Details





Titel:

24 SEPTEMBER 2023. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 23 maart 2017 tot regeling van de Centrale voor Kredieten aan Particulieren



Inhoudstafel:


Art. 1-15



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

2017030159 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. Artikel 1, eerste lid, van het koninklijk besluit van 23 maart 2017 tot regeling van de Centrale voor Kredieten aan Particulieren, wordt aangevuld met een bepaling onder 4°, luidende:
  "4° hergroepering: een nieuw consumentenkrediet dat meerdere bestaande consumentenkredieten vervroegd aflost en waarvan er minstens één bij een andere kredietgever werd aangegaan.".

Art.2. In artikel 2, § 1, van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  a) de bepaling onder 1° wordt vervangen als volgt:
  "1° de naam, de eerste officiële voornaam van de consument en zijn identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen. Indien er geen identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen werd toegekend, wordt een identificatienummer dat toegekend werd door het land waar de consument zijn gewone verblijfplaats heeft, geregistreerd voor zover hij daarover beschikt;";
  b) een bepaling onder 3° /1 wordt ingevoegd, luidende:
  "3° /1 de vermelding dat minstens één consument zijn gewone verblijfplaats in België heeft op het ogenblik van het sluiten van de kredietovereenkomst;";
  c) de bepaling onder 5° wordt aangevuld met een lid, luidende:
  "Voor consumentenkredieten wordt ook aangegeven of het om een hergroepering van kredieten gaat;";
  d) de bepaling onder 7° wordt aangevuld met de volgende zin:
  "Verder wordt aangegeven of het een geoorloofde debetstand op een rekening is, en of deze al dan niet binnen een maand moeten worden afgelost;";
  e) een bepaling onder 7° /1 wordt ingevoegd, luidende:
  "7° /1 voor de kredietopeningen die geen geoorloofde debetstand op rekening zijn, wordt ook aangegeven of het kredietbedrag volledig, gedeeltelijk of helemaal niet is opgenomen;".

Art.3. In artikel 3 van hetzelfde besluit wordt een paragraaf 1/1 ingevoegd, luidende:
  " § 1/1. De gegevens opgenomen in artikel 2, § 1, 7° /1, worden meegedeeld, minstens éénmaal per maand indien er een wijziging heeft plaatsgevonden van de laatst geregistreerde situatie, binnen de twee werkdagen na vaststelling van die wijziging.".

Art.4. In artikel 5 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 16 december 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  a) in paragraaf 1 van de Franse tekst, worden de woorden "de la loi" opgeheven;
  b) een paragraaf 1/1 wordt ingevoegd, luidende:
  " § 1/1. De in artikel VII.148, § 1, eerste lid, 3°, van het Wetboek van economisch recht bedoelde niet geoorloofde debetstanden worden geregistreerd in de Centrale wanneer de consument het bedrag van de niet geoorloofde debetstand niet terugbetaald heeft één maand na het versturen van een aangetekende ingebrekestelling nadat de consument zijn verplichtingen voortvloeiend uit het artikel VII.100, § 1, van het Wetboek van economisch recht niet is nagekomen.";
  c) paragraaf 2 wordt vervangen als volgt:
  " § 2. Bij de eerste registratie van een wanbetaling betreffende een kredietovereenkomst, bedoeld in paragraaf 1, moet het bedrag van deze wanbetaling betrekking hebben op een som groter dan 50 euro.
  Bij de eerste registratie van een wanbetaling bedoeld in paragraaf 1/1, moet het bedrag van deze wanbetaling betrekking hebben op een som groter dan 100 euro.".

Art.5. In artikel 6, eerste lid, van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  a) de bepaling onder 1° wordt vervangen als volgt:
  "1° in voorkomend geval en indien ze nog niet geregistreerd werden voorafgaand aan de melding van de wanbetaling, de gegevens bedoeld in artikel 2, § 1;";
  b) de bepaling onder 4°, b), wordt vervangen als volgt:
  "b) ofwel, in geval van opeisbaarheid bedoeld in artikel 5, § 1, 2°, b) en c), de datum van opeisbaarheid, het bedrag van het verschuldigd blijvend saldo vermeerderd met het bedrag van de vervallen en niet-betaalde totale kosten van het krediet voor de consument, tenzij in geval van een overschrijding van de geoorloofde debetstand op een rekening die binnen een maand moet worden afgelost en waarvan het kredietbedrag kleiner of gelijk is aan 1.250 euro, in welk geval de mededeling aan de Centrale de volgende gegevens bevat:
  de datum van opeisbaarheid en het overschreden bedrag op het ogenblik dat het eisbaar is geworden, vermeerderd met het bedrag van de vervallen en niet betaalde totale kosten van het krediet voor de consument.";
  c) een bepaling onder 4° /1 wordt ingevoegd, luidende:
  "4° /1 in het geval van de opeisbaarheid van een overschrijding in de zin van het artikel I.9, 52°, van het Wetboek van economisch recht, indien er niet reeds een geoorloofde debetstand op een rekening werd toegekend op de betreffende betaalrekening, de vermelding "overschrijding".
  Wanneer er een geoorloofde debetstand op de rekening werd toegekend, wordt de opeisbaarheid van een overschrijding in de zin van artikel I.9, 52°, van het Wetboek van economisch recht op diezelfde rekening in de Centrale aangeduid als een wanbetaling van de geoorloofde debetstand.";
  d) de bepaling onder 6° wordt ingevoegd, luidende:
  "6° In voorkomend geval, de vermelding dat geen enkele van de betrokken consumenten zijn gewone verblijfplaats in België heeft op de datum van het sluiten van de kredietovereenkomst.".

Art.6. In hetzelfde besluit wordt een artikel 6/1 ingevoegd, luidende:
  "Art. 6/1. De mededeling aan de Centrale van een niet geoorloofde debetstand op een betaalrekening waaraan geen kredietovereenkomst verbonden is, bedoeld in het artikel VII.100 van het Wetboek van economisch recht, bevat volgende gegevens:
  1° de gegevens bedoeld in artikel 2, § 1, 1° tot 3° ;
  2° de naam en het adres van de aanbieder van de betaalrekening en, in voorkomend geval van de overnemer of van de kredietverzekeraar;
  3° in voorkomend geval, de overdracht of de indeplaatsstelling voor de vordering, de identiteit van de overnemer of de kredietverzekeraar;
  4° de aanduiding dat het gaat om een niet geoorloofde debetstand op een betaalrekening waaraan geen kredietovereenkomst verbonden is;
  5° het nummer van de niet geoorloofde debetstand en de taal van de bijhorende betaalrekening;
  6° de datum van wanbetaling, zijnde de datum waarop één maand na het versturen van een aangetekende ingebrekestelling het bedrag niet werd terugbetaald, alsook het bedrag van de niet geoorloofde debetstand op dat moment;
  7° in voorkomend geval, de datum van de regularisatie.
  Mogen niet in de gemelde bedragen worden begrepen: nalatigheidsintresten, de forfaitaire schadevergoeding, kosten voor brieven betreffende aanmaning of ingebrekestelling en gerechtskosten.".

Art.7. Artikel 7 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt:
  "Art. 7. De mededeling van de in de artikelen 6 en 6/1 bedoelde gegevens aan de Centrale gebeurt binnen acht werkdagen die volgen op de vaststelling van de wanbetaling zoals bedoeld in artikel 5 of van de regularisatie.
  Het bedrag van de wanbetaling op het einde van elke maand, wordt binnen acht daaropvolgende werkdagen medegedeeld, voor zover dit bedrag werd gewijzigd.".

Art.8. In artikel 11 van hetzelfde besluit wordt het eerste lid vervangen als volgt:
  "De raadplegingen van de Centrale individualiseren de kredietnemer bij middel van het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen of het identificatienummer dat werd toegekend door het land waar de kredietnemer zijn gewone verblijfplaats heeft, en/of de naam, de eerste officiële voornaam en de geboortedatum.".

Art.9. Artikel 12 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt:
  "Art. 12. § 1. Bij raadpleging van de Centrale vermeldt het antwoord de geregistreerde gegevens met uitzondering van de naam van de kredietgever, van de overnemer, het nummer en de taal van de kredietovereenkomst indien het geen eigen contract van de kredietgever of van de overnemer is. De Centrale wordt gemachtigd een synthetisch antwoord te verstrekken op basis van het geheel of een deel van de geregistreerde inlichtingen.
  § 2. Het resultaat van de raadpleging van de Centrale kan worden aangevuld met de volgende gegevens van het Register van kredieten aan ondernemingen, ingesteld bij de wet van 28 november 2021 tot organisatie van een Register van kredieten aan ondernemingen:
  1° gegevens over de debiteur zoals voorzien in artikel 10, § 2, a), van het koninklijk besluit van 27 december 2021 betreffende de werking van het Register van kredieten aan ondernemingen;
  2° gegevens over instrumenten zoals voorzien in artikel 10, § 2, b), van het koninklijk besluit van 27 december 2021 betreffende de werking van het Register van kredieten aan ondernemingen.
  De gegevens over de debiteur worden meegedeeld voor zover het bedrag van de achterstallige betalingen voor minstens één instrument, zoals bepaald in bijlage II van het koninklijk besluit van 27 december 2021 betreffende de werking van het Register van kredieten aan ondernemingen, groter is dan 50 euro.
  De gegevens met betrekking tot een instrument worden meegedeeld voor zover het bedrag van de achterstallige betalingen van het instrument, zoals bepaald in bijlage II van het koninklijk besluit van 27 december 2021 betreffende de werking van het Register van kredieten aan ondernemingen, groter is dan 50 euro. De mededeling is beperkt tot de volgende attributen vermeld in de bijlage VII van hetzelfde besluit:
  1° type instrument;
  2° valuta;
  3° aanvangsdatum (van het contract);
  4° wettelijke eindvervaldatum;
  5° achterstallige betalingen voor het instrument;
  6° datum achterstallige betalingen voor het instrument;
  7° gebruikt bedrag;
  8° toegestane bedrag.
  Artikel 11, § 4, van de voormelde wet van 28 november 2021 is overeenkomstig van toepassing op de mededeling van deze gegevens.
  § 3. Indien de raadpleging betrekking heeft op een niet in de Centrale geregistreerde persoon of indien in het Register voor kredieten aan ondernemingen geen gegevens overeenkomstig paragraaf 2 zijn geregistreerd, wordt dit in het antwoord vermeld.".

Art.10. In hetzelfde besluit wordt een artikel 14/1 ingevoegd, luidende:
  "Art. 14/1. De kredietgever deelt mee dat een geregistreerde kredietovereenkomst geen deel uitmaakt van de aanzuiveringsregeling in het kader van een procedure van collectieve schuldenregeling in hoofde van een consument.".

Art.11. Artikel 16 van hetzelfde besluit, wordt opgeheven.

Art.12. Overeenkomstig artikel 13, eerste lid, van de wet van 31 juli 2023 tot wijziging van de artikelen VII.2, VII.3, VII.100, VII.148, VII.150, VII.153 en VII.154 van het Wetboek van economisch recht kunnen de in de Centrale geregistreerde gegevens tussen 1 januari 2024 en 30 april 2024 door de kredietgevers worden geraadpleegd teneinde de raadplegingsfunctionaliteiten van de nieuwe informaticatoepassing van de Centrale te testen. De kredietgevers treffen de nodige maatregelen om het vertrouwelijk karakter van de gegevens te waarborgen. De kredietgevers en de Bank worden vrijgesteld om de betrokken consumenten te informeren over deze tijdelijke verwerking.
  Overeenkomstig artikel 13, tweede lid, van voornoemde wet wordt de Bank gemachtigd om tussen 31 augustus 2023 en 31 december 2023 een extract van de gegevens uit de Centrale te nemen en om kredietgevers daartoe toegang te verlenen teneinde de meldingsfunctionaliteiten van de nieuwe informaticatoepassing van de Centrale te testen. De Bank en de kredietgevers gebruiken deze gegevens enkel voor dit doel en treffen de nodige maatregelen om het vertrouwelijk karakter van de gegevens te waarborgen. De kredietgevers en de Bank worden vrijgesteld om de betrokken consumenten te informeren over deze tijdelijke verwerking. Deze gegevens worden uiterlijk op 30 april 2024 geschrapt.

Art.13. Het gegeven bepaald in artikel 2, b), moet enkel meegedeeld worden voor de kredietovereenkomsten die vanaf 1 januari 2024 worden afgesloten evenals voor de wanbetalingen betreffende kredietovereenkomsten die vanaf 1 januari 2024 aan de wettelijke registratiecriteria bedoeld in artikel 5 van het koninklijk besluit van 23 maart 2017 tot regeling van de Centrale voor Kredieten aan Particulieren voldoen. Voor de kredietovereenkomsten die tussen 1 januari 2024 en 30 april 2024 worden afgesloten, moet de mededeling uiterlijk op 30 april 2024 gebeuren of binnen de termijn zoals bepaald in artikel 3, § 1, van het koninklijk besluit van 23 maart 2017 tot regeling van de Centrale voor Kredieten aan Particulieren indien deze 30 april 2024 overschrijdt. Voor de wanbetalingen waarvoor de registratiecriteria tussen 1 januari 2024 en 30 april 2024 vervuld worden, moet de mededeling uiterlijk op 30 april 2024 gebeuren of binnen de termijn zoals bepaald in artikel 7, eerste lid, van het koninklijk besluit van 23 maart 2017 tot regeling van de Centrale voor Kredieten aan Particulieren indien deze 30 april 2024 overschrijdt.
  Het gegeven bepaald in artikel 2, c), moet enkel meegedeeld worden voor de overeenkomsten die vanaf 1 januari 2024 worden afgesloten. Voor de overeenkomsten die tussen 1 januari 2024 en 30 april 2024 worden afgesloten, moet de mededeling uiterlijk op 30 april 2024 gebeuren of binnen de termijn zoals bepaald in artikel 3, § 1, van het koninklijk besluit van 23 maart 2017 tot regeling van de Centrale voor Kredieten aan Particulieren indien deze 30 april 2024 overschrijdt.
  Het gegeven bepaald in artikel 2, d) moet voor de kredietopeningen die bestaan op 1 januari 2024 of afgesloten worden tussen 1 januari en 30 april 2024, uiterlijk op 30 april 2024 worden meegedeeld of binnen de termijn zoals bepaald in artikel 3, § 1, van het koninklijk besluit van 23 maart 2017 tot regeling van de Centrale voor Kredieten aan Particulieren indien deze 30 april 2024 overschrijdt.
  Het gegeven bepaald in artikel 2, e), moet voor de kredietopeningen die bestaan op 1 januari 2024 of afgesloten worden tussen 1 januari en 30 april 2024, uiterlijk op 30 april 2024 voor de eerste keer worden meegedeeld.
  Het gegeven bedoeld in artikel 10 moet enkel meegedeeld worden in het kader van een procedure van collectieve schuldenregeling waaromtrent een beslissing inzake toelaatbaarheid is genomen na 1 januari 2024.
  De gegevens die overeenkomstig dit artikel tussen 1 januari 2024 en 30 april 2024 geregistreerd werden, kunnen slechts vanaf 1 mei 2024 worden geraadpleegd voor de doeleinden bepaald in artikel VII.149, § 1, en artikel VII.153 van het Wetboek van economisch recht.

Art.14. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2024, met uitzondering van de artikelen 8 en 9 die in werking treden op 1 mei 2024.

Art. 15. De minister bevoegd voor Economie is belast met de uitvoering van dit besluit.