Details





Titel:

12 MEI 2023. - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2012 tot vaststelling van het Vlaams reglement betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen



Inhoudstafel:


Art. 1-9



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

2012035464 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. Dit besluit voorziet in de gedeeltelijke omzetting van Richtlijn (EU) 2019/904 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 2019 betreffende de vermindering van de effecten van bepaalde kunststofproducten op het milieu.

Art.2. Aan artikel 1.1.1, eerste lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2012 tot vaststelling van het Vlaams reglement betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 2 juli 2021, wordt een punt 15° toegevoegd, dat luidt als volgt:
  "15° Richtlijn (EU) 2019/904 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 2019 betreffende de vermindering van de effecten van bepaalde kunststofproducten op het milieu.".

Art.3. In artikel 1.2.1 van hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 2 juli 2021, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in paragraaf 2 wordt punt 47° opnieuw opgenomen in de volgende lezing:
  "47° kunststof: een polymeer in de zin van artikel 3, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1907/2006 van 18 december 2006 van het Europees Parlement en de Raad inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, houdende wijziging van Richtlijn 1999/45/EG en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie alsmede Richtlijn 76/769/EEG van de Raad en de Richtlijnen 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG en 2000/21/EG van de Commissie, waaraan additieven of andere stoffen kunnen zijn toegevoegd en dat als een structureel hoofdbestanddeel van eindproducten kan worden gebruikt;";
  2° in paragraaf 2 wordt punt 66° opnieuw opgenomen in de volgende lezing:
  "66° plastic: een polymeer in de zin van artikel 3, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1907/2006 van 18 december 2006 van het Europees Parlement en de Raad inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, houdende wijziging van Richtlijn 1999/45/EG en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie alsmede Richtlijn 76/769/EEG van de Raad en de Richtlijnen 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG en 2000/21/EG van de Commissie, waaraan additieven of andere stoffen kunnen zijn toegevoegd en dat als een structureel hoofdbestanddeel van eindproducten kan worden gebruikt;";
  3° in paragraaf 6 wordt punt 1° vervangen door:
  "1° cateringmateriaal: alles wat gebruikt wordt voor het aanbieden en het nuttigen van etenswaren, met uitsluiting van voorverpakte etenswaren en servetten;";
  4° in paragraaf 6 worden een punt 6° tot en met 8° toegevoegd, die luiden als volgt:
  "6° evenement: een eenmalige of een periodieke gebeurtenis op het gebied van kunst, cultuur, sport, festiviteit of volksvermaak. De gebeurtenis wordt publiek aangekondigd en is voor iedereen toegankelijk, al dan niet tegen betaling. Ze gaat door op een welbepaald tijdstip en is tijdelijk. De locatie kan zich zowel op publiek als op privaat terrein bevinden. Het evenement kan zowel in de openlucht doorgaan als in een gesloten ruimte.;
  7° recipiënt: alles wat gebruikt wordt voor het aanbieden en het nuttigen van drank.;
  8° serveren: het aanbieden, opdienen, bedienen van etenswaren of drank aan de eindgebruiker, met uitzondering van drankautomaten.";
  5° er wordt een paragraaf 8 toegevoegd, die luidt als volgt:
  " § 8. Voor de toepassing van onderafdeling 3.4.14 van hoofdstuk 3 wordt verstaan onder:
  1° vistuig: elk voorwerp of onderdeel van een werktuig dat wordt gebruikt in de visserij of de aquacultuur om in zee levende organismen af te zonderen, te vangen of te kweken, of dat op het zeeoppervlak drijft en wordt uitgezet met als doel dergelijke in zee levende organismen aan te trekken, te vangen of te kweken;
  2° vistuigafval: elk vistuig dat valt onder de definitie van afvalstoffen, vermeld in artikel 3, § 1, eerste lid, 1°, van het Materialendecreet, met inbegrip van alle afzonderlijke bestanddelen, stoffen of materialen die deel uitmaakten of bevestigd waren aan een dergelijk vistuig toen het werd afgedankt, werd achtergelaten of verloren raakte;
  3° in de handel brengen van kunststofhoudend vistuig: het voor het eerst op de markt brengen van een dergelijk product op het grondgebied;
  4° op de markt brengen van kunststofhoudend vistuig: het in het kader van een commerciële activiteit, al dan niet tegen betaling, verstrekken van een dergelijk product met het oog op distributie, consumptie of gebruik;
  5° producent van kunststofhoudend vistuig:
  a) elke op het grondgebied gevestigde natuurlijke of rechtspersoon die beroepsmatig, ongeacht de gebruikte verkooptechniek, met inbegrip van verkoop op afstand overeenkomstig de bepalingen van artikel I. 8, 15°, van het Wetboek van economisch recht, kunststofhoudend vistuig in de handel brengt, en die een andere persoon is dan de personen die visserijactiviteiten uitvoeren als vermeld in artikel 4, punt 28, van Verordening (EG) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad;
  b) elke buiten het grondgebied gevestigde natuurlijke of rechtspersoon die beroepsmatig via verkoop op afstand, in de zin van artikel I.8, 15°, van het Wetboek van economisch recht, rechtstreeks of door gebruik van een online marktplaats, aan particuliere huishoudens of andere gebruikers dan particuliere huishoudens kunststofhoudend vistuig op het grondgebied verkoopt, en die een andere persoon is dan de personen die visserijactiviteiten uitvoeren als vermeld in artikel 4, punt 28, van Verordening (EG) nr. 1380/2013;
  6° havenontvangstvoorziening: een havenontvangstvoorziening als vermeld in artikel 1.2.1, § 4/1, 2°. ".

Art.4. In artikel 3.1.1, § 1, eerste lid, van hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 2 juli 2021, wordt punt 9° opnieuw opgenomen in de volgende lezing:
  "9° kunststofhoudend vistuigafval;".

Art.5. Aan hoofdstuk 3, afdeling 3.4, van hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 2 juli 2021, wordt een onderafdeling 3.4.14, die bestaat uit artikel 3.4.14.1 tot en met 3.4.14.3, toegevoegd, die luidt als volgt:
  "Onderafdeling 3.4.14. Kunststofhoudend vistuigafval
  Art. 3.4.14.1. § 1. Voor kunststofhoudend vistuigafval wordt de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid ingevuld door middel van de aanvaardingsplicht, vermeld in afdeling 3.2. De aanvaardingsplicht is van toepassing vanaf 31 december 2024.
  De verplichtingen, vermeld in artikel 3.2.1.1, § 1/1 en § 2, gelden niet voor kunststofhoudend vistuigafval.
  § 2. Het individueel aanvaardingsplichtplan en de aanvaardingsplichtconvenant, vermeld in artikel 3.2.1.2, § 1, regelen in het bijzonder de kostendekking door de producenten van kunststofhoudend vistuig voor de gescheiden inzameling van het kunststofhoudende vistuigafval dat bij de daarvoor bestemde havenontvangstvoorzieningen is afgeleverd in overeenstemming met onderafdeling 5.2.10 inzake afval van schepen van de zeevaart, en de kosten voor het daaropvolgende vervoer en de verwerking ervan. De vereisten van dit artikel vullen de vereisten aan voor afval van vissersvaartuigen als vermeld in onderafdeling 5.2.10 inzake afval van schepen van de zeevaart.
  Art. 3.4.14.2. § 1. De producenten van kunststofhoudend vistuig dekken de kosten voor de gescheiden inzameling van het kunststofhoudende vistuigafval dat bij de daarvoor bestemde havenontvangstvoorzieningen is afgeleverd in overeenstemming met onderafdeling 5.2.10 inzake afval van schepen van de zeevaart, en de kosten voor het daaropvolgende vervoer en de verwerking ervan.
  De vereisten van dit artikel vullen de vereisten aan voor afval van vissersvaartuigen als vermeld in onderafdeling 5.2.10 inzake afval van schepen van de zeevaart.
  § 2. De producent van kunststofhoudend vistuig of de organisatie die daarvoor is aangewezen, bezorgt de OVAM voor 1 juli van elk jaar de volgende gegevens over het voorgaande kalenderjaar:
  1° een overzicht van de totale hoeveelheid kunststofhoudend vistuig die in het Vlaamse Gewest in de handel is gebracht, uitgedrukt in kilogram en in soorten;
  2° een overzicht van de totale hoeveelheid kunststofhoudend vistuigafval, uitgedrukt in kilogram en in soorten, die in het kader van de uitoefening van de aanvaardingsplicht in ontvangst is genomen. Het betreft zowel kunststofhoudend vistuigafval als afzonderlijke onderdelen, stoffen of materialen die deel uitmaakten van of bevestigd waren aan het vistuigafval toen het werd afgedankt, ook als het werd achtergelaten of verloren;
  3° de inrichtingen waar en de wijze waarop het kunststofhoudende vistuigafval dat in ontvangst was genomen, werd verwerkt.
  De eerste verslagperiode met de informatie, vermeld in het eerste lid, bestrijkt het kalenderjaar 2022.
  § 3. De aanvaardingsplicht voor kunststofhoudend vistuigafval moet ertoe leiden dat al het kunststofhoudend vistuigafval dat wordt aangeboden, wordt ingezameld. Vanaf 1 januari 2025 geldt een jaarlijks minimum inzamelpercentage voor het recyclen van kunststofhoudend vistuigafval van 25%. Het ingezameld kunststofhoudend vistuigafval wordt verwerkt met toepassing van de beste beschikbare technieken.
  Art. 3.4.14.3. De producenten van kunststofhoudend vistuig nemen maatregelen om gebruikers voor te lichten en verantwoordelijk productgebruik te stimuleren, om tot een vermindering van marien zwerfafval te komen, en nemen maatregelen om gebruikers van kunststofhoudend vistuig in te lichten, in het bijzonder over:
  1° de beschikbaarheid van herbruikbare alternatieven, systemen voor hergebruik en mogelijkheden voor afvalbeheer van kunststofhoudend vistuig, alsook over de beste praktijken voor een degelijk afvalbeheer in overeenstemming met artikel 4 § 3, 2°, van het Materialendecreet;
  2° de effecten op het milieu, in het bijzonder het mariene milieu, van zwerfafval en andere ongepaste vormen van verwijdering van afval van kunststofhoudend vistuig.".

Art.6. Artikel 5.3.12.1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 22 maart 2019, wordt vervangen door wat volgt:
  "Art. 5.3.12.1. Vanaf 15 juni 2023 is het serveren van drank in recipiënten voor eenmalig gebruik bij evenementen verboden, met uitzondering van petflessen en blikjes als de eventorganisator daarvoor in een systeem voorziet dat garandeert dat minstens 95% van die eenmalige recipiënten gescheiden wordt ingezameld voor recyclage.
  Voor evenementen, vermeld in het eerste lid, georganiseerd in 2023 kan de minister uitzonderingen voorzien als de eventorganisator kan aantonen dat ondanks tijdige en behoorlijke inspanningen voor een bepaald evenement er onvoldoende capaciteit aan herbruikbare recipiënten en/of wasfaciliteiten beschikbaar is.
  De uitzondering, vermeld in het eerste lid, vervalt vanaf 1 januari 2025.".

Art.7. In hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 2 juli 2021, wordt een artikel 5.3.12.4 ingevoegd, dat luidt als volgt:
  "Art. 5.3.12.4. Bij het gebruik van herbruikbare recipiënten en herbruikbaar cateringmateriaal, met uitzondering van recipiënten uit glas en porselein, is het verplicht om in een systeem te voorzien dat garandeert dat minstens 90% van deze recipiënten en dit cateringmateriaal wordt ingezameld voor hergebruik. Bij evenementen is dit de verantwoordelijkheid van de eventorganisator."

Art.8. Aan artikel 5.3.13.2 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 2 juli 2021, wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
  "Het eerste lid geldt niet voor afvalzakken die gebruikt worden op schepen en niet voor afvalzakken die gebruikt worden voor risicohoudend of niet-risicohoudend medisch afval.".

Art. 9. De Vlaamse minister, bevoegd voor de omgeving en de natuur, is belast met de uitvoering van dit besluit.