Details





Titel:

7 JULI 2023. - Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van een tijdelijk handelingskader voor het gebruik van PFAS-houdende bodemmaterialen en voor de invulling van het saneringscriterium van artikel 19, § 1, van het Bodemdecreet voor PFAS-houdende bodem



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK 1. - Definities
Art. 1
HOOFDSTUK 2. - Streefwaarden voor het vaste deel van de aarde
Art. 2
HOOFDSTUK 3. - Tijdelijk handelingskader voor het gebruik van PFAS-houdende bodemmaterialen
Afdeling 1. - Gebruik als bodem
Onderafdeling 1. - Algemeen gebruik als bodem
Art. 3
Onderafdeling 2. - Gebruik als bodem binnen een kadastrale werkzone
Art. 4
Afdeling 2. - Gebruik als bouwkundig bodemgebruik of in een vormvast product
Onderafdeling 1. - Algemeen gebruik
Art. 5-7
Onderafdeling 2. - Gebruik binnen een kadastrale werkzone
Art. 8
Afdeling 3. - Code van goede praktijk voor kwaliteitstoets en uitlogingstest
Art. 9
Afdeling 4. - Verhouding met de grondverzetregeling van het VLAREBO-besluit van 14 december 2007
Art. 10
HOOFDSTUK 4. - Tijdelijk handelingskader tot invulling van het saneringscriterium, vermeld in artikel 19, § 1, van het Bodemdecreet van 27 oktober 2006, voor PFAS-houdende bodem
Art. 11
HOOFDSTUK 5. - Evaluatie van het tijdelijk handelingskader
Art. 12-13
HOOFDSTUK 6. - Inwerkingtredings- en uitvoeringsbepaling
Art. 14-15



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

HOOFDSTUK 1. - Definities
Artikel 1. In dit besluit wordt verstaan onder:
  1° grondverzettoelating: een grondverzettoelating als vermeld in artikel 182 van het VLAREBO-besluit van 14 december 2007;
  2° minister: de Vlaamse minister, bevoegd voor de omgeving en de natuur;
  3° PFAS: poly- en perfluoralkylverbindingen;
  4° PFOA: perfluoroctaanzuur;
  5° PFOS: perfluoroctaansulfonzuur;
  6° waterwingebieden en beschermingszones type I, II of III: de waterwingebieden en beschermingszones die zijn afgebakend conform artikel 14 tot en met 22 van het besluit van de Vlaamse regering van 27 maart 1985 houdende nadere regelen voor de afbakening van waterwingebieden en beschermingszones.

HOOFDSTUK 2. - Streefwaarden voor het vaste deel van de aarde
Art.2. Voor PFOS en PFOA gelden de volgende streefwaarden voor het vaste deel van de aarde:
  1° voor PFOS: 1,5 µg/kg ds;
  2° voor PFOA: 1,0 µg/kg ds.
  In het eerste lid wordt verstaan onder streefwaarde: een streefwaarde voor de bodemkwaliteit als vermeld in artikel 3, § 3, van het Bodemdecreet van 27 oktober 2006.

HOOFDSTUK 3. - Tijdelijk handelingskader voor het gebruik van PFAS-houdende bodemmaterialen
Afdeling 1. - Gebruik als bodem
Onderafdeling 1. - Algemeen gebruik als bodem
Art.3. § 1. In afwijking van artikel 161, § 2, en § 4, tweede lid, van het VLAREBO-besluit van 14 december 2007, geldt de regeling, vermeld in paragraaf 2 en 3, voor het algemeen gebruik als bodem van bodemmaterialen die concentraties van PFOS, PFOA of PFAS bevatten.
  § 2. Bodemmaterialen die concentraties van PFOS, PFOA of PFAS bevatten die lager zijn dan of gelijk zijn aan de volgende waarden, kunnen vrij gebruikt worden als bodem:
  1° voor PFOS: 3,0 µg/kg ds;
  2° voor PFOA: 2,0 µg/kg ds;
  3° voor de som van de gemeten PFAS: 8 µg/kg ds.
  Er wordt aan de hand van een technisch verslag nagegaan of is voldaan aan de waarden, vermeld in het eerste lid.
  § 3. Voor het gebruik van bodemmaterialen die voldoen aan de waarden, vermeld in paragraaf 2, eerste lid, als bodem onder water of in waterwingebieden en beschermingszones type I, II en III wordt bijkomend een voorafgaande kwaliteitstoets uitgevoerd.
  De kwaliteitstoets, vermeld in het eerste lid, heeft tot doel na te gaan dat het gebruik van bodemmaterialen, vermeld in het eerste lid, geen bijkomende verontreiniging van het grondwater veroorzaakt. Als uit de kwaliteitstoets blijkt dat het gebruik van de bodemmaterialen, vermeld in het eerste lid, bijkomende verontreiniging van het grondwater veroorzaakt is het algemeen gebruik van de bodemmaterialen als bodem niet toegelaten.
  De kwaliteitstoets, vermeld in het eerste lid, wordt onder leiding van een bodemsaneringsdeskundige uitgevoerd conform een code van goede praktijk en in het technisch verslag opgenomen. Als de kwaliteitstoets niet in het technisch verslag is opgenomen of de kwaliteitstoets niet conform de code van goede praktijk uitgevoerd is, wordt het technisch verslag niet conform verklaard.

Onderafdeling 2. - Gebruik als bodem binnen een kadastrale werkzone
Art.4. § 1. In afwijking van artikel 164, 2°, van het VLAREBO-besluit van 14 december 2007, geldt de regeling, vermeld in paragraaf 2, voor het gebruik als bodem binnen een kadastrale werkzone van bodemmaterialen die concentraties van PFOS, PFOA of PFAS bevatten.
  § 2. Bodemmaterialen die niet beantwoorden aan de waarden, vermeld in artikel 3, § 2, eerste lid, kunnen binnen de kadastrale werkzone als bodem gebruikt worden als de volgende cumulatieve voorwaarden zijn vervuld:
  1° de bodemmaterialen bevatten concentraties van PFOS en PFOA die lager zijn dan of gelijk zijn aan 80% van de overeenstemmende toetsingswaarden voor PFOS en PFOA in het vaste deel van de aarde, vermeld in artikel 11, § 1, van dit besluit, van het bestemmingstype waarin de ontvangende grond wordt ingedeeld conform bijlage IV van het VLAREBO-besluit van 14 december 2007;
  2° uit een uitlogingstest van de bodemmaterialen die is uitgevoerd conform een code van goede praktijk, blijkt dat voldaan is aan een van de volgende voorwaarden:
  a) de uitloogbaarheidswaarden van PFAS in de bodemmaterialen zijn lager dan of gelijk aan de cumulatieve toetsingswaarden voor PFAS in het grondwater, vermeld in artikel 11, § 2, van dit besluit;
  b) als de gemiddelde concentraties in het grondwater van de kadastrale werkzone de cumulatieve toetsingswaarden voor PFAS in het grondwater, vermeld in artikel 11, § 2, van dit besluit, overschrijden: de uitloogbaarheidswaarden van PFAS in de bodemmaterialen zijn lager dan of gelijk aan 80% van de voormelde gemiddelde concentraties in het grondwater van de kadastrale werkzone. Het gebruik van de bodemmaterialen binnen de kadastrale werkzone onder water of in een waterwingebied of in een beschermingszone type I, II en III is in dat geval niet toegelaten.
  Er wordt aan de hand van een technisch verslag nagegaan of de voorwaarden, vermeld in het eerste lid, zijn vervuld.
  Als alternatief voor de uitlogingstest kan de voorwaarde van de uitloogbaarheid door middel van andere gelijkwaardig wetenschappelijk modellen worden aangetoond. Het gebruik van de wetenschappelijke modellen wordt voorafgaandelijk gevalideerd door het VITO.

Afdeling 2. - Gebruik als bouwkundig bodemgebruik of in een vormvast product
Onderafdeling 1. - Algemeen gebruik
Art.5. In afwijking van artikel 168, § 3, eerste lid, en artikel 168, § 5, eerste lid, van het VLAREBO-besluit van 14 december 2007, geldt de regeling, vermeld in artikel 6 en 7 van dit besluit, voor het algemeen gebruik als bouwkundig bodemgebruik of in een vormvast product van bodemmaterialen die concentraties van PFOS, PFOA of PFAS bevatten.

Art.6. § 1. Bodemmaterialen die concentraties van PFOS, PFOA of PFAS bevatten die lager zijn dan of gelijk zijn aan de volgende waarden, kunnen vrij gebruikt worden als bouwkundig bodemgebruik en in een vormvast product:
  1° voor PFOS: 3,0 µg/kg ds;
  2° voor PFOA: 2,0 µg/kg ds;
  3° voor de som van de gemeten PFAS: 8 µg/kg ds.
  Er wordt aan de hand van een technisch verslag nagegaan of is voldaan aan de waarden, vermeld in het eerste lid.
  § 2. Voor het gebruik van bodemmaterialen die voldoen aan de waarden, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, als bouwkundig bodemgebruik of in een vormvast product onder water of in waterwingebieden en beschermingszones type I, II en III, wordt bijkomend een voorafgaande kwaliteitstoets uitgevoerd.
  De bepalingen van artikel 3, § 3, tweede en derde lid, zijn van overeenkomstige toepassing.

Art.7. Bodemmaterialen die concentraties van PFOS, PFOA of PFAS bevatten die hoger zijn dan de waarden, vermeld in artikel 6, § 1, eerste lid, kunnen gebruikt worden als bouwkundig bodemgebruik of in een vormvast product als de volgende cumulatieve voorwaarden zijn vervuld:
  1° de concentraties aan PFOS en PFOA in de bodemmaterialen zijn lager dan of gelijk aan de volgende toetsingswaarden:
  a) voor PFOS: de toetsingswaarde voor PFOS in het vaste deel van de aarde, vermeld in artikel 11, § 1, 1°, d);
  b) voor PFOA: de toetsingswaarde voor PFOA in het vaste deel van de aarde, vermeld in artikel 11, § 1, 2°, c);
  2° uit een uitlogingstest van de bodemmaterialen die is uitgevoerd conform een code van goede praktijk, blijkt dat de cumulatieve toetsingswaarden voor PFAS in het grondwater, vermeld in artikel 11, § 2, niet worden overschreden.
  Er wordt aan de hand van een technisch verslag nagegaan of de voorwaarden, vermeld in het eerste lid, zijn vervuld.
  Als alternatief voor de uitlogingstest kan de voorwaarde van de uitloogbaarheid door middel van andere gelijkwaardig wetenschappelijk modellen worden aangetoond. Het gebruik van de wetenschappelijke modellen wordt voorafgaandelijk gevalideerd door het VITO.

Onderafdeling 2. - Gebruik binnen een kadastrale werkzone
Art.8. Bodemmaterialen die niet voldoen aan de voorwaarde, vermeld in artikel 7, eerste lid, 2°, kunnen alsnog binnen een kadastrale werkzone als bouwkundig bodemgebruik of in een vormvast product worden gebruikt als de volgende cumulatieve voorwaarden zijn vervuld:
  1° de concentraties aan PFOS en PFOA in de bodemmaterialen zijn lager dan of gelijk aan de volgende toetsingswaarden:
  a) voor PFOS: de toetsingswaarde voor PFOS in het vaste deel van de aarde, vermeld in artikel 11, § 1, 1°, d);
  b) voor PFOA: de toetsingswaarde voor PFOA in het vaste deel van de aarde, vermeld in artikel 11, § 1, 2°, c);
  2° de gemiddelde concentraties in het grondwater van de kadastrale werkzone zijn hoger dan de cumulatieve toetsingswaarden voor PFAS in het grondwater, vermeld in artikel 11, § 2;
  3° uit een uitlogingstest van de bodemmaterialen die is uitgevoerd conform een code van goede praktijk, blijkt dat de uitloogbaarheidswaarden van PFAS in de bodemmaterialen lager zijn dan of gelijk zijn aan 80% van de gemiddelde concentraties in het grondwater van de kadastrale werkzone, vermeld in punt 2°. Het gebruik van de bodemmaterialen binnen de kadastrale werkzone onder water of in een waterwingebied of in een beschermingszone type I, II en III is in dat geval niet toegelaten.
  De bepalingen van artikel 7, tweede en derde lid, zijn van overeenkomstige toepassing.

Afdeling 3. - Code van goede praktijk voor kwaliteitstoets en uitlogingstest
Art.9. De volgende codes van goede praktijk worden op voorstel van de OVAM vastgesteld door de minister:
  1° de code van goede praktijk voor de kwaliteitstoets, vermeld in artikel 3, § 3, en artikel 6, § 2;
  2° de code van goede praktijk voor de uitlogingstest, vermeld in artikel 4, § 2, eerste lid, 2°, artikel 7, eerste lid, 2°, en artikel 8, eerste lid, 3°.

Afdeling 4. - Verhouding met de grondverzetregeling van het VLAREBO-besluit van 14 december 2007
Art.10. Met uitzondering van de bepalingen van artikel 161, § 2, en § 4, tweede lid, artikel 164, 2°, en artikel 168, § 3, eerste lid, en artikel 168, § 5, eerste lid van het VLAREBO-besluit van 14 december 2007, zijn de bepalingen van artikel 158 tot en met 210 van het voormeld besluit van toepassing op het gebruik en de traceerbaarheid van bodemmaterialen met concentraties van PFOS, PFOA en PFAS.

HOOFDSTUK 4. - Tijdelijk handelingskader tot invulling van het saneringscriterium, vermeld in artikel 19, § 1, van het Bodemdecreet van 27 oktober 2006, voor PFAS-houdende bodem
Art.11. § 1. Om het saneringscriterium, vermeld in artikel 19, § 1, van het Bodemdecreet van 27 oktober 2006, te beoordelen, worden de volgende toetsingswaarden voor PFOS en PFOA in het vaste deel van de aarde gebruikt:
  1° voor PFOS:
  a) voor bodembestemmingstype I en II: 3,8 µg/kg ds;
  b) voor bodembestemmingstype III: 4,9 µg/kg ds;
  c) voor bodembestemmingstype IV: 110 µg/kg ds;
  d) voor bodembestemmingstype V: 268 µg/kg ds;
  2° voor PFOA:
  a) voor bodembestemmingstype I en II: 2,5 µg/kg ds;
  b) voor bodembestemmingstype III: 7,9 µg/kg ds;
  c) voor bodembestemmingstype IV: 632 µg/kg ds;
  d) voor bodembestemmingstype V: 303 µg/kg ds.
  § 2. Om het saneringscriterium, vermeld in artikel 19, § 1, van het Bodemdecreet van 27 oktober 2006, te beoordelen, worden de volgende cumulatieve toetsingswaarden voor PFAS in het grondwater gebruikt:
  1° voor de som van 20 PFAS: 0,1 µg/l of 100 ng/l;
  2° voor de som van de gemeten PFAS: 0,5 µg/l of 500 ng/l.
  In het eerste lid, 1°, wordt verstaan onder som van 20 PFAS: de som van 20 PFAS-verbindingen, opgelijst in bijlage III, deel B, punt 3, van richtlijn (EU) 2020/2184 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2020 betreffende de kwaliteit van voor menselijke consumptie bestemd water.
  § 3. Bij de toepassing van de waarden, vermeld in paragraaf 1 en 2, zijn artikel 2 tot en met 7 van bijlage IV van het VLAREBO-besluit van 14 december 2007 van overeenkomstige toepassing.

HOOFDSTUK 5. - Evaluatie van het tijdelijk handelingskader
Art.12. De Vlaams Regering evalueert het tijdelijk handelingskader, vermeld in artikel 2 tot en met 11, uiterlijk binnen één jaar na de inwerkingtreding van dit besluit.

Art.13. De Vlaamse Regering kan het tijdelijke handelingskader, zoals geregeld in dit besluit, wijzigen, onder meer op basis van de evaluatie, vermeld in artikel 12.

HOOFDSTUK 6. - Inwerkingtredings- en uitvoeringsbepaling
Art.14. Dit besluit treedt in werking op een door de minister vast te stellen datum.

Art. 15. De minister is belast met de uitvoering van dit besluit.