts, worden vermeld in bijlage 2 bij dit besluit.
De in het vorige lid bedoelde handelingen worden uitgevoerd op basis van richtlijnen en/of protocollen binnen de praktijk.
HOOFDSTUK 4. - Overgangsbepalingen
Art.4. In afwijking van artikel 2, § 2, kan tot vijf jaar na de bekendmaking van dit besluit de stage worden doorlopen in elke voor de opleiding van artsen erkende praktijk.
Art.5. De minister bevoegd voor Volksgezondheid is belast met de uitvoering van dit besluit.
BIJLAGEN.
Art. N1.
(Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 22-12-2023, p. 121032)
Art. N2.
(Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 22-12-2023, p. 121036)