17 JULI 2023. - Koninklijk besluit houdende diverse bepalingen tot wijziging van het KB/WIB 92
Art. 1-19
Artikel 1. Afdeling Ibis van hoofdstuk I van het KB/WIB 92, die een artikel 1bis bevat, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 5 augustus 2006 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 22 april 2019, wordt opgeheven.
Art.2. In artikel 19, eerste lid, van hetzelfde besluit, hersteld bij het koninklijk besluit van 5 september 2019, worden de woorden "bedoeld in de artikelen 36, § 2, negende lid, en 66, § 1, derde lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992" vervangen door de woorden "bedoeld in de artikelen 36, § 2, negende lid, 66, § 1, derde lid, en 550, vijfde lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992".
Art.3. In hoofdstuk I van hetzelfde besluit worden in het opschrift van afdeling XXVundecies/2, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 30 september 2014, de woorden "artikel 14535, zesde lid" vervangen door de woorden "artikelen 14535, tweede lid, 4° en 323/2, § 3".
Art.4. In artikel 6318/8 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 30 september 2014 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 23 december 2021, wordt paragraaf 1 opgeheven.
Art.5. In artikel 734/5, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 19 december 2014 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 6 november 2022, wordt tussen paragraaf 1 en paragraaf 2, die paragraaf 3 wordt, een nieuwe paragraaf 2 ingevoegd, luidende:
" § 2. Indien de minister die bevoegd is voor Financiën of zijn afgevaardigde vaststelt dat een in aanmerking komende tussenpersoon de wetgeving betreffende het tax shelter-stelsel niet naleeft, identificeert hij de gebreken, deelt hij dit mee aan de overtreder en bepaalt de termijn binnen dewelke de toestand moet worden verbeterd. Deze termijn kan verlengd worden.
De minister bevoegd voor Financiën of zijn afgevaardigde kan de erkenning schorsen.
Als de minister bevoegd voor Financiën of zijn afgevaardigde bij het verstrijken van de periode, bepaald in toepassing van het eerste lid, vaststelt dat de gebreken niet werden verholpen, trekt hij de erkenning in en verwittigt de tussenpersoon daarvan.".
Art.6. Artikel 734/7bis, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 6 november 2022, wordt aangevuld met een lid, luidende:
"Het Tax-Shelter-attest zal rechtstreeks via het elektronisch platform MyMinfin aan de investeerder worden afgeleverd.".
Art.7. In artikel 96, § 1, eerste lid, van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 20 januari 2005, worden de woorden "artikelen 2 en 2bis van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme" vervangen door de woorden "artikel 5 van de wet van 18 september 2017 tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten".
Art.8. In artikel 102, inleidende zin, van hetzelfde besluit, worden de woorden "artikel 74" vervangen door de woorden "artikel 206/1 van hetzelfde Wetboek".
Art.9. In artikel 105, eerste lid, van hetzelfde besluit, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 27 maart 2020, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in de bepaling onder 1°, k), eerste streepje, worden de woorden "of andere gewestelijke huisvestingsmaatschappijen," ingevoegd tussen de woorden "Vlaamse Landmaatschappij" en de woorden "en de door hen of";
2° in de bepaling onder 2°, b), worden de woorden "het Nationaal waarborgfonds inzake kolenmijnschade, het Voorschottenfonds voor schadeloosstelling voor schade veroorzaakt door pompen en winnen van grondwater," opgeheven en worden de woorden "Bond van Grote en van Jonge Gezinnen" vervangen door het woord "Gezinsbond".
Art.10. In artikel 106 van hetzelfde besluit, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 5 juli 2022, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 5, derde lid, a), worden de woorden "in de bijlage van de richtlijn van 23 juli 1990 (90/435/EEG) betreffende de gemeenschappelijke fiscale regeling voor moedermaatschappijen en dochterondernemingen uit verschillende lidstaten, gewijzigd door de richtlijn van de Raad van 22 december 2003 (2003/123/EG)" vervangen door de woorden "in de bijlage van de richtlijn 2011/96/EU van de Raad van 30 november 2011 betreffende de gemeenschappelijke fiscale regeling voor moedermaatschappijen en dochterondernemingen uit verschillende lidstaten";
2° in paragraaf 7, tweede lid, worden de woorden ", de Europese langetermijnbeleggingsinstelling" ingevoegd tussen de woorden "die de beleggingsvennootschap" en de woorden "of de gereglementeerde vastgoedvennootschap" en worden de woorden ", aan de Europese langetermijnbeleggingsinstelling" ingevoegd tussen de woorden "aan de beleggingsvennootschap" en de woorden "of aan de gereglementeerde vastgoedvennootschap".
Art.11. In artikel 107, § 2, 11°, van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 9 januari 2005, worden de woorden "Verordening (EG) Nr. 3605/93 van de Raad van 22 november 1993 betreffende de toepassing van het aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap gehechte Protocol betreffende de procedure bij buitensporige tekorten" vervangen door de woorden "Verordening (EG) nr. 479/2009 van de Raad van 25 mei 2009 betreffende de toepassing van het aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap gehechte Protocol betreffende de procedure bij buitensporige tekorten".
Art.12. In artikel 116, 2°, van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 27 september 2015, worden de getallen ", 285, 288" ingevoegd tussen het getal "257" en de woorden "en 298".
Art.13. In artikel 116bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 20 januari 2005, wordt de bepaling onder 2° opgeheven.
Art.14. In hoofdstuk III van hetzelfde besluit, worden in het opschrift van afdeling IIIbis, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 22 december 2010 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 5 december 2011, de woorden "artikel 394, § 4" vervangen door de woorden "artikel 126, § 5".
Art.15. In artikel 144/2 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 22 december 2010 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 5 december 2011, 4 april 2014 en 30 september 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
a) in de bepaling onder 1°, tweede streepje, worden de woorden "artikelen 1457, § 2, 14532, § 2, en 157 tot 168" vervangen door de woorden "artikelen 1457, § 2, 14526, § 5, 14527, § 4, 14532, § 2, en 157 tot 168/1" en worden de woorden "in artikel 15, § 3, vierde en achtste lid, van de wet van 15 juli 2020 houdende diverse dringende fiscale bepalingen ten gevolge van de COVID-19 pandemie (CORONA III) en in artikel 12, § 5, tweede en zesde lid, van de wet van 2 april 2021 houdende tijdelijke ondersteuningsmaatregelen ten gevolge van de COVID-19-pandemie" ingevoegd tussen de woorden "van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992" en de woorden "vermelde vermeerderingen";
b) in de bepaling onder 1°, derde streepje, worden de woorden "van hetzelfde Wetboek," vervangen door de woorden "van hetzelfde Wetboek en in hoofdstuk 5 van de wet van 20 november 2022 houdende diverse fiscale en financiële bepalingen";
c) in de bepaling onder 1°, derde streepje, worden de woorden ", de woonstaatheffing" en de woorden "14524, § 1, vijfde lid," opgeheven;
d) de bepaling onder 1° wordt aangevuld met een zevende streepje, luidende:
"- en verhoogd met zijn aandeel in de bijzondere bijdrage energie berekend overeenkomstig de bepaling onder 5° ;";
e) het enig lid wordt aangevuld met een bepaling onder 5°, luidende:
"5° het aandeel van een belastingplichtige in de bijzondere bijdrage energie: de door beide belastingplichtigen samen verschuldigde bijzondere bijdrage geprorateerd in functie van het aandeel van het inkomen van de belastingplichtige zoals omschreven in de artikelen 57, 6° van de wet van 30 oktober 2022 houdende tijdelijke ondersteuningsmaatregelen ten gevolge van de energiecrisis en 24, 6°, van de wet van 19 december 2022 houdende toekenning van een tweede federale elektriciteits- en gaspremie in de som van het inkomen van de beide belastingplichtigen.".
Art.16. In artikel 144/6, § 2, eerste lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 22 december 2010 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 5 december 2011 en 4 april 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
a) in de bepaling onder 1° wordt het woord ", woonstaatheffing" opgeheven;
b) in de bepaling onder 2° worden de woorden "eerste streepje," ingevoegd tussen de woorden "artikel 134, § 3, tweede lid," en de woorden "van hetzelfde Wetboek";
c) in de bepaling onder 2° wordt het tweede streepje als volgt vervangen:
"- de helft van het aantal niet in artikel 144/3, eerste lid, bedoelde kinderen ten laste voor wie artikel 132bis van hetzelfde Wetboek niet wordt toegepast;";
d) de bepaling onder 2° wordt aangevuld met een derde streepje, luidende:
"- één vierde van het aantal niet in artikel 144/3, eerste lid, bedoelde kinderen voor wie artikel 132bis van hetzelfde Wetboek wordt toegepast;".
Art.17. In artikel 178, § 2, 17°, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 30 april 2020, worden de woorden "artikel 7, § 1, 1°, a), tweede streepje;" vervangen door de woorden "artikel 7, § 1, 1°, tweede streepje;".
Art.18. Artikel 2 treedt op 1 januari 2026 in werking.
Artikel 10, 2°, is van toepassing op de vanaf 7 februari 2022 toegekende of betaalbaar gestelde inkomsten.
Artikel 15, b), is van toepassing vanaf aanslagjaar 2022.
Artikel 15, d) en e), is van toepassing voor de aanslagjaren 2023 tot en met 2025.
De artikelen 15, c) en 16 zijn van toepassing vanaf aanslagjaar 2023.
Art. 19. De minister bevoegd voor Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.