27 OKTOBER 2023. - Besluit van de Vlaamse Regering tot bepaling van de nadere regels voor de aanstelling van een voorlopig bewindvoerder ter uitvoering van artikel 63, § 2, van het Woonzorgdecreet van 15 februari 2019
HOOFDSTUK 1. - Definities
Art. 1
HOOFDSTUK 2. - Procedure
Art. 2-5
HOOFDSTUK 3. - De voorlopig bewindvoerder
Art. 6-7
HOOFDSTUK 4. - Slotbepalingen
Art. 8
HOOFDSTUK 1. - Definities
Artikel 1. In dit besluit wordt verstaan onder:
1° initiatiefnemer: een initiatiefnemer als vermeld in artikel 2, § 1, 4°, van het Woonzorgdecreet van 15 februari 2019;
2° vereniging: een vereniging als vermeld in artikel 2, § 1, 15°, van het Woonzorgdecreet van 15 februari 2019;
3° woonzorgvoorziening: een woonvoorziening als vermeld in artikel 2, § 1, 19°, van het Woonzorgdecreet van 15 februari 2019;
4° zorg en ondersteuning: zorg en ondersteuning als vermeld in artikel 2, § 1, 21°, van het Woonzorgdecreet van 15 februari 2019.
HOOFDSTUK 2. - Procedure
Art.2. De Vlaamse Regering kan, als toezichthoudende overheid op woonzorgvoorzieningen en verenigingen die in de zin van het Wetboek Economisch Recht als ondernemingen kunnen worden beschouwd, een vordering tot het aanstellen van een voorlopig bewindvoerder instellen, indien aan de voorwaarden zoals vermeld in artikel 63, § 2 van het Woonzorgdecreet is voldaan.
Art.3. De aanstelling van een voorlopig bewindvoerder wordt in kortgeding bij dagvaarding gevorderd tegen de initiatiefnemer.
In het eerste lid wordt verstaan onder dagvaarding: het document dat conform artikel 43, 700 tot en met 710 van het Gerechtelijk Wetboek is opgesteld en door een deurwaarder wordt betekend aan de initiatiefnemer.
De volgende voorwaarden voor een vordering in kortgeding moeten zijn vervuld:
1° de vordering, vermeld in het eerste lid, is spoedeisend: er is sprake van een acuut gevaar zodat de zorg en ondersteuning van de gebruikers niet zonder onderbreking en kwaliteitsvol kan worden gewaarborgd;
2° de vordering, vermeld in het eerste lid, betreft een voorlopige maatregel.
Art.4. In geval van strikte noodzakelijkheid kan de vordering tot aanstelling van een voorlopig bewindvoerder ook worden ingeleid bij eenzijdig verzoekschrift.
Er is strikte noodzakelijkheid als vermeld in het eerste lid, als het betrekken van de initiatiefnemer in de procedure de efficiëntie van de gevorderde maatregel bedreigt.
In het eerste lid wordt verstaan onder eenzijdig verzoekschrift: een verzoekschrift dat is opgesteld conform artikel 1025 tot en met 1027 van het Gerechtelijk Wetboek, waarvan de initiatiefnemer voorafgaand geen kennis krijgt.
Art.5. Bij de inleiding van de vordering, op de wijze zoals vermeld in artikel 3 en artikel 4, wordt aangetoond dat door het wanbeheer van de initiatiefnemer in de woonzorgvoorziening de zorg en ondersteuning niet zonder onderbreking en kwaliteitsvol kan worden gewaarborgd.
HOOFDSTUK 3. - De voorlopig bewindvoerder
Art.6. De voorlopig bewindvoerder voldoet aan al de volgende voorwaarden:
1° de voorlopig bewindvoerder beschikt over de nodige competenties in de organisatie van de zorg met voldoende ervaring in het ondernemingsrecht, het sociaal recht en het arbeidsrecht;
2° de voorlopig bewindvoerder biedt voldoende waarborgen van onpartijdigheid en belangeloosheid.
Art.7. De opdracht van de voorlopig bewindvoerder is beperkt in tijd en naar inhoud, en wordt bepaald door de ondernemingsrechtbank. De opdracht van de voorlopig bewindvoerder is afhankelijk van de concrete situatie waarbij de aanstelling van een voorlopig bewindvoerder wordt gevraagd.
In het eerste lid wordt verstaan onder ondernemingsrechtbank: de bevoegde rechtbank. Territoriaal is de bevoegde rechtbank de ondernemingsrechtbank van het gerechtelijk arrondissement waar de initiatiefnemer zijn maatschappelijke zetel heeft.
De opdracht van de voorlopig bewindvoerder kan algemeen of bijzonder zijn en maakt het mogelijk om de exploitatie van de woonzorgvoorziening verder te zetten.
De voorlopig bewindvoerder moet de nodige bewarende maatregelen kunnen nemen ter bescherming van de zorggebruikers op het vlak van kwaliteitsvolle zorggarantie en continuïteit.
In het vierde lid wordt verstaan onder zorggebruiker: iedere natuurlijke persoon die vanuit een verminderd zelfzorgvermogen een beroep doet of kan doen op woonzorg.
HOOFDSTUK 4. - Slotbepalingen
Art. 8. De Vlaamse minister, bevoegd voor de gezondheids- en woonzorg, is belast met de uitvoering van dit besluit.