Details





Titel:

23 FEBRUARI 2023. - [Besluit van de Waalse Regering van 23 februari 2023 betreffende de vestigingssteun en de investeringssteun in de sectoren landbouw en tuinbouw, alsmede de coöperaties en andere ondernemingen die actief zijn op het gebied van de verwerking en de afzet in de agrovoedingssector en op het gebied van de primaire verwerking en de afzet in de bosbouwsector] <BWG2024-01-10/18, art. 39, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2024> (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 24-05-2023 en tekstbijwerking tot 04-04-2025)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK 1. - Begripsomschrijvingen
Art. 1
HOOFDSTUK 2. - Gemeenschappelijke bepalingen inzake investeringssteun
Afdeling 1. - Bepalingen betreffende de indiening en de behandeling van de steunaanvraag
Art. 2-3
Afdeling 2. - Gemeenschappelijke bepalingen betreffende de ontvankelijkheid van de aanvraag
Art. 4-5
Afdeling 3. - Subsidiabiliteit
Art. 6
Afdeling 4. - Selectieprocedure
Art. 7-8
Afdeling 5. - Kennisgeving van toekenning en betaling van steun
Art. 9-10
Afdeling 6. - Verbintenis
Art. 11-12
HOOFDSTUK 3. - Steun voor productieve investeringen in landbouwbedrijven.
Afdeling 1. - Subsidiabiliteit van de aanvrager
Art. 13
Afdeling 2. - Subsidiabiliteit van de investering
Art. 14
Afdeling 3. - Steun
Art. 15
HOOFDSTUK 4. - Steun voor niet-productieve investeringen in landbouwbedrijven.
Afdeling 1. - Subsidiabiliteit van de aanvrager
Art. 16
Afdeling 2. - Subsidiabiliteit van de investering
Art. 17
Afdeling 3. - Bedrag en berekening van de steun
Art. 18-19
HOOFDSTUK 5. - Investeringssteun voor bosbouw- en bosuitbatingsbedrijven
Afdeling 1. - Subsidiabiliteit van de aanvrager
Art. 20
Afdeling 2. - Subsidiabiliteit van de investering
Art. 21
Afdeling 3. - Bedrag en berekening van de steun
Art. 22
HOOFDSTUK 6. [1 - Steun voor investeringen in de verwerking of afzet van landbouwproducten tot landbouwproducten en niet-landbouwproducten en voor niet-agrarische diversificatie]1
Afdeling 1. - Subsidiabiliteit van de aanvrager
Art. 23
Afdeling 2. - Subsidiabiliteit van de investering
Art. 24
Afdeling 3. - Bedrag en berekening van de steun
Art. 25
HOOFDSTUK 7. [1 - Steun voor de vestiging van jonge landbouwers]1
Afdeling 1. - Subsidiabiliteit van de aanvrager
Art. 26-27
Afdeling 1/1. [1 Ontvankelijkheid]1
Art. 27/1
Afdeling 2. - Bedrag van de steun
Art. 28
Afdeling 3. - Verbintenis
Art. 29
Afdeling 4. - Selectieprocedure en betaling van de steun
Art. 30-33
HOOFDSTUK 8. - Algemene bepalingen
Art. 34-36
HOOFDSTUK 9. - Slotbepalingen
Art. 37-40



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

2015204764  2015204765  2017206461 



Uitvoeringsbesluit(en):

2023042748  2024008517  2024008518  2025002430 



Artikels:

HOOFDSTUK 1. - Begripsomschrijvingen
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit en de desbetreffende uitvoeringsbesluiten wordt verstaan onder:
  1° landbouwactiviteit: de landbouwactiviteit de zin van artikel D.3, 1°, van het Waalse Landbouwwetboek;
  2° administratie: de administratie in de zin van artikel D.3, 3°, van het Waalse Landbouwwetboek;
  3° actieve landbouwer: de actieve landbouwer in de zin van deel 2, hoofdstuk 5, van het besluit van de Waalse Regering van 23 februari 2023 betreffende de gemeenschappelijke begrippen voor de interventies en steunmaatregelen in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en de conditionaliteit;
  4° conformiteitsattest van de infrastructuren voor de opslag van dierlijke mest: het conformiteitsattest van de infrastructuren voor de opslag van dierlijke mest afgegeven door de administratie in de zin van artikel D.3, 3°, van het Waalse Landbouwwetboek, overeenkomstig artikel R.198 van Boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt;
  5° adviseur: de werknemer van een beheerscentrum die erkend is overeenkomstig [1 de bepalingen van het besluit van de Waalse Regering van 23 februari 2023 tot vaststelling van de voorwaarden voor de toekenning, de handhaving en de intrekking van de erkenning van de centra voor landbouwbedrijfsboekhouding]1;
  6° CVGL: de coöperatieve vereniging voor het gebruik van landbouwmateriaal, opgericht overeenkomstig Boek 6 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen van 23 maart 2019, waarvan het maatschappelijk doel voornamelijk betrekking heeft op het gemeenschappelijk gebruik, in de bedrijven van haar leden, van het landbouwmateriaal dat nodig is voor de landbouwactiviteit van haar leden en waarvan de statuten bepalen dat elk lid één stem heeft in de algemene vergaderingen;
  7° jonge landbouwer: de jonge landbouwer in de zin van deel 2, hoofdstuk 6, van het besluit van de Waalse Regering van 23 februari 2023 betreffende de gemeenschappelijke begrippen voor de interventies en steunmaatregelen in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en de conditionaliteit;
  8° werkdag: de werkdag als bedoeld in artikel D.3, 21°, van het Waals Landbouwwetboek;
  9° lid: het lid in de zin van artikel 2, § 1, eerste lid, 27°, van het besluit van de Waalse Regering van 23 februari 2023 betreffende de gemeenschappelijke begrippen voor de interventies en steunmaatregelen in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en de conditionaliteit;
  10° betaalorgaan: het betaalorgaan in de zin van artikel D.3, 25°, van het Waals Landbouwwetboek;
  11° vereiste kwalificatie: de kwalificatie in de zin van de artikelen 24, tweede lid, 2°, en 25, derde lid, 2°, van het besluit van de Waalse regering van 23 februari 2023 betreffende de gemeenschappelijke begrippen voor de interventies en steunmaatregelen in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en de conditionaliteit, of, bij ontstentenis daarvan, een praktijkervaring van ten minste tien jaar, hetzij als zelfstandige landbouwer of tuinbouwer, hetzij als medewerker of meewerkende echtgenoot, hetzij als werknemer in de land- of tuinbouw;
  12° CVAV: een coöperatieve verwerkings- en afzetvennootschap opgericht overeenkomstig boek 6 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen van 23 maart 2019, waarvan het doel hoofdzakelijk verband houdt met de landbouw, de tuinbouw of de veeteelt en die tot doel heeft de verbetering en de rationalisatie van de behandeling, de verwerking of de verhandeling van landbouwproducten te bevorderen en waarvan de statuten van de CVAV bepalen dat elk lid één stem heeft op de algemene vergaderingen;
  13° GBCS: het geïntegreerd beheers- en controlesysteem bedoeld in Titel II, Hoofdstuk I, Afdeling 1 van het Waalse Landbouwwetboek;
  14° gebondenheidscijfer: het globale grondgebondenheidscijfer van het bedrijf bedoeld in artikel R.210, § 4, van het Waterwetboek en, in voorkomend geval, het grondgebondenheidscijfer van het bedrijf in een gevoelig gebied zoals bedoeld in artikel R.214, § 2, van het Waterwetboek;
  15° bruto standaardopbrengst: de bruto standaardopbrengst als bedoeld in artikel 6 [2 van Uitvoeringsverordening (EU) 2024/2746 van de Commissie van 25 oktober 2024 tot oprichting van een informatienetwerk inzake duurzaamheid voor de landbouw en tot intrekking van uitvoeringsverordening (EU) 2015/220 van de Commissie]2;
  [2 Voor de toepassing van het eerste lid, 15°, en in het kader van investeringssteun, wordt de bruto standaardproductie berekend:
   1° hetzij op basis van de gegevens die door de administratie zijn vastgesteld voor het jaar dat voorafgaat aan het jaar van de steunaanvraag;
   2° hetzij op basis van de gegevens die door de administratie zijn vastgesteld voor het jaar waarin de steunaanvraag wordt ingediend.]2
  [2 Voor de toepassing van eerste lid, 15°, en in het kader van de vestigingssteun wordt de bruto standaardproductie berekend:
   1° hetzij op basis van de gegevens die door de administratie zijn vastgesteld in het jaar van de steunaanvraag;
   2° hetzij op basis van de gegevens die door de administratie worden vastgesteld in het jaar van de vestiging;
   3° hetzij op basis van de gegevens die door de administratie zijn vastgesteld voor het jaar dat voorafgaat aan het jaar van de vestiging.]2
  16° Verordening (EU) 2021/2115 van 2 december 2021: Verordening (EU) nr. 2021/2115 van het Europees Parlement en de Raad van 2 december 2021tot vaststelling van voorschriften inzake steun voor de strategische plannen die de lidstaten in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid opstellen (strategische GLB-plannen) en die uit het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) en het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) worden gefinancierd, en tot intrekking van Verordeningen (EU) nr. 1305/2013 en (EU) nr. 1307/2013;
  17° Verordening nr. 2022/128 van 21 december: de Uitvoeringsverordening (EU) nr. 2022/128 van de commissie van 21 augustus 2021 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EU) nr. 2021/2116 van het Europees Parlement en de Raad, wat betreft betaalorganen en andere instanties, financieel beheer, goedkeuring van de rekeningen, voorschriften inzake controles, zekerheden en transparantie.
  ----------
  (1)<BWG 2024-01-10/18, art. 40, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
  (2)<BWG 2025-02-27/13, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

HOOFDSTUK 2. - Gemeenschappelijke bepalingen inzake investeringssteun
Afdeling 1. - Bepalingen betreffende de indiening en de behandeling van de steunaanvraag
Art.2. De aanvrager dient de steunaanvraag bij het betaalorgaan in met behulp van het daartoe bestemde formulier.
  Alle documenten en gegevens worden elektronisch verstrekt via het door de administratie beschikbaar gestelde geïnformatiseerde loket betreffende de interventies voor het gemeenschappelijk landbouwbeleid. De door de aanvrager verstrekte noodzakelijke informatie moet voldoen aan artikel 44 van Verordening (EU) nr. 2022/128 van 21 december 2021.

Art.3. Na kennisgeving van de ontvankelijkheid van de aanvraag kan het betaalorgaan om aanvullende informatie verzoeken. Dit verzoek schorst de behandeling van het dossier. Indien de aanvrager de aanvullende informatie niet binnen tien werkdagen verstrekt, kan de aanvraag als niet-subsidiabel worden beschouwd.

Afdeling 2. - Gemeenschappelijke bepalingen betreffende de ontvankelijkheid van de aanvraag
Art.4. Om ontvankelijk te zijn moet de aanvraag aan de volgende voorwaarden voldoen:
  1° de zetel en de vestiging van de aanvrager bevinden zich in het Waalse Gewest;
  2° de steunaanvraag bevat een beschrijving van de investering en de relevante documenten;
  3° de steunaanvraag heeft betrekking op een landbouwactiviteit in de zin van artikel D.3, 1° van het Waalse landbouwwetboek of, in voorkomend geval, op de activiteiten van eerste verwerking en afzet in de bosbouwsector zoals bepaald door de Minister.
  Voor de toepassing van het eerste lid, 2°, bevat de steunaanvraag een verklaring op erewoord dat de door de aanvrager verstrekte gegevens juist en volledig zijn.
  De aanvrager verbindt zich ertoe alle door het betaalorgaan gevraagde documenten te verstrekken.

Art.5. Binnen tien werkdagen na ontvangst van de steunaanvraag geeft het betaalorgaan de aanvrager kennis van de ontvankelijkheid van de aanvraag. De aanvrager mag geen investering doen of beginnen vóór de datum van de kennisgeving van ontvankelijkheid.

Afdeling 3. - Subsidiabiliteit
Art.6.Om in aanmerking te komen moet de aanvrager:
  1° in de GBCS worden geïdentificeerd;
  2° voldoen aan de voorwaarden van de milieuvergunning overeenkomstig het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning, met uitzondering van de CVGL's en CVAV's;
  3° geen onderneming in moeilijkheden zijn, in de zin van artikel 2, 14°, van Verordening (EG) nr.702/2014 van de Commissie van 25 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard.
  Detailhandel, met uitzondering van detailhandel op het landbouwbedrijf in gedeeltelijk door de aanvrager geproduceerde producten, komt in geen enkele sector in aanmerking voor verwerking en afzet.

Afdeling 4. - Selectieprocedure
Art.7.Het selectieproces vindt plaats via driemaandelijkse groepsoproepen voor projecten.
  Een aanvrager kan maximaal [1 twee aanvragen per type investeringssteun]1 per kwartaal indienen.
  ----------
  (1)<BWG 2024-01-10/18, art. 41, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.8.De projecten worden beoordeeld op basis van de mate waarin zij op het ogenblik van de aanvraag aan de selectiecriteria voldoen. Aan elk criterium wordt een weging toegekend. De criteria, de weging en de minimumdrempel worden voor elke investering vastgesteld door de Minister, na raadpleging van het opvolgingscomité dat is opgericht overeenkomstig artikel 124 van Verordening (EU) nr. 2021/2115 van 2 december 2021 en uitgevoerd door artikel D.253 van het Waalse landbouwwetboek. De criteria zijn verifieerbaar, controleerbaar, transparant en niet-discriminerend.
  Elk project wordt gerangschikt volgens het totale aantal toegekende punten en moet, om te worden geselecteerd, het voor elke aanvraag vastgestelde minimumaantal punten halen. Bij de selectie wordt rekening gehouden met het totale aantal toegekende punten en het beschikbare budget per kwartaal. Bij staking van stemmen wordt de datum van indiening van de aanvraag in aanmerking genomen om de rangorde te bepalen.

Afdeling 5. - Kennisgeving van toekenning en betaling van steun
Art.9. § 1. Het betaalorgaan stelt de begunstigde van het recht op steun en van de toekenning van de steun in kennis met elk middel dat overeenkomstig artikel D.15 van het Waalse landbouwwetboek een zekere datum oplevert.
  In de beslissing tot toekenning van de steun wordt vermeld:
  1° het type en de beschrijving van de investering;
  2° het forfaitaire bedrag van de investering;
  3° het subsidiabele bedrag van de steun;
  4° de uiterste termijn voor de uitvoering van de investering, die niet later mag zijn dan achttien maanden na de kennisgeving van de toekenning van de steun;
  5° de uiterste datum voor de verzending van het betalingsverzoek;
  6° de eventueel te vervullen voorwaarden.
  § 2. Het betaalorgaan stelt de aanvrager in kennis van de eventuele niet-subsidiabiliteit.
  De in lid 1 bedoelde kennisgeving bevat de redenen waarom de betrokkene niet voor steun in aanmerking komt.

Art.10.§ 1. De betaling wordt verricht op basis van de betalingsaanvraag in de zin van artikel 2, lid 1, punt 17, van het besluit van de Waalse Regering van 23 februari 2023 betreffende de gemeenschappelijke begrippen voor de interventies en steunmaatregelen in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en de conditionaliteit. De betalingsaanvraag wordt uiterlijk zesendertig maanden na de kennisgeving van de toekenning van de steun toegezonden.
  § 2. Het in paragraaf 1 bedoelde betalingsverzoek bevat de datum van daadwerkelijke en functionele realisatie van de investering, die overeenstemt met de datum van afgifte van het [1 in aanmerking komende]1 eerste bewijsstuk, en het werkelijke bedrag van de investering.
  [2 Voor de toepassing van het eerste lid zijn bewijsstukken alle facturen, inclusief voorschotfacturen, vergezeld van betalingsbewijzen.]2
  [2 Het toelaatbaar betalingsbewijs voorzien in tweede lid is:
   1° hetzij een relevant bankattest waaruit blijkt dat de betaling wel degelijk werd uitgevoerd via het rekeningnummer van de partner zoals gekend bij het betaalorgaan;
   2° hetzij een relevant bankattest waaruit blijkt dat de betaling werd uitgevoerd via een rekeningnummer op naam van de partner zoals geregistreerd in SIGeC;
   3° hetzij een kredietovereenkomst afgesloten op naam van de partner zoals geregistreerd in SIGeC met een bewijs van vrijgave van de fondsen door de instellingen die het krediet heeft toegekend waaruit blijkt dat de betaling wel degelijk werd uitgevoerd.]2
  ----------
  (1)<BWG 2024-01-10/18, art. 42, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
  (2)<BWG 2025-02-27/13, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

Afdeling 6. - Verbintenis
Art.11.§ 1. Gedurende een minimale periode houdt de begunstigde zich aan de volgende voorschriften:
  1° een boekhouding voeren overeenkomstig artikel 12° ;
  2° het behoud van zijn conformiteitsattest van de infrastructuren voor de opslag van dierlijke mest, in voorkomend geval;
  3° de handhaving van het gebondenheidscijfer op of onder één, indien van toepassing;
  4° de milieuvergunning overeenkomstig het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning;
  5° de verplichting om niet gedekt te zijn door een vergunning van klasse 1 overeenkomstig het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning, met uitzondering van de bedrijven bedoeld in de artikelen 20, tweede lid, en 23, tweede lid;
  6° desgevallend, de naleving van het bestek van de kwaliteitsproducten;
  7° de handhaving van de gesubsidieerde investeringen en de aanwending ervan voor de voorziene bestemming in een goede werking;
  8° het verbod om investeringen aan derden te verhuren;
  9°[2 ...]2
  De in lid 1 bedoelde minimumperiode is vijf jaar vanaf de datum van de laatste steunbetaling.
  Het eerste lid, 5°, is niet van toepassing op verrichtingen die wegens hun geografische eenheid als één enkele inrichting in de zin van artikel 1, 3°, van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning worden beschouwd, wanneer zij autonoom en onafhankelijk van elkaar zijn.
  Het eerste lid, [1 2° tot 5°]1 en 9° is niet van toepassing indien de aanvraag wordt ingediend door een CVGL's of een CVAV's.
  [2 § 1/1. De begunstigde van de steun verbindt zich ertoe te garanderen dat eenzelfde lid geen investeringssteun kan aanvragen en ontvangen onder de dekmantel van meerdere landbouwers of meerdere ondernemingen, inclusief ondernemingen voor de verwerking en afzet in de agrovoedings- of bosbouwsector.
   Lid 1 is niet van toepassing wanneer de aanvraag wordt ingediend door een GVL of een CVAV.]2
  § 2. De begunstigde verstrekt alle door het betaalorgaan gevraagde documenten in verband met de steun.
  ----------
  (1)<BWG 2024-04-25/55, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
  (2)<BWG 2024-01-10/18, art. 43, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.12.De natuurlijke of rechtspersoon die steun aanvraagt, voert een jaarlijkse beheersboekhouding of verbindt zich ertoe een dergelijke boekhouding te voeren uiterlijk in het jaar na de aanvraag, die ten minste de volgende gegevens bevat:
  1° een omschrijving van de algemene bedrijfskenmerken, incluis de aangewende productiefactoren;
  2° een balans en een bedrijfsrekening, met een uitvoerige melding van de lasten en producten;
  3° de nodige gegevens voor de beoordeling van de doeltreffendheid van de bedrijfsvoering in haar geheel, alsmede van de rendabiliteit van de belangrijkste bedrijfsonderdelen;
  4° een jaarlijkse begin- en eindinventaris;
  De boekhouding bedoeld in het eerste lid begint uiterlijk het jaar waarin de subsidiabele investering verricht wordt.
  In geval van overname of van oprichting, mag de begunstigde voor het eerste jaar alleen de in het eerste lid, 1°, 3°, bedoelde stukken overleggen. [1 ...]1.
  [1 In afwijking van het eerste lid, wordt een vereenvoudigde boekhouding aanvaard als de aanvrager een CVGL of CVAV is.]1
  In afwijking van lid 1 behoeven vennootschappen als omschreven in artikel 20, lid 2, en artikel [1 23, § 2]1 geen jaarlijkse beheersboekhouding bij te houden.
  ----------
  (1)<BWG 2025-02-27/13, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

HOOFDSTUK 3. - Steun voor productieve investeringen in landbouwbedrijven.
Afdeling 1. - Subsidiabiliteit van de aanvrager
Art.13.Naast de in artikel 6 vastgestelde voorwaarden om voor steun voor productieve investeringen in landbouwbedrijven in aanmerking te komen, moet de aanvrager:
  1° aan de definitie van een actieve landbouwer voldoen;
  2° over de vereiste kwalificatie beschikken;
  3° ten minste zelfstandig landbouwer in een aanvullende hoedanigheid zijn;
  4° over een conformiteitsattest van de infrastructuren voor de opslag van dierlijke mesten beschikken en een bindingspercentage van minder dan of gelijk aan één hebben;
  5° een standaard brutoproductie tussen 12.500 en 425.000 euro per bedrijfslid hebben;
  6° geen exploitatie hebben die valt onder klasse 1 overeenkomstig het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning.
  Het eerste lid, 6°, is niet van toepassing op verrichtingen die wegens hun geografische eenheid als één enkele inrichting in de zin van artikel 1, 3°, van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning worden beschouwd, wanneer zij autonoom en onafhankelijk van elkaar zijn.
  Wanneer de aanvrager is samengesteld uit een groep natuurlijke personen, moet ten minste de helft van de leden van de groep voldoen aan de voorwaarden van het eerste, tweede en derde lid en de helft van de aandelen bezitten.
  Indien de aanvrager een rechtspersoon is, moet de meerderheid van de leden voldoen aan de voorwaarden van het eerste, tweede en derde lid en de meerderheid van de aandelen vertegenwoordigen die het kapitaal vertegenwoordigen.
  Indien de aanvrager wordt opgericht als een CVGL, moet de meerderheid van de leden van de CVGL, met een minimum van drie, voldoen aan de voorwaarden van paragraaf 1, 2° en 3° en de meerderheid van de aandelen vertegenwoordigen. Lid 1, 1° en 4° tot en met 6°, is niet van toepassing op aanvragers die als CVGL zijn opgericht.
  [1 De Minister bepaalt welke soorten documenten worden aanvaard voor de vaststelling van de aandelen, in de zin van het derde, vierde en vijfde lid, in het bedrijf van de partner.]1
  [2 In afwijking van het eerste lid, 5°, bedraagt de bruto standaardproductie, als de aanvrager vestigingssteun heeft genoten in het kader van het besluit van de Waalse Regering van 10 september 2015 betreffende vestigingssteun en investeringssteun in de landbouwsector, tussen 12.500 en 750.000 per lid van het bedrijf.]2
  ----------
  (1)<BWG 2024-01-10/18, art. 44, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
  (2)<BWG 2025-02-27/13, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

Afdeling 2. - Subsidiabiliteit van de investering
Art.14. De Minister bepaalt welke investeringen in aanmerking komen wanneer zij worden gedaan en worden toegewezen aan productie-eenheden in het Waalse Gewest.
  Zij bepaalt ook welke investeringen in aanmerking komen wanneer zij op initiatief van een CVGL worden gedaan.

Afdeling 3. - Steun
Art.15. De minister bepaalt de berekening van het steunbedrag en het maximumbedrag dat aan één begunstigde kan worden toegekend.

HOOFDSTUK 4. - Steun voor niet-productieve investeringen in landbouwbedrijven.
Afdeling 1. - Subsidiabiliteit van de aanvrager
Art.16.Naast de in artikel 6 vastgestelde voorwaarden om voor steun voor niet-productieve investeringen in landbouwbedrijven in aanmerking te komen, moet de aanvrager:
  1° aan de definitie van een actieve landbouwer voldoen;
  2° over de vereiste kwalificatie beschikken;
  3° ten minste zelfstandig landbouwer in een aanvullende hoedanigheid zijn;
  4° geen exploitatie hebben die valt onder klasse 1 overeenkomstig het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning.
  [1 Het eerste lid, 4°,]1 is niet van toepassing op verrichtingen die wegens hun geografische eenheid als één enkele inrichting in de zin van artikel 1, 3°, van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning worden beschouwd, wanneer zij autonoom en onafhankelijk van elkaar zijn.
  Wanneer de aanvrager is samengesteld uit een groep natuurlijke personen, moet ten minste de helft van de leden van de groep voldoen aan de voorwaarden van het eerste, tweede en derde lid en de helft van de aandelen bezitten.
  Indien de aanvrager een rechtspersoon is, moet de meerderheid van de leden voldoen aan de voorwaarden van het eerste, tweede en derde lid en de meerderheid van de aandelen vertegenwoordigen die het kapitaal vertegenwoordigen.
  [1 De Minister bepaalt welke soorten documenten worden aanvaard voor de vaststelling van de aandelen, in de zin van het derde, vierde en vijfde lid, in het bedrijf van de partner.]1
  ----------
  (1)<BWG 2024-01-10/18, art. 45, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Afdeling 2. - Subsidiabiliteit van de investering
Art.17.De Minister bepaalt welke investeringen in aanmerking komen wanneer zij worden gedaan en worden toegewezen aan productie-eenheden in het Waalse Gewest.
  [1 De begunstigde verstrekt de nodige documenten, zoals bepaald door de Minister, opdat de investering als subsidiabel kan worden beschouwd.]1
  [1 ...]1
  ----------
  (1)<BWG 2024-01-10/18, art. 46, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Afdeling 3. - Bedrag en berekening van de steun
Art.18. De Minister bepaalt de berekening van het steunbedrag en het maximumbedrag dat aan één begunstigde kan worden toegekend.

Art.19. De artikelen 7 en 8 zijn niet van toepassing op steun voor niet-productieve investeringen. De steun wordt toegekend binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten.

HOOFDSTUK 5. - Investeringssteun voor bosbouw- en bosuitbatingsbedrijven
Afdeling 1. - Subsidiabiliteit van de aanvrager
Art.20. Naast de in artikel 6 vastgestelde voorwaarden om voor steun voor investeringen in bosbouw- en bosuitbatingsbedrijven in aanmerking te komen, moet de aanvrager:
  1° bij de Kruispuntbank der Ondernemingen zijn ingeschreven;
  2° overeenkomen met de definitie van een bosbouw- of bosuitbatingsbedrijf.
  Voor de toepassing van lid 1, 2°, wordt onder "bosbouw- of bosuitbatingsbedrijf" verstaan een natuurlijke persoon, micro-, kleine of middelgrote onderneming die is opgericht overeenkomstig de artikelen 1:1, 1:24 en 1:25 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen van 23 maart 2019 en die voldoet aan de volgende voorwaarden:
  1° het doel ervan is hoofdzakelijk bosbouwwerkzaamheden die overeenkomen met alle bosbouw- of herbebossingswerkzaamheden die bestaan uit het voorbereiden van de bodem, het verwijderen van concurrentie van kruidachtige of struikachtige gewassen, het planten en het verbeteren van de individuele kwaliteit van de bomen, of bosbouwkundige exploitatie die overeenkomt met alle activiteiten in verband met exploitatiewerkzaamheden die aan industriële verwerking voorafgaan;
  2. een bedrijf zijn in de bosbouwsector als omschreven door de Minister.

Afdeling 2. - Subsidiabiliteit van de investering
Art.21. De Minister bepaalt welke investeringen in aanmerking komen wanneer zij worden gedaan en worden toegewezen in het Waalse Gewest.

Afdeling 3. - Bedrag en berekening van de steun
Art.22. De Minister bepaalt de berekening van het steunbedrag en het maximumbedrag dat aan één begunstigde kan worden toegekend.

HOOFDSTUK 6. [1 - Steun voor investeringen in de verwerking of afzet van landbouwproducten tot landbouwproducten en niet-landbouwproducten en voor niet-agrarische diversificatie]1   ----------   (1)
Afdeling 1. - Subsidiabiliteit van de aanvrager
Art.23.§ 1. Naast de in artikel 6 vastgestelde voorwaarden om voor steun in aanmerking te komen voor investeringen [2 in de verwerking of afzet van landbouwproducten tot landbouwproducten en niet-landbouwproducten en in de niet-agrarische diversificatie]2, moet de aanvrager:
  1° aan de definitie van een actieve landbouwer voldoen;
  2° over de vereiste kwalificatie beschikken;
  3° ten minste zelfstandig landbouwer in een aanvullende hoedanigheid zijn;
  [1 4° over een conformiteitsattest van de infrastructuren voor de opslag van dierlijke mesten beschikken en een bindingspercentage van minder dan of gelijk aan één hebben;]1
  [1 5° een bruto standaardopbrengst tussen 12.500 en 425.000 euro per bedrijfslid hebben;]1
  [1 6° geen exploitatie hebben die valt onder klasse 1 overeenkomstig het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning. ]1
  Wanneer de aanvrager is samengesteld uit een groep natuurlijke personen, moet ten minste de helft van de leden van de groep voldoen aan de voorwaarden van het eerste, tweede en derde lid en de helft van de aandelen bezitten.
  Indien de aanvrager een rechtspersoon is, moet de meerderheid van de leden voldoen aan de voorwaarden van het eerste, tweede en derde lid en de meerderheid van de aandelen vertegenwoordigen die het kapitaal vertegenwoordigen.
  Indien de aanvrager wordt opgericht als een CVAV, moet de meerderheid van de leden van de CVAV, met een minimum van drie, voldoen aan de voorwaarden van paragraaf 1, 2° en 3° en de meerderheid van de aandelen vertegenwoordigen. Lid 1, 1°, is niet van toepassing op aanvragers die als CVAV zijn opgericht.
  [2 De Minister bepaalt welke soorten documenten worden aanvaard voor de vaststelling van de aandelen, in de zin van het derde, vierde en vijfde lid, in het bedrijf van de partner.]2
  [3 In afwijking van het eerste lid, 5°, bedraagt de bruto standaardproductie, als de aanvrager vestigingssteun heeft genoten in het kader van het besluit van de Waalse Regering van 10 september 2015 betreffende vestigingssteun en investeringssteun in de landbouwsector, tussen 12.500 en 750.000 per lid van het bedrijf.]3
  § 2. In afwijking van paragraaf 1 en in aanvulling op de in artikel 6 vastgestelde voorwaarden om in aanmerking te komen voor steun voor investeringen in de [2 ...]2 verwerking of afzet van landbouwproducten [3 ...]3, moet de aanvrager een bedrijf voor [2 ...]2 verwerking en afzet in de agrovoedingssector zijn.
  Voor de toepassing van lid 1 wordt onder "onderneming voor primaire verwerking en afzet in de agrovoedingssector" verstaan een natuurlijke persoon, een micro-, kleine of middelgrote onderneming die is opgericht overeenkomstig de artikelen 1:1, 1:24 en 1:25 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen van 23 maart 2019 en die voldoet aan de volgende voorwaarden:
  1° haar maatschappelijk doel houdt voornamelijk verband met de verwerking of afzet van landbouwproducten;
  2. een bedrijf zijn in de agrovoedingssector als omschreven door de Minister.
  ----------
  (1)<BWG 2024-04-25/55, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
  (2)<BWG 2024-01-10/18, art. 48, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
  (3)<BWG 2025-02-27/13, art. 5, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

Afdeling 2. - Subsidiabiliteit van de investering
Art.24. De Minister bepaalt welke investeringen in aanmerking komen wanneer zij worden gedaan en worden toegewezen aan productie-eenheden in het Waalse Gewest.

Afdeling 3. - Bedrag en berekening van de steun
Art.25. De Minister bepaalt de berekening van het steunbedrag en het maximumbedrag dat aan één begunstigde kan worden toegekend.

HOOFDSTUK 7. [1 - Steun voor de vestiging van jonge landbouwers]1   ----------   (1)
Afdeling 1. - Subsidiabiliteit van de aanvrager
Art.26.Om in aanmerking te komen voor steun voor de vestiging van jonge landbouwers [1 ...]1 moet de aanvrager:
  1° aan de definitie van een jonge landbouwer voldoen;
  2° aan de definitie van een actieve landbouwer voldoen;
  3° een landbouwactiviteit uitoefenen;
  4° in de GBCS worden geïdentificeerd;
  5° aan een gebondenheidscijfer kleiner dan of gelijk aan één voldoen;
  6° binnen 24 maanden een conformiteitsattest van de infrastructuren voor de opslag van dierlijke mest verkrijgen;
  7° aan de voorwaarden van de milieuvergunning overeenkomstig het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning voldoen;
  8° geen exploitatie hebben die valt onder klasse 1 overeenkomstig het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning.
  9° een bedrijf overnemen of oprichten met een standaard brutoproductie tussen 12.500 euro en 425.000 euro per op het bedrijf aanwezig lid;
  10° vanaf de datum van installatie, een beheersboekhouding voeren overeenkomstig artikel 12, eerste lid;
  11° met de kas voor sociale verzekeringen als ten minste een landbouwer in aanvullende hoedanigheid worden geïdentificeerd;
  12° zich voor de eerste keer vestigen [2 in de zesendertig maanden voor de indiening van de steunaanvraag]2;
  13° voor het eerst landbouwer worden, hetzij als hoofdberoep, hetzij als nevenberoep;
  14° binnen [2 zesendertig maanden]2 na zijn eerste installatie een met de hulp van een adviseur opgesteld ondernemingsplan overeenkomstig artikel 27 indienen;
  15° in een minimum inkomen per lid van 15.000 euro aan het einde van het ondernemingsplan voorzien.
  Het eerste lid, 8°, is niet van toepassing op verrichtingen die wegens hun geografische eenheid als één enkele inrichting in de zin van artikel 1, 3°, van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning worden beschouwd, wanneer zij autonoom en onafhankelijk van elkaar zijn.
  De Minister kan de wijze van berekening van het inkomen per lid, bedoeld in het eerste lid, 15°, vaststellen.
  ----------
  (1)<BWG 2024-01-10/18, art. 50, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
  (2)<BWG 2025-02-27/13, art. 6, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

Art.27. § 1. Het bedrijfsplan bevat ten minste de identificatie van de aanvrager, de beschrijving van het bedrijf en de doelstellingen van het plan voor de komende vijf jaar vanaf de datum van vestiging.
  De inhoud van de in lid 1 vermelde elementen kan door de Minister bepaald worden.
  § 1. De in paragraaf 1, eerste lid, bedoelde periode van vijf jaar kan worden teruggebracht tot drie jaar indien de doelstellingen door de jonge landbouwer worden bereikt.

Afdeling 1/1. [1 Ontvankelijkheid]1   ----------   (1)
Art. 27/1. [1 Om ontvankelijk te zijn moeten de zetel en de vestiging van de aanvrager zich bevinden in het Waalse Gewest.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2024-04-25/55, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Afdeling 2. - Bedrag van de steun
Art.28. De Minister bepaalt het bedrag van de steun.

Afdeling 3. - Verbintenis
Art.29.De begunstigde van de steun:
  1° houdt [1 tot de sluitingsdatum van het boekjaar dat het jaar bestrijkt waarin het ondernemingsplan eindigt]1 een boekhouding bij overeenkomstig artikel 12;
  2° is op het einde van zijn ondernemingsplan als opdrachtgever [1 als landbouwer]1 geïnstalleerd en dit gedurende ten minste drie jaar na het einde van het ondernemingsplan en is als zodanig bij de kas voor sociale verzekeringen geïdentificeerd;
  3° voldoet aan de voorwaarden van de milieuvergunning overeenkomstig het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning [1 vanaf de datum van de steunaanvraag en gedurende ten minste drie jaar na het einde van het ondernemingsplan]1;
  4° heeft geen exploitatie die valt onder klasse 1 overeenkomstig het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning [1 vanaf de datum van de steunaanvraag en gedurende ten minste drie jaar na het einde van het ondernemingsplan]1;
  5° handhaaft het koppelingspercentage lager dan of gelijk aan één en het conformiteitsattest van de infrastructuren voor de opslag van dierlijke mest gedurende het gehele bedrijfsplan en gedurende ten minste drie jaar na afloop van het bedrijfsplan;
  6° voert zijn ondernemingsplan uit en realiseert een inkomen van minstens 15.000 euro per lid;
  7° voert een zelfcontrole uit door jaarlijks de in het bedrijfsplan voorziene resultaatindicatoren te registreren en registreert zijn opmerkingen;
  8° dient een eindverslag over de uitvoering van het bedrijfsplan in.
  Het eerste lid, 4°, is niet van toepassing op verrichtingen die wegens hun geografische eenheid als één enkele inrichting in de zin van artikel 1, 3°, van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning worden beschouwd, wanneer zij autonoom en onafhankelijk van elkaar zijn.
  ----------
  (1)<BWG 2025-02-27/13, art. 7, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

Afdeling 4. - Selectieprocedure en betaling van de steun
Art.30. De artikelen 7 en 8 zijn van toepassing op de vestigingssteun voor jonge landbouwers.

Art.31.De betaling geschiedt in schijven op basis [1 van een verzoek tot betaling zoals bedoeld in artikel 10]1 na de geplande controle.
  De eerste schijf bedraagt 75% van het overeenkomstig artikel 28 berekende steunbedrag.
  ----------
  (1)<BWG 2024-01-10/18, art. 51, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.32.De laatste schijf wordt aan het einde van het plan aan de begunstigde toegekend op voorwaarde dat de doelstellingen zijn bereikt en dat het inkomen per lid in het laatste jaar van het bedrijfsplan ten minste 15.000 euro bedraagt. Het komt overeen met 25% van het krachtens artikel 28 berekende steunbedrag.
  [1 In afwijking van het eerste lid kan de laatste schijf worden toegekend indien het inkomen per lid, vermeld in het eerste lid, niet wordt bereikt, indien het verslag, vermeld in artikel 29, eerste lid, 8°, een relevante verantwoording bevat met betrekking tot de bereikte doelstellingen.]1

  ----------
  (1)<BWG 2025-02-27/13, art. 8, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

Art.33. De jonge landbouwer kan tegelijkertijd profiteren van de installatiesteun en de geplande investeringssteun.

HOOFDSTUK 8. - Algemene bepalingen
Art.34. De subsidiabele bedragen zijn exclusief btw of enige andere vorm van belasting.

Art.35. De steun wordt aan de begunstigden gestort binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten. Als de fondsen ontoereikend zijn, kan de Minister besluiten dat de steunaanvragen niet meer in aanmerking komen vanaf de datum van zijn besluit.

Art.36.Aanvragers die in aanmerking wensen te komen voor de in dit besluit bedoelde steun verbinden zich ertoe geen andere steun van het Waals Gewest in de vorm van een rentesubsidie, subsidie of premie van welke aard ook aan te vragen en te erkennen dat zij deze ook niet zullen aanvragen [1 gedurende een periode van minimaal vijf jaar vanaf de datum van de eerste steunbetaling]1.
  Lid 1 is niet van toepassing in het kader van steunaanvragen voor CVAV's en CVGL's.
  [1 Lid 1 is niet van toepassing op de begunstigden van steun verkregen in het kader van het Waals herstelplan en van de "couveuses d'entreprise" die erkend zijn overeenkomstig het decreet van 21 december 2022 betreffende de erkenning en de subsidiëring van de "structures d'accompagnement à l'autocréation d'emploi" (begeleidingsstructuren voor zelftewerkstelling ).]1
  ----------
  (1)<BWG 2024-01-10/18, art. 52, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

HOOFDSTUK 9. - Slotbepalingen
Art.37. Opgeheven worden:
  1° het besluit van de Waalse Regering van 10 september 2015 betreffende steun voor ontwikkeling en investering in de landbouwsector, gewijzigd bij de besluiten van de Waalse Regering van 9 juni 2016, 16 juni 2016, 15 december 2016, 2 februari 2017, 19 juli 2018 en 11 februari 2021;
  2° het ministerieel besluit van 10 september 2015 tot uitvoering van het besluit van de Waalse Regering van 10 september 2015 betreffende steun voor ontwikkeling en investering in de landbouwsector, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 28 januari 2016, 21 maart 2016, 16 juni 2016, 2 februari 2017, 19 juli 2018 en 11 februari 2021;
  3° het ministerieel besluit van 27 november 2017 betreffende de aanvullende steun voor de investering in de verwerking en de afzet van landbouwproducten of de ontwikkeling van landbouwproducten, alsook voor de investering voor de ondernemingen in de sector van de eerste houtverwerking, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 17 december 2020.

Art.38. Op steunaanvragen die tot en met 31 december 2022 worden ingediend in toepassing van Waalse Regering van 10 september 2015 betreffende steun voor ontwikkeling en investering in de landbouwsector, blijven de bepalingen van dit besluit van toepassing.

Art.39.Dit besluit heeft uitwerking op 1 januari 2023.

Art. 40. De Minister van Landbouw is belast met de uitvoering van dit besluit.