24 MEI 2023. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de nadere bepalingen voor controle op de omroepstations door het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie
Art. 1-11
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder "vergunning": het besluit dat toestemming verleent om via een omroepstation uit te zenden, aangenomen door of namens een gemeenschap, in de zin van artikel 2 van de Grondwet.
Art.2. Dit besluit legt de nadere bepalingen vast volgens welke het Instituut:
1° de technische controles van de omroepstations organiseert;
2° de inachtneming van de voorwaarden opgelegd aan de omroepstations verzekert;
3° het bestaan van schadelijke storingen vaststelt en desnoods de gepaste maatregelen oplegt om daar een einde aan te maken.
Dit besluit is niet van toepassing op de omroepstations die enkel bestemd zijn voor de ontvangst van radiogolven.
Art.3. Het Instituut voert controles uit op eigen initiatief of op gemotiveerd verzoek van:
1° de overheid die bevoegd is om een vergunning te verlenen;
2° een procureur des Konings;
3° de houder van een vergunning.
Art.4. § 1. Elke vergunning of wijziging van een bestaande vergunning wordt aan het Instituut bezorgd door de overheid die de vergunning heeft toegekend.
Deze vergunning wordt samen met het geheel van de volgende gegevens bezorgd:
1° de naam en het adres van de houder van de vergunning, alsook de contactgegevens waarmee hij of zijn vertegenwoordiger kan worden bereikt;
2° desgevallend de specifieke benaming van de omroep;
3° desgevallend het zendschema;
4° de toegewezen frequentie, het toegewezen frequentiekanaal of het toegewezen frequentieblok;
5° de opstellingsplaats van de antenne en van het omroepstation;
6° de toegelaten waarde van het effectief uitgestraald vermogen in 36 richtingen die 10° uit elkaar liggen;
7° desgevallend het toegestane uitgangsvermogen van de zender van het omroepstation;
8° desgevallend de karakteristieken van de antenne;
9° de antennehoogte boven de begane grond;
10° de frequentiezwaai voor de omroepstations met frequentiemodulatie;
11° desgevallend de geldigheidsduur van de vergunning.
12° desgevallend alle andere relevante specifieke voorwaarden;
§ 2. De vergunning wordt aan het Instituut bezorgd uiterlijk op de eerste dag van de geldigheidsperiode van de vergunning. De overige gegevens, opgelijst in paragraaf 1, moeten zo snel mogelijk worden bezorgd.
De inlichtingen betreffende de vergunningen die voorafgaand aan de inwerkingtreding van dit besluit zijn afgegeven, worden verstrekt binnen dertig dagen na de inwerkingtreding van dit besluit.
Het Instituut wordt onmiddellijk op de hoogte gesteld van elke wijziging van de al verstrekte informatie.
§ 3. Na raadpleging van de bevoegde overheden, bepaalt het Instituut het formaat waarin de in paragraaf 1 beoogde informatie moet worden bezorgd aan of beschikbaar gemaakt worden voor het Instituut.
§ 4. De gegevens die het Instituut ontvangt van de bevoegde overheden worden enkel gebruikt in het kader van de toepassing van dit besluit.
Art.5. De officieren van gerechtelijke politie van het Instituut hebben te allen tijde toegang tot ieder omroepstation overeenkomstig artikel 25 van de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector.
De vergunninghouder stelt alles in het werk om de controle zo vlot mogelijk te laten verlopen.
Art.6. Het Instituut gebruikt voor zijn controleverrichtingen de geschikte meettoestellen en -methoden, er over wakend de uitzending niet te onderbreken of de programma's niet langer te verstoren dan nodig is voor de controle.
Art.7. Na iedere controle bezorgt het Instituut binnen 15 dagen een controleverslag aan de bevoegde overheid, aan de vergunninghouder en in voorkomend geval aan de aanvrager bedoeld in artikel 3.
Art.8. § 1. Als uit een controle blijkt dat een omroepstation niet over een vergunning beschikt gaan de officieren van gerechtelijke politie, vermeld in artikel 24 van de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector, over tot het buiten dienst stellen van het omroepstation. Zij kunnen alle maatregelen nemen teneinde zich ervan te vergewissen dat het station niet opnieuw in dienst zal worden gesteld en kunnen overgaan tot de inbeslagname van het omroepstation en van ieder ander onderdeel dat noodzakelijk is voor de uitzending, overeenkomstig artikel 25 van de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector.
Het Instituut licht de bevoegde overheid hierover in binnen vijf dagen volgend op de genomen maatregel.
§ 2. Als uit een controle blijkt dat een omroepstation zich niet houdt aan de voorwaarden en de kenmerken vastgelegd in de vergunning, dan verplichten de officieren van gerechtelijke politie de houder van het station in kwestie om de nodige maatregelen te treffen opdat het station conform de voorwaarden van de vergunning zou zijn.
Als niet onmiddellijk overgegaan kan worden tot de noodzakelijke afstellingen beschikt de houder van de vergunning over een termijn van 15 dagen om dat station in orde te brengen. Bij verzuim of in geval van herhaling gaan de officieren van gerechtelijke politie over tot het buiten dienst stellen van dat station.
Zij kunnen alle maatregelen nemen teneinde zich ervan te vergewissen dat dat station niet opnieuw in dienst zal worden gesteld en kunnen overgaan tot de inbeslagname van dat station en van ieder ander onderdeel dat noodzakelijk is voor de uitzending, overeenkomstig artikel 25 van de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector.
Het Instituut licht de bevoegde overheid hierover in binnen vijf dagen volgend op de genomen maatregel.
Art.9. Als uit een controle blijkt dat een omroepstation schadelijke storingen veroorzaakt op radioverbindingen andere dan radio-omroep, terwijl dat station voldoet aan alle technische en reglementaire voorschriften die verbonden zijn aan zijn recht om uit te zenden, dan kunnen de officieren van gerechtelijke politie de nodige, proportionele en evenredige maatregelen opleggen, waaronder ook de stopzetting van het omroepstation, om een einde te maken aan de schadelijke storingen.
Wanneer het Instituut aan een omroepstation maatregelen oplegt om een eind te maken aan de schadelijke storingen die door dat station worden veroorzaakt, brengt het Instituut de bevoegde overheid daarvan dadelijk op de hoogte.
Art.10. Het koninklijk besluit van 26 januari 2007 betreffende de etherpolitie met betrekking tot frequentiemodulatie in de band 87.5 Mhz - 108 Mhz wordt opgeheven.
Art. 11. De minister bevoegd voor Telecommunicatie wordt belast met de uitvoering van dit besluit.