20 SEPTEMBER 2023. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de modaliteiten van het gebruik van de toelage voor het stimuleren van projecten rond veiligheid bij voetbalwedstrijden
HOOFDSTUK 1. - Definities
Art. 1
HOOFDSTUK 2. - Projectoproep
Art. 2-3
HOOFDSTUK 3. - Ontvankelijkheid, selectie en keuze van de projectvoorstellen
Afdeling 1. Ontvankelijkheidscriteria van de projectvoorstellen
Art. 4-5
Afdeling 2. Selectiecriteria van de projectvoorstellen
Art. 6
Afdeling 3. Keuzecriteria van de projectvoorstellen
Art. 7
HOOFDSTUK 4. - Analyse van de projectvoorstellen
Art. 8-9
HOOFDSTUK 5. - De subsidie
Afdeling 1. Betaling van de subsidie
Art. 10
Afdeling 2. De bestemming van de subsidie en het toezicht
Art. 11-12
HOOFDSTUK 6. - Opvolging en evaluatie
Art. 13-15
HOOFDSTUK 7. - Sancties en terugvordering
Art. 16-17
HOOFDSTUK 8. - Slotbepaling
Art. 18
HOOFDSTUK 1. - Definities
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:
1° "Minister": de Minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken;
2° "Algemene Directie Veiligheid en Preventie": de Algemene Directie Veiligheid en Preventie van de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken;
3° "de opsteller van het projectvoorstel": een rechtspersoon die alleen deelneemt of meerdere rechtspersonen die samen deelnemen aan de oproep tot projectvoorstellen bedoeld in artikel 2. Deze rechtspersonen zijn in België gevestigd;
4° "de begunstigde": de begunstigde van de subsidie toegekend op grond van dit besluit.
HOOFDSTUK 2. - Projectoproep
Art.2. Binnen de grenzen van de beschikbare kredieten organiseert de Algemene Directie Veiligheid en Preventie een oproep tot het indienen van projecten in verband met de veiligheid bij voetbalwedstrijden. Het totale beschikbare bedrag voor 2023 bedraagt 75.000 euro.
Art.3. De projectoproep bedoeld in artikel 2 betreft het toekennen van een eenmalige financiële ondersteuning aan innovatieve projecten met als doel de veiligheid bij voetbalwedstrijden te bevorderen.
De maximale subsidie per project is beperkt tot 50.000 euro.
HOOFDSTUK 3. - Ontvankelijkheid, selectie en keuze van de projectvoorstellen
Afdeling 1. Ontvankelijkheidscriteria van de projectvoorstellen
Art.4. Om ontvankelijk te zijn moet een projectvoorstel:
1° De Algemene Directie Veiligheid en Preventie per e-mail bereiken op het adres dat in het formulier "oproep tot innovatieve projectvoorstellen" wordt vermeld, ten laatste tegen de datum die in hetzelfde oproepingsformulier wordt vermeld. Dit formulier wordt in het Nederlands, Frans en Duits opgesteld en ter beschikking gesteld door de Algemene Directie Veiligheid en Preventie;
2° Uiterlijk binnen de in artikel 5, tweede lid, bedoelde termijn, vergezeld zijn van een dossier dat de volgende stukken bevat:
a) de statuten van de opsteller van het projectvoorstel;
b) een verklaring op eer dat de opsteller op de datum van de indiening van het projectvoorstel geen betalingsachterstand heeft bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, geen belastingschulden heeft, niet in staat van faillissement is en geen verzoek tot gerechtelijke organisatie heeft ingediend;
c) een nauwkeurige omschrijving van het projectvoorstel waarin wordt beschreven hoe het project kadert in de doelstelling bedoeld in artikel 6, 1° ;
d) een plan van aanpak waarin in detail wordt beschreven hoe het project zal worden uitgevoerd, evenals het tijdschema voor de uitvoering met finalisatie van het project;
e) een budgetvoorstel voor de uitvoering van het project met een cijfermatige berekening voor de duur van het project, evenals een financieel plan waarin met name de rechtvaardiging van de noodzaak voor en de toegevoegde waarde van de subsidie wordt uiteengezet.
Art.5. Binnen 15 werkdagen na ontvangst van een projectvoorstel stuurt de Algemene Directie Veiligheid en Preventie een ontvangstbevestiging aan de opsteller van het projectvoorstel, waarin wordt verklaard dat het dossier volledig is of waarin de nog in te dienen stukken worden verduidelijkt.
Op straffe van de onontvankelijkheid van het project worden de ontbrekende stukken binnen 10 werkdagen na ontvangst van het verzoek aan de Algemene Directie Veiligheid en Preventie overgemaakt.
Afdeling 2. Selectiecriteria van de projectvoorstellen
Art.6. Om te worden geselecteerd door de Algemene Directie Veiligheid en Preventie, voldoen de ontvankelijke projectvoorstellen aan de volgende selectiecriteria:
1° De overeenstemming van het projectvoorstel met de projecten die in dit koninklijk besluit bedoeld worden, namelijk projecten met als doel de veiligheid bij voetbalwedstrijden te bevorderen, op voorwaarde dat zij onder de bevoegdheid van de federale overheid vallen als bedoeld in titel II van de Bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen;
2° Het projectvoorstel geniet niet reeds subsidies voor de verwezenlijking van dit project;
3° Het projectvoorstel betreft een activiteit die zich buiten de normale werking van de organisatie situeert. De dagelijkse werking van een organisatie wordt niet beschouwd als een project;
4° Het projectvoorstel dient in de lopende 12 maanden te worden uitgevoerd;
5° Een voldoende operationele en organisatorische capaciteit van de opsteller van het projectvoorstel. De opsteller van het projectvoorstel levert het bewijs dat hij over een voldoende operationele en organisatorische capaciteit beschikt.
Afdeling 3. Keuzecriteria van de projectvoorstellen
Art.7. § 1 De keuze van de projecten wordt uitgevoerd op basis van de volgende keuzecriteria:
1° De bijdrage aan het veiligheidsbeleid in en rond de stadions, uitgaande van het principe van nultolerantie voor inbreuken rond racisme en discriminatie, onrechtmatig gebruik van pyrotechnische voorwerpen, en fysiek geweld, inzonderheid de bijdrage aan de realisatie van één of meerdere van de vijf pijlers van het actieplan "Samen voor Veilig Voetbal";
2° Het innovatief of vooruitstrevend karakter. Met het innovatief karakter wordt bedoeld hoe het project innoveert ten opzichte van de best bestaande technologieën en/of praktijken. Met het vooruitstrevend karakter wordt bedoeld het project zich onderscheidt van de bestaande technologie en/of praktijk en hoe het project deze bestaande technologie en/of praktijk verbetert of verder ontwikkelt;
3° De kwalitatieve uitwerking van het project, met bijzondere aandacht voor de transparante fasering van de activiteiten en resultaatgerichtheid.
§ 2 Een rangschikking van de ontvankelijke projecten wordt opgesteld, op basis van een behaalde globale score op deze keuzecriteria. De projecten met de hoogste globale score worden geselecteerd, in functie van het beschikbare budget.
In de berekening van de globale score van de projectvoorstellen krijgen de keuzecriteria het volgende gewicht:
1° Keuzecriterium 1: 40 %;
2° Keuzecriterium 2: 40 %;
3° Keuzecriterium 3: 20 %.
HOOFDSTUK 4. - Analyse van de projectvoorstellen
Art.8. § 1 De Algemene Directie Veiligheid en Preventie analyseert de geselecteerde projectvoorstellen in het licht van alle keuzecriteria vermeld in artikel 7.
§ 2 De Algemene Directie Veiligheid en Preventie stuurt de lijst van de ingediende projectvoorstellen naar de Minister. Ze voegt aan deze lijst een gemotiveerd advies toe.
§ 3 Voor de projectvoorstellen die zij geselecteerd heeft, heeft het gemotiveerd advies van de Algemene Directie Veiligheid en Preventie betrekking op de inhoud van de projectvoorstellen in het licht van elk keuzecriterium.
Art.9. § 1 Bij ministerieel besluit wordt vastgesteld om één of meer projecten te kiezen uit de projecten die vermeld worden op de lijst die door de Algemene Directie Veiligheid en Preventie wordt voorgesteld, overeenkomstig artikel 8, § 2.
§ 2 Er wordt een subsidie toegekend aan de projecten die overeenkomstig paragraaf 1 gekozen zijn.
HOOFDSTUK 5. - De subsidie
Afdeling 1. Betaling van de subsidie
Art.10. Het bedrag van de subsidie wordt uitgekeerd in twee schijven:
1° een eerste schijf van 40 % wordt uitgekeerd na de ondertekening van het ministerieel besluit tot toekenning van de subsidie en na de vastlegging van de uitgaven;
2° een tweede schijf van 60 % wordt uitgekeerd bij de oplevering van een gunstige evaluatie van het project zoals bedoeld in artikel 13, & 1 en bij de overmaking van het financieel dossier zoals bedoeld in artikel 11.
Afdeling 2. De bestemming van de subsidie en het toezicht
Art.11. De begunstigde moet alle uitgaven verbonden aan de uitvoering van het project bundelen in een financieel dossier dat uiterlijk één maand na afloop van het project wordt overgemaakt aan de Algemene Directie Veiligheid en Preventie.
Art.12. De begunstigde brengt de Algemene Directie Veiligheid en Preventie onmiddellijk op de hoogte van elke gebeurtenis die een impact heeft of kan hebben op de continuïteit en de goede uitvoering van het project.
HOOFDSTUK 6. - Opvolging en evaluatie
Art.13. § 1 De begunstigde dient een evaluatieverslag op te maken over de uitvoering van het project aan de hand van de keuzecriteria.
§ 2 De begunstigde dient eveneens een evaluatieverslag op te maken over de concrete impact van het project aan de veiligheid bij voetbalwedstijden.
§ 3 De modellen van deze evaluatieverslagen worden ter beschikking gesteld door de Algemene Directie Veiligheid en Preventie.
Art.14. De evaluatieverslagen, zoals bedoeld in artikel 13, dienen volledig ingevuld, overgemaakt te worden aan de Algemene Directie Veiligheid en Preventie en dit ten laatste een maand na het aflopen van het project.
Art.15. De Algemene Directie Veiligheid en Preventie zal een globaal evaluatierapport opmaken dat kan aangewend worden voor de uitwerking van toekomstige beleidsbeslissingen.
HOOFDSTUK 7. - Sancties en terugvordering
Art.16. Bij niet-naleving van de voorwaarden van dit besluit of de beslissing tot toekenning van de subsidie kan de Algemene Directie Veiligheid en Preventie volgende maatregelen nemen:
1° de begunstigde in gebreke stellen om zich te voegen naar de voorwaarden bepaald in dit besluit of de beslissing tot toekenning van de subsidie:
2° bijkomende voorwaarden opleggen.
Art.17. De Minister beveelt de gehele of gedeeltelijke terugbetaling van de subsidie in de volgende gevallen:
1° de niet-naleving van de voorwaarden voor toekenning van de subsidie ondanks de ingebrekestelling bedoeld in artikel 16, 1° ;
2° de niet-motivering van het gebruik van de subsidie in het licht van de beoogde doelstelling;
3° het gebruik van de subsidie voor andere doeleinden dan die waarvoor zij werd toegekend;
4° het niet-gebruiken van een deel van de kredieten.
HOOFDSTUK 8. - Slotbepaling
Art. 18. De Minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.