Details





Titel:

18 SEPTEMBER 2023. - Koninklijk besluit van 18 september 2023 tot wijziging van het koninklijk besluit van 5 mei 2020 tot instelling van een regeling van sociale en andere voordelen aan sommige zorgverleners die geacht worden te zijn toegetreden tot de hen betreffende akkoorden of overeenkomsten



Inhoudstafel:


Art. 1-8



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

2020041221 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. Artikel 2 van het koninklijk besluit van 5 mei 2020 tot instelling van een regeling van sociale en andere voordelen aan sommige zorgverleners die geacht worden te zijn toegetreden tot de hen betreffende akkoorden of overeenkomsten, wordt aangevuld met een streepje, luidende: "- Vroedvrouwen".

Art.2. Artikel 3, § 1, van hetzelfde besluit, wordt aangevuld met de woorden "; Artsen, die houder zijn van een RIZIV-nummer met de bevoegdheidscode bestemd voor artsen zonder bijzondere beroepstitel en zonder verworven rechten evenals huisartsen op basis van verworven rechten zoals bedoeld in de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen, worden, uitsluitend voor dit criterium, met erkende artsen gelijkgesteld".

Art.3. § 1. In artikel 7 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij koninklijk besluit van 27 januari 2022, wordt een paragraaf 4/1 ingevoegd luidende " § 4/1. Het is de zorgverlener toegelaten expliciet te verzaken aan de toepassing van § 2, 1), eerste streepje van dit artikel voor de integraliteit van de periode waarin overeenkomstig artikel 230 van het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, of artikelen 23 en 23bis van het koninklijk besluit van 20 juli 1971 houdende instelling van een uitkeringsverzekering en een moederschapsverzekering ten voordele van de zelfstandigen en van de meewerkende echtgenoten toelating tot de uitoefening van een beroepsactiviteit tijdens de ongeschiktheid werd gegeven. Deze verzaking laat onverlet de vrijstelling voorzien in artikel 3, § 2".
  § 2. Artikel 7, § 6, 2), laatste lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij koninklijk besluit van 27 januari 2022, wordt aangevuld met de volgende zin: "Voor het premiejaar 2023 wordt het aandeel vastgesteld op 7.465,04 euro".
  § 3. Artikel 7, § 6, 3), van hetzelfde besluit, gewijzigd bij koninklijk besluit van 27 januari 2022, wordt aangevuld met de volgende zin: "Voor het premiejaar 2022 worden deze aandelen vastgelegd op respectievelijk 1.790,34, 2.365,79 en 3.165,07 euro".
  § 4. Artikel 7, § 6, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij koninklijk besluit van 27 januari 2022, wordt aangevuld met de bepalingen onder 7), luidende: "7) Vroedvrouwen
  Voor het premiejaar 2023 wordt het aandeel vastgesteld op 593,44 euro voor een minimale activiteitsdrempel van 150 verstrekkingen hetzij 2.250 V-waarden opgenomen in artikel 9, a), van de bijlage bij het voornoemd koninklijk besluit van 14 september 1984".

Art.4. Artikel 11, § 2, laatste lid van hetzelfde besluit wordt aangevuld met een zin luidende: "Zorgverleners die in toepassing van artikel 7, § 4/1, verzaken aan de toepassing van § 2, 1), eerste streepje van dat artikel, maken hiervan melding in de aanvraag, vergezeld van het attest van de adviserend arts zoals bepaald in artikel 230, § 2, van het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, of artikel 23bis/1, § 2, van het koninklijk besluit van 20 juli 1971 houdende instelling van een uitkeringsverzekering en een moederschapsverzekering ten voordele van de zelfstandigen en van de meewerkende echtgenoten voor zover de gegevens van dit attest niet reeds door het RIZIV worden verklaard in de aanvraag. Het RIZIV kan beslissen dat de aanwezigheid van deze gegevens een expliciete verzaking zoals voorzien in artikel 7, § 4/1 behelst voor zover dit voor de desbetreffende zorgverlener aanleiding zou geven tot een hoger premiebedrag".

Art.5. Artikel 15 wordt aangevuld met de woorden "; het is van toepassing vanaf het premiejaar 2023 voor de sector van de vroedvrouwen".

Art.6. De bijlage van hetzelfde besluit wordt aangevuld met een rij met de woorden "Arts-specialist in de klinische genetica 25.000,00 EUR 12.500,00 EUR", een rij met de woorden "Arts-specialist in de gerechtelijke geneeskunde 25.000,00 EUR 12.500,00 EUR", een rij met de woorden "Arts zonder bijzondere beroepstitel en zonder verworven rechten 25.000,00 EUR 12.500,00 EUR", evenals de rij met de woorden "Huisarts op basis van verworven rechten zoals bedoeld in de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen 25.000,00 EUR 12.500,00 EUR".

Art.7. Dit besluit is van toepassing vanaf premiejaar 2022.

Art. 8. De minister bevoegd voor Sociale Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.