10 MAART 2023. - Besluit van de Waalse Regering tot bepaling van de procedure voor de machtiging van experimentaties en pilootprojecten waarbij op de binnenwateren innoverende systemen worden gebruikt als bepaald in artikel 17undecies van de wet van 5 juni 1972 op de veiligheid van de vaartuigen
HOOFDSTUK 1. - Begripsomschrijvingen en toepassingsgebied
Art. 1-2
HOOFDSTUK 2. - De procedure voor de machtiging van een experimentatie of een pilootproject waarbij innoverende systemen in de binnenvaart worden gebruikt
Art. 3-11
HOOFDSTUK 3. - Slotbepalingen
Art. 12
HOOFDSTUK 1. - Begripsomschrijvingen en toepassingsgebied
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:
1° de Minister: de Minister van de Waalse Regering bevoegd voor de waterwegen en als bevoegde overheid aangewezen als bedoeld in artikel 17undecies, § 1, van de wet van 5 juni 1972 op de veiligheid van de vaartuigen;
2° de administratie: de entiteit bevoegd voor de waterwegen in de Waalse Overheidsdienst;
3° de directeur-generaal: de directeur-generaal van de administratie;
4° de projecteigenaar: iedere natuurlijke of rechtspersoon die een aanvraag indient voor de machtiging van experimentaties en pilootprojecten;
5° de experimentatie of het pilootproject: de experimentatie of het pilootproject onder gebruikmaking van een of meer innoverende systemen in de binnenvaart, d.w.z. met het doel een schip te testen dat is uitgerust met technologieën die nog niet onder het vaarreglement, de voorschriften inzake bemanning, de technische voorschriften of de politievoorschriften vallen of die van deze voorschriften afwijken om te kunnen varen;
6° het exploitatieconcept: het dossier dat tot doel heeft het experiment of pilootproject toe te lichten en dat ten minste de elementen vermeld in artikel 17undecies, § 2, van de wet van 5 juni 1972 betreffende de veiligheid van de vaartuigen bevat.
Art.2. De bepalingen van dit besluit zijn van toepassing op alle waterwegen die deel uitmaken van het gewestelijk openbaar domein van de waterwegen in de zin van artikel 2 van het decreet van 19 maart 2009 betreffende de instandhouding van het gewestelijke openbaar wegen- en waterwegendomein.
HOOFDSTUK 2. - De procedure voor de machtiging van een experimentatie of een pilootproject waarbij innoverende systemen in de binnenvaart worden gebruikt
Art.3. De projecteigenaar die een machtiging voor een experimentatie of een pilootproject wil verkrijgen, moet het exploitatieconcept aan de administratie voorleggen.
Art.4. Het evaluatiecomité is verantwoordelijk voor de analyse van het exploitatieconcept. Genoemd comité kan de projecteigenaar verzoeken om alle documenten die nodig geacht worden om deze analyse uit te voeren.
Het evaluatiecomité moet de Minister het verslag toezenden waarin het exploitatieconcept van de experimentatie of het pilootproject wordt geanalyseerd.
Art.5. § 1. Het evaluatiecomité bestaat uit leden van de administratie. Het evaluatiecomité wordt bijgestaan door een deskundige van buiten de administratie die over specifieke kennis beschikt, afhankelijk van de experimentatie of het pilootproject waarvoor een machtiging wordt aangevraagd.
§ 2. Het evaluatiecomité bestaat uit een voorzitter en de inspecteurs-generaal van de administratie, of bij ontstentenis, uit hen aangewezen afgevaardigden:
1° van het departement bevoegd voor de globale visie op mobiliteit en de evolutie ervan;
2° van het departement bevoegd op het gebied van de afgifte van technische scheepscertificaten, met beroepskwalificaties op het gebied van de binnenvaart en met kennis van de reglementering voor de binnenvaart;
3° van het departement met bevoegdheden op het gebied van de exploitatie van waterwegen;
4° van de territoriale departementen bevoegd op het gebied van waterwegbeheer, afhankelijk van de waterwegen waarop de experimentatie of het pilootproject betrekking heeft;
5° van het departement bevoegd op het gebied van scheepvaart, hydrologie en leefmilieu.
Art.6. § 1. De Minister kan, op basis van het door de evaluatiecommissie ingediende analyseverslag,over het exploitatieconcept instemmen met de opstart van de experimentatie of het pilootproject.
Tussen de Minister en de projectleider wordt een experimentatieovereenkomst gesloten met informatie over de experimentatie of het pilootproject en met de voorwaarden voor de opstart van de experimentatie of het pilootproject.
Indien de experimentatie of het pilootproject uit verschillende fasen bestaat, omvat de experimentatieovereenkomst de gezamenlijke fasen.
§ 2. De praktische regels voor het verloop van de proeven en de verdere procedure worden vastgesteld door de directeur-generaal, op advies van het evaluatiecomité. Het evaluatiecomité kan aanwezig zijn bij de door de projectleider uitgevoerde proeven of tests.
Art.7. Wanneer de experimentatieovereenkomst is gesloten, geeft de directeur-generaal toestemming aan de projectleider om de eerste fase van de experimentatie of het pilootproject op te starten.
De machtiging van de directeur-generaal wordt verleend vóór de aanvang van elke fase, indien het project uit verschillende fasen bestaat, en voor ten hoogste één jaar. De machtiging wordt verleend op basis van het in artikel 8 bedoelde verslag.
Art.8. Aan het eind van elke fase wordt een verslag opgesteld door de projectdrager. Dit verslag bevat een beschrijving van de afzonderlijke uitgevoerde tests of proeven, de bij de uitvoering van de tests of proeven ondervonden problemen en de wijze waarop deze zijn opgelost.
Art.9. De directeur-generaal kan, op advies van het evaluatiecomité, besluiten het experiment of proefproject te onderbreken indien hij van oordeel is dat de veiligheid niet gewaarborgd is
Art.10. Aan het einde van de machtigingsperiode of van elke fase van het experiment of proefproject of wanneer het experiment of proefproject is voltooid, wordt door de projectdrager een volledig verslag opgesteld en ter validering aan het evaluatiecomité toegezonden Het evaluatiecommité analyseert en zendt dit verslag toe aan de Minister.
Art.11. De in artikel 7 bedoelde machtiging kan worden verlengd, maar de totale geldigheidsduur van de vergunning mag niet meer dan vijf jaar bedragen.
Indien de projectdrager na vijf jaar een nieuwe machtiging wenst, moet hij bij de administratie een exploitatieconcept indienen.
HOOFDSTUK 3. - Slotbepalingen
Art. 12. Dit besluit treedt in werking de eerste dag na de maand van diens bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.