13 SEPTEMBER 2023. - Koninklijk besluit houdende uitvoering van artikel 195, § 1, 2°, lid 8, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994
Art. 1-11
Artikel 1. In dit besluit wordt verstaan onder :
1° De "Controledienst": de Controledienst voor de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen, bedoeld in artikel 49, § 1, van de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen;
2° "Beslissing van de Raad van de Controledienst": de beslissing bedoeld in artikel 6, § 2, van het koninklijk besluit van 10 april 2014 betreffende de responsabilisering van de verzekeringsinstellingen met betrekking tot het bedrag van hun administratiekosten;
3° "Terug te storten bedrag" : in het kader van de evaluatie van de beheersperformantie van de verzekeringsinstellingen gaat het om het verschil tussen het maximum toe te kennen bedrag en het werkelijk toegekend bedrag aan de verzekeringsinstellingen, zoals opgenomen in de beslissing van de Raad van de Controledienst;
4° "Intresten": de remuneratoire intresten bedoeld in artikel 5.206, lid 1, van het Burgerlijk Wetboek;
5° "Verwijlintresten" : de wettelijke intrestvoet in sociale zaken, overeenkomstig artikel 2, § 3, van de wet van 5 mei 1865 betreffende de lening tegen intrest;
6° "Beschikbaar budget": De jaarlijkse noodzakelijke afhouding voor de jaarlijkse uitvoering van de projecten bedoeld in artikel 4, binnen de grenzen van de teruggestorte bedragen in hetzelfde jaar bedoeld in artikel 2, § 2 en in voorkomend geval aangevuld met het overblijvende deel van de bedragen bedoeld in artikel 2, § 2 van hetzelfde jaar of de vorige jaren en behouden in de boekhoudkundige balans en de interesten bedoeld in artikel 1, 4°, met uitsluiting van de eventuele kosten en taksen.
7° De "gecoördineerde wet": de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994;
8° "Het Instituut" : het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering bedoeld in artikel 2, a), van de gecoördineerde wet;
9° Het "Algemeen beheerscomité" : het Algemeen beheerscomité bedoeld in artikel 11 van de gecoördineerde wet.
Art.2. § 1. Het bedrag bedoeld in artikel 1, 3° wordt teruggestort door de verzekeringsinstellingen op de bankrekening van het Instituut binnen de termijn bedoeld in artikel 195, § 1, 2°, lid 8, van de gecoördineerde wet. Te dien einde deelt het Instituut aan de verzekeringsinstellingen, benevens het terug te storten bedrag, zijn referte en het bankrekeningnummer mee.
Deze communicatie gebeurt schriftelijk en onverwijld, volgend op de kennisname door het Instituut van de beslissing van de Raad van de Controledienst.
§ 2. Het bedrag gestort door de verzekeringsinstellingen wordt geboekt als inkomsten in het budget van het jaar van terugstorting en het overblijvende deel dat niet aangewend werd voor de financiering van projecten tijdens het jaar van terugstorting, in de boekhoudkundige balans van het Instituut. Het wordt daar uitsluitend bestemd voor de projecten bedoeld in artikel 4.
De intresten met betrekking tot dit bedrag worden eveneens uitsluitend toegerekend aan de projecten bedoeld in artikel 4.
§ 3. De verzekeringsinstellingen hebben geen schuldvordering ten aanzien van het Instituut op de teruggestorte bedragen en evenmin op de bijbehorende intresten.
Art.3. De verwijlintresten zijn van rechtswege verschuldigd op het terug te storten bedrag, als dit niet werd gestort aan het Instituut binnen de termijn bedoeld in artikel 195 § 1, 2°, lid 8, van de gecoördineerde wet en dit voor alle beslissingen van de Raad van de Controledienst genomen na de inwerkingtreding van huidig besluit.
Art.4. § 1. Het Algemeen beheerscomité neemt een beslissing om het beschikbaar budget toe te wijzen aan de verwezenlijking van projecten waarvan de doelstelling is om de efficiëntie, transparantie, innovatie en digitalisering van de werking te bevorderen in de sector geneeskundige verzorging, de sector uitkeringen en de sector vergoeding van schade als gevolg van gezondheidszorg, op voorwaarde evenwel dat deze projecten niet structureel, niet permanent en niet gedekt of niet volledig gedekt zijn door administratiekosten of terugkerende budgetten.
§ 2. De projecten worden door het Instituut en de verzekeringsinstellingen gezamenlijk aan het Algemeen beheerscomité voorgelegd ter goedkeuring. Gestandaardiseerde project -en budgetfiches worden hiertoe voorgelegd aan het Algemeen beheerscomité. Deze fiches bevatten onder meer:
- Een beknopte uitleg van het project;
- De te verwezenlijken doelstellingen;
- De kritische succesfactoren;
- Het risicomanagementplan;
- Het detail van de geplande menselijke en materiële middelen;
- Het voorziene budget en de voorziene duur voor de verwezenlijking van het project;
- De planning van de fasen van het project en de uit te voeren acties, met inbegrip van de tussenstadia;
- Een nauwkeurige kalender van wat dient gerealiseerd te worden met de bijhorende facturatie;
- Het aanwijzen van verantwoordelijken voor het project voor de verschillende betrokken partijen;
- De aanwijzing van de dienst van het Instituut die de voortgang en de facturatie van het project zal valideren.
§ 3. Het Algemeen beheerscomité komt bijeen om te beslissen over de selectie van de projecten en de overeenkomstig toe te wijzen budgetten. Het Algemeen beheerscomité bevestigt in zijn beslissing de geldigheid van de elementen opgenomen in de fiches bedoeld in § 2 en integreert de toegekende budgetten in de begroting van het Instituut.
Tijdens de besluitvorming van het Algemeen beheerscomité bedoeld in het vorige lid, beschikt iedere vertegenwoordiger van de verzekeringsinstellingen slechts over een raadgevende stem.
Art.5. § 1. De facturen worden overgemaakt voor validatie aan het Instituut. De betaling is slechts toegestaan na verificatie van de echtheid van de aangegane prestaties en de conformiteit met de doelstellingen vastgelegd door het Algemeen beheerscomité en het aan het project toegewezen budget.
§ 2. De voorschotten mogen, in het totaal, niet hoger zijn dan 30 % van het budget toegewezen aan het project.
§ 3. De betaling van de gevalideerde facturen wordt uitgevoerd door het Instituut binnen een termijn van 30 dagen, vanaf de factuurdatum.
Art.6. De instellingen die belast zijn met het uitvoeren van de projecten bedoeld in artikel 4, voeren hun taken uit met zorgvuldigheid, voorzichtigheid en goede trouw.
Het Instituut moet twee maal per jaar verslag uitbrengen aan het Algemeen beheerscomité over de vooruitgang van de projecten en het gebruik van de budgetten, zolang het project niet is afgesloten.
Art.7. Het Algemeen beheerscomité spreekt zich uit over het afsluiten van de projecten bedoeld in artikel 4, zodra deze zijn voltooid.
Art.8. In geval van niet-uitvoering of herhaalde tekortkomingen in de uitvoering van het geheel of een deel van een project, beslist het Algemeen beheerscomité over de beëindiging van de financiering van het project.
Het deel van het budget dat nog beschikbaar is voor projecten waarvoor de financiering werd stopgezet om de in lid 1 genoemde reden, blijft behouden in de rekeningen van het Instituut en moet bij beslissing van het Algemeen beheerscomité opnieuw worden toegewezen aan andere projecten.
Art.9. In geval van schuld of nalatigheid waarvoor zij aansprakelijk worden gesteld, kunnen de instellingen die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de in artikel 4 bedoelde projecten door het Algemeen beheerscomité van de financiering van een of meer lopende projecten worden uitgesloten.
Art.10. Facturen die worden overgemaakt aan het Instituut nadat het project of zijn financiering werd beëindigd, overeenkomstig artikelen 7 en 8, lid 1, of na de uitsluiting bedoeld in artikel 9, worden ambtshalve verworpen.
Niettemin kunnen facturen die betrekking hebben op periodes daterend van voor de toepassing van de artikelen 7, 8, lid 1, en 9 overgemaakt worden aan het Instituut voor validatie en in voorkomend geval betaling.
De bedragen die al werden gefactureerd, gevalideerd en betaald dienen niet terugbetaald te worden.
Art. 11. De minister bevoegd voor Sociale zaken en Volksgezondheid is belast met de uitvoering van dit besluit.