15 MAART 2023. - Ministerieel besluit tot vaststelling van nadere regels voor de subsidiëring van lokale besturen voor het afval- en materialenbeheer en tot opheffing van het Ministerieel besluit van 12 oktober 2017 houdende vaststelling van bepaalde werken, leveringen en diensten die in het Vlaamse Gewest door of op initiatief van lokale besturen worden uitgevoerd(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 23-03-2023 en tekstbijwerking tot 14-05-2024)
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Art. 1
HOOFDSTUK 2. - Subsidie voor selectieve inzameling van afvalstoffen en materialen
Afdeling 1. - Subsidie voor huis-aan-huisinzameling
Art. 2-7
Afdeling 2. - Subsidie voor gewichtsdiftaruitrusting op recyclageparken
Art. 8-12
Afdeling 3. - Subsidie voor alternatief transport
Art. 13-16
HOOFDSTUK 3. - Subsidie voor voorvergistingsinstallaties
Art. 17-21
HOOFDSTUK 4. - Subsidie voor zwerfvuil- en sluikstortbeleid
Afdeling 1. - Afvalbakken of andere recipiënten ter voorkoming van zwerfvuil
Art. 22-27
Afdeling 2. - Camera-installaties en afvalzuigers ter ondersteuning van het zwerfvuil- en sluikstortbeleid
Art. 28-32
HOOFDSTUK 5. - Subsidie voor de inventarisatie, de ontmanteling, de inzameling, het transport of de verwerking van asbesthoudende materialen
Art. 33-42
Hoofdstuk 5/1. [1 Subsidies voor de preventie van voedselverlies]1
Art. 42/1, 42/2, 42/3, 42/4
Hoofdstuk 5/2. TOEKOMSTIG RECHT1 Projecten zwerfvuil en sluikstort ]1Afdeling 1. TOEKOMSTIG RECHT 1- Vuilnisbakkenplan]1Art. 42/5. TOEKOMSTIG RECHT, 42/6. TOEKOMSTIG RECHT, 42/7. TOEKOMSTIG RECHT, 42/8. TOEKOMSTIG RECHT
Afdeling 2. TOEKOMSTIG RECHT .1 - Aanpak van hotspots zwerfvuil en sluikstort ]1Art. 42/9. TOEKOMSTIG RECHT, 42/10. TOEKOMSTIG RECHT, 42/11. TOEKOMSTIG RECHT, 42/12. TOEKOMSTIG RECHT
HOOFDSTUK 6. - Slotbepalingen
Art. 43-45
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Artikel 1. De administrateur-generaal van de OVAM kan beslissen om een subsidie toe te kennen, gedeeltelijk toe te kennen of te weigeren, voor een bedrag lager dan 144.000 euro.
Per subsidieaanvraag bedraagt het minimumbedrag van de kosten die in aanmerking komen voor subsidiëring 15.000 euro.
HOOFDSTUK 2. - Subsidie voor selectieve inzameling van afvalstoffen en materialen
Afdeling 1. - Subsidie voor huis-aan-huisinzameling
Art.2. De volgende items voor de inzameling van gft komen in aanmerking voor subsidiëring:
1° de aankoop van recipiënten, chips, identificatiestickers en beladingssystemen die deel uitmaken van een diftarsysteem;
2° de aanpassing van bestaande containers aan een diftarsysteem.
De volgende items voor de inzameling van huisvuil komen in aanmerking voor subsidiëring:
1° de aankoop van recipiënten, chips, identificatiestickers en beladingssystemen die deel uitmaken van een gewichtsdiftarsysteem;
2° de aanpassing van bestaande containers van een gewichtsdiftarsysteem.
Art.3. Het maximumbedrag van de kosten die in aanmerking komen voor subsidiëring van de items, vermeld in artikel 2, bedraagt:
1° 17 euro per recipiënt;
2° 3 euro per chip of identificatiesticker, inclusief de plaatsing ervan en het uitzetten van de recipiënten;
3° 40.000 euro voor het plaatsen van een beladingssysteem op een vrachtwagen nodig voor een systeem van gewichtsdiftar.
Art.4. De afschrijvingstermijn van het recipiënt, vermeld in artikel 2, wordt vastgesteld op 10 jaar.
De afschrijvingstermijn van het beladingssysteem, vermeld in artikel 2, wordt vastgesteld op 8 jaar.
Art.5. Het subsidiepercentage voor de items, vermeld in artikel 2, bedraagt 50%.
Art.6. Om in aanmerking te komen voor de subsidiëring, vermeld in artikel 2, moet aan de volgende voorwaarden worden voldaan:
1° de recipiënten moeten voor minimaal 80% bestaan uit gerecycleerde materialen, waarvan minimaal de helft post-consumer kunststoffen.
2° de recipiënten voor huisvuil met een volume groter dan 180 liter komen enkel in aanmerking voor subsidiëring indien deze recipiënten ingezet worden bij meergezinswoningen.
Art.7. De subsidieaanvrager legt op eenvoudig verzoek een rapportering voor aan de OVAM over de resultaten van de huis-aan-huisinzameling in het werkingsgebied. De rapportering wordt uiterlijk twee jaar na het indienen van de aanvraag tot uitbetaling opgevraagd en ingediend binnen 30 dagen na het verzoek. De subsidieaanvrager neemt hierin de volgende elementen op:
1° het goedgekeurd retributiereglement;
2° de opsomming van het aantal deelnemende aansluitpunten op het totaal aantal ophaalpunten;
3° het effect op de huisvuilcijfers en indien van toepassing de gft-cijfers;
4° de gebruikte methode van kwaliteitsopvolging.
Afdeling 2. - Subsidie voor gewichtsdiftaruitrusting op recyclageparken
Art.8. De aankoop van diftaruitrusting voor recyclageparken om te werken met een systeem van gewichtsdiftar, komt in aanmerking voor subsidiëring. Het betreft de aankoop van slagbomen, zuilen, weegbruggen en weegsystemen, containerbeladingsystemen, hardware en software voor de opslag en de verwerking van gegevens en badges. De aankoop van de diftaruitrusting komt in aanmerking voor subsidiëring als dit gebeurt bij de uitbreiding of aanpassing van een bestaand recyclagepark en bij de aanleg van een nieuw recycagepark.
Art.9. Het maximumbedrag van de kosten die in aanmerking komen voor de subsidiëring, vermeld in artikel 8, bedraagt:
1° 80.000 euro per begonnen schijf van 20.000 inwoners voor het bediende werkingsgebied;
2° 160.000 euro per recyclagepark.
Voor intergemeentelijke samenwerkingsverbanden worden de inwonersaantallen samengeteld om het maximumbedrag, vermeld in het eerste lid, te berekenen.
Art.10. De afschrijvingstermijn voor de diftaruitrusting, vermeld in artikel 8, wordt vastgesteld op 10 jaar. Voor software wordt de afschrijvingstermijn vastgesteld op 5 jaar.
Art.11. Het subsidiepercentage voor de diftaruitrusting, vermeld in artikel 8, bedraagt 50%.
Art.12. De subsidieaanvrager legt op eenvoudig verzoek een rapportering voor aan de OVAM over de werking van het recyclagepark met de diftaruitrusting die wordt gesubsidieerd. De rapportering wordt uiterlijk twee jaar na het indienen van de aanvraag tot uitbetaling opgevraagd en ingediend binnen 30 dagen na het verzoek. De subsidieaanvrager neemt hierin de volgende elementen op:
1° het goedgekeurd retributiereglement;
2° detailinformatie van de ingezamelde hoeveelheden huishoudelijk afval en vergelijkbaar bedrijfsafval;
3° het effect van de investeringen op de hoeveelheid afvalstoffen voor en na de investeringen.
Afdeling 3. - Subsidie voor alternatief transport
Art.13. De aankoop van transportcontainers voor transport via waterwegen dat een alternatief biedt voor wegtransport, komt in aanmerking voor subsidiëring.
Art.14. Het minimaal aantal transportcontainers als vermeld in artikel 13, bedraagt twintig containers per subsidieaanvraag .
Art.15. De afschrijvingstermijn voor de transportcontainers, vermeld in artikel 13, wordt vastgesteld op 15 jaar.
Art.16. Het subsidiepercentage voor de transportcontainers, vermeld in artikel 13, bedraagt 50%.
HOOFDSTUK 3. - Subsidie voor voorvergistingsinstallaties
Art.17. De voorvergistingsinstallaties die voor een gft-composteerinstallatie worden opgezet of bestaande voorvergistingsinstallaties waarvan de capaciteit wordt uitgebreid, komen in aanmerking voor subsidiëring. Dit subsidieerbaar item omvat alle infrastructuurwerken en uitrustingswerken die noodzakelijk zijn om een bedrijfsklare voorvergistingsinstallatie te realiseren. De volgende onderdelen van de infrastructuurwerken en uitrustingswerken komen voor de subsidiëring in aanmerking:
1° ontvangstterreinen en alle noodzakelijke wegeninfrastructuur;
2° voorbewerkingshallen;
3° vergistingstanks en eventuele gasopslag;
4° gasmotoren en elektriciteitscabines;
5° biofilterinstallaties;
6° waterzuiveringsinstallaties;
7° gasopwerkingsinstallaties;
8° alle noodzakelijke elektromechanische uitrusting en rollend materieel zoals onder andere verkleiningstoestellen, transportbanden, laadschop of -kraan, keertoestellen en keersysteem, persen, pompen en zeefinstallatie.
Art.18. Het maximumbedrag van de kosten die in aanmerking komen voor subsidiëring van de voorvergistingsinstallaties, vermeld in artikel 17, bedraagt 7.500.000 euro.
Art.19. De afschrijvingstermijn van de voorvergistingsinstallaties, vermeld in artikel 17, wordt vastgesteld op 20 jaar.
Art.20. Het subsidiepercentage voor voorvergistingsinstallaties, vermeld in artikel 17, bedraagt 20%.
Art.21. De subsidieaanvrager legt op eenvoudig verzoek een rapportering voor aan de OVAM over de investeringen. De rapportering wordt uiterlijk twee jaar na het indienen van de aanvraag tot uitbetaling opgevraagd en ingediend binnen 30 dagen na het verzoek. De subsidieaanvrager neemt hierin de volgende elementen op:
1° financiële detailinformatie zoals de exploitatiekosten en inkomsten;
2° de hoeveelheid verwerkte afvalstoffen;
3° de ingevulde capaciteit.
HOOFDSTUK 4. - Subsidie voor zwerfvuil- en sluikstortbeleid
Afdeling 1. - Afvalbakken of andere recipiënten ter voorkoming van zwerfvuil
Art.22. De aankoop van afvalbakken of andere recipiënten ter voorkoming van zwerfvuil in kader van een dossier openbare netheid, met uitzondering van de aankoop van blikvangers, komt in aanmerking voor subsidiëring.
Art.23. Het maximumbedrag van de kosten die in aanmerking komen voor de subsidiëring, vermeld in artikel 22, bedraagt:
1° voor straatafvalbakken: 800 euro per afvalbak;
2° voor recipiënten specifiek voor sigarettenpeuken: 100 euro per recipiënt;
3° voor recipiënten specifiek voor hondenpoep: 200 euro per recipiënt.
Art.24. De afschrijvingstermijn van de afvalbakken of de andere recipiënten, vermeld in artikel 23, wordt vastgesteld op 10 jaar.
Art.25. Het subsidiepercentage voor de afvalbakken of de andere recipiënten, vermeld in artikel 22, bedraagt 50%.
Art.26. De afvalbakken, vermeld in artikel 22, moeten om voor subsidie in aanmerking te komen, aan de volgende kwaliteitsvereisten voldoen:
1° de afvalbak is minimaal voorzien van een verkleinde inwerpopening en is zo geconstrueerd dat er geen afval kan geplaatst worden op de afvalbak;
2° het ledigen van de afvalbak gebeurt ergonomisch;
3° de afvalbak is onderhouds- en reinigingsvriendelijk;
4° de afvalbak is overkapt om inregenen te voorkomen;
5° de afvalbak is bestand tegen vandalisme, corrosie en weersinvloeden;
6° de afvalbak is stevig en robuust;
7° de afvalbak is duurzaam en milieuvriendelijk;
8° de afvalbak is voorzien van een uitdoofplaat en een peukenrecipiënt.
Art.27. De subsidieaanvrager legt op eenvoudig verzoek een rapportering voor aan de OVAM over de resultaten van het plaatsen van afvalbakken of andere recipiënten ter voorkoming van zwerfvuil. De rapportering wordt uiterlijk twee jaar na het indienen van de aanvraag tot uitbetaling opgevraagd en ingediend binnen 30 dagen na het verzoek. De subsidieaanvrager neemt hierin de volgende elementen op:
1° de gedane inzet inzake preventie rond zwerfvuil en sluikstorten;
2° een beschrijving van het effect op de netheid in de onmiddellijke omgeving van de recipiënten;
3° de kwaliteit van de in de afvalbak ingezamelde selectieve stroom, indien van toepassing.
Afdeling 2. - Camera-installaties en afvalzuigers ter ondersteuning van het zwerfvuil- en sluikstortbeleid
Art.28. De aankoop van camera-installaties en afvalzuigers ter ondersteuning van het zwerfvuil- en sluikstortbeleid in het kader van een project openbare netheid komt in aanmerking voor subsidiëring.
Art.29. Het maximumbedrag van de kosten voor de camera-installaties en de afvalzuigers, vermeld in artikel 28, die in aanmerking komen voor subsidiëring bedraagt 15.000 euro per begonnen schijf van 25.000 inwoners voor het bediende werkingsgebied.
Art.30. De afschrijvingstermijn van de camera-installaties en de afvalzuigers, vermeld in artikel 28, wordt vastgesteld op 5 jaar.
Art.31. Het subsidiepercentage voor de camera-installaties en de afvalzuigers, vermeld in artikel 28, bedraagt 50%.
Art.32. De subsidieaanvrager legt op eenvoudig verzoek een rapportering voor aan de OVAM over de resultaten van de inzet van de camera's of de afvalzuigers ter voorkoming van zwerfvuil. De rapportering wordt uiterlijk twee jaar na het indienen van de aanvraag tot uitbetaling opgevraagd en ingediend binnen 30 dagen na het verzoek. De subsidieaanvrager neemt hierin de volgende elementen op:
1° de gedane inzet inzake preventie rond zwerfvuil en sluikstorten;
2° een overzicht van de vastgestelde inbreuken inzake sluikstorten gedurende 1 jaar.
HOOFDSTUK 5. - Subsidie voor de inventarisatie, de ontmanteling, de inzameling, het transport of de verwerking van asbesthoudende materialen
Art.33. Lokale asbestprojecten voor bronophaling van asbestcementen buitenschil van gebouwen in eigendom van particulieren of lokale besturen en van gebouwen die lokaal erkende jeugdverenigingen huisvesten komen in aanmerking voor subsidiëring van:
1° de kosten voor de asbestveilige inzameling, afvoer en verwerking van het opgehaalde asbestcement ten bedrage van:
a) met zakrecipiënten: maximum 350 euro per ton;
b) met de inzet van containers voor locaties waar een efficiënte en asbestveilige inzameling met zakrecipiënten niet mogelijk is: maximum 220 euro per ton;
2° de kosten voor de organisatie van het lokale asbestproject ten bedrage van een forfaitair subsidiebedrag van 0,2 euro per inwoner binnen het projectgebied. Onder organisatiekosten vallen de projectgebonden personeelsinzet, aankoop en verspreiding communicatiemateriaal, de projectgebonden aankoop, gebruik en onderhoud van softwarepakketten, licenties en cloudopslag.
Voor investeringen in een voor het project noodzakelijk product dat de termijn van het lokale asbestproject overstijgt, kan de subsidieaanvrager enkel die afschrijvingen van het product in rekening brengen die overeenkomen met de looptijd van het lokale asbestproject.
Art.34. Het subsidiepercentage voor de projectkosten, vermeld in artikel 33, 1°, bedraagt 90%.
Art.35. Wanneer de subsidieaanvrager de inzameling, afvoer en verwerking, vermeld in artikel 33, 1°, in eigen beheer wenst uit te voeren, legt de subsidieaanvrager bij de subsidieaanvraag een berekening ter goedkeuring aan de OVAM voor. In deze berekening worden de kosten voor de asbestveilige inzameling, afvoer en verwerking in eigen beheer voldoende transparant geduid en onderbouwd.
Art.36. Het subsidiebedrag voor het lokaal asbestproject, vermeld in artikel 33, bepaalt de OVAM met een rekentool die het inwonersaantal in het projectgebied als basis neemt samen met het hiermee overeenstemmend gemiddeld aantal deelnemers zoals vastgesteld bij operationele lokale asbestprojecten in de laatste drie jaar.
Art.37. De eerste uitbetaling van de subsidie voor een lokaal asbestproject, vermeld in artikel 33, in eenzelfde projectgebied als een lopend lokaal asbestproject kan niet doorgaan voordat het lopend lokaal asbestproject aan alle rapportagevereisten voldoet.
Projecten van eenzelfde lokaal bestuur kunnen niet gelijktijdig actief zijn op het terrein. Er kan geen subsidie toegekend worden voor een lokaal asbestproject, vermeld in artikel 33, in een projectgebied waar een ander een gemeente zelf ofwel een bovenlokaal bestuur reeds eenzelfde gesubsidieerd lokaal asbestproject, vermeld in artikel 33, organiseert.
Art.38. Om in aanmerking te komen voor de subsidie moeten lokale asbestprojecten, vermeld in artikel 33, asbestveilig uitgevoerd worden ter waarborging van asbestveilige ontmanteling, inzameling, transport en verwerking. Dit houdt in dat minstens:
1° bij de uitvoering van het project de subsidieaanvrager de meest efficiënte werkwijze kiest waarbij het inzamelrecipiënt optimaal is afgestemd op de aangeboden hoeveelheden asbestcement vanuit projectdeelnemers ter waarborging van de asbestveilige inzameling;
2° in de opdrachtdocumenten voorwaarden worden opgenomen inzake asbestveilig werken en asbestveilige ophaling en verwerking zoals door de OVAM voorzien binnen de aangeleverde voorbeeldbestekken en binnen de aangeleverde criteria voor FFP3-mondmaskers, persoonsbescherming en inzamelrecipiënten. De subsidieaanvrager legt deze voorwaarden en criteria ter goedkeuring voor aan de OVAM onder de vorm van de finale ontwerpbestekken vóór publicatie of verspreiding van het bestek. De OVAM kan op de bestekcriteria uit het voorbeeldbestek enkel een afwijking toestaan indien dit geen afbreuk doet aan het waarborgen van asbestveilig werken, inzamelen en verwerken;
3° de subsidieaanvrager de bijlage bij het ministerieel besluit tot goedkeuring van het inspectieprotocol asbestinventarisatie van 22 april 2022 volgt om te oordelen wanneer asbestverdachte materialen op het zicht als asbesthoudend kunnen beschouwd worden;
4° de subsidieaanvrager burgers regelmatig informeert over asbestveilig handelen en zowel lokaal als bovenlokaal een webpagina voorziet over het lokale asbestproject met link naar de webpagina van de OVAM over asbest. Het lokaal bestuur vermeldt in de communicatie dat het project gefinancierd wordt met subsidiemiddelen vanuit de Vlaamse Overheid;
5° alle wettelijke vereisten inzake asbestveilige ontmanteling, inzameling, transport en verwerking gevolgd worden;
6° per inzamellocatie een informatiebrochure asbest en twee persoonsbeschermingsets van minstens een geschikt FFP3-mondmasker, handschoenen en een persoonsbeschermingspak ter beschikking worden gesteld.
Art.39. § 1. De subsidieaanvrager rapporteert viermaandelijks aan de OVAM met een tussentijdse schuldvordering tegen de in het toekenningsbesluit gespecifieerde data. Hij maakt hiervoor gebruik van de rapportagetool die de OVAM bij aanvang van het project aanlevert of een door de OVAM goedgekeurde andere rapportagevorm. De subsidieaanvrager maakt gebruik van een zelfcontrolemechanisme om datafouten te vermijden uit de gerapporteerde cijfers opdat deze overeenkomen met de reëel uitgevoerde ophalingen op het terrein.
§ 2 de subsidieaanvrager rapporteert in de eindrapportage over de volledige besteding van de subsidie en formuleert de kritische succesfactoren over de asbestveilige organisatie van het lokale asbestproject.
Art.40. De subsidieaanvrager kan een billijke vergoeding vragen aan de projectdeelnemer als eigen bijdrage voor de dienstverlening zolang het lokaal bestuur met deze vergoeding de totaalsom van de projectkosten inclusief btw verminderd met de subsidiebedragen, niet overschrijdt en dit ook op eenvoudig verzoek helder kan aantonen. Indien deze vergoeding het bedrag van 40 euro per zakrecipiënt en 170 euro per container overschrijdt, zijn zowel bij intercommunaal georganiseerde als gemeentelijk georganiseerde projecten de betrokken gemeenten in het projectgebied verplicht financieel bij te dragen aan het project zonder dat de hiervoor vermelde totaalsom overschreden mag worden.
Het lokaal bestuur communiceert naar de projectdeelnemer wat het verschil is tussen de reële kostprijs voor de inzameling en het verlaagde tarief dat hij betaalt. De gevraagde vergoeding omvat de financiering van twee persoonsbeschermingssets per aanvraaglocatie met optioneel aan te bieden fixeermiddel.
Art.41. Lokale asbestprojecten voor de organisatie van een lokale groepsaankoop asbestinventarisattest voor gebouwen in eigendom van particulieren of lokale besturen en van gebouwen die lokaal erkende jeugdverenigingen huisvesten komen in aanmerking voor subsidiëring van de kosten voor de organisatie van het lokale asbestproject ten bedrage van een forfaitair subsidiebedrag van:
1° 10.000 euro voor gemeenten tot 30.000 inwoners;
2° 20.000 euro voor gemeenten tussen 30.000 en 60.000 inwoners;
3° 30.000 euro voor gemeenten boven 60.000 inwoners.
Onder organisatiekosten vallen onder meer de projectgebonden personeelsinzet, aankoop en verspreiding communicatiemateriaal, de projectgebonden aankoop, gebruik en onderhoud van softwarepakketten, licenties en cloudopslag.
Art.42. Aanvragen voor lokale asbestprojecten, vermeld in artikel 41, kunnen bij de OVAM worden ingediend na officiële oproep, de welke bekend gemaakt wordt aan alle Vlaamse steden en gemeenten. De minister bepaalt bij iedere oproep vooraf het beschikbare oproepbudget waarna aanvragen volgens indiendatum behandeld worden, conform bepalingen voor lokale asbestprojecten binnen het besluit van de Vlaamse Regering van 15 juli 2022 over de subsidiëring van lokale besturen voor het afval- en materialenbeheer.
Hoofdstuk 5/1. [1 Subsidies voor de preventie van voedselverlies]1
----------
(1)
Art.42/1. [1Projecten die voldoen aan al de volgende voorwaarden, komen in aanmerking voor een subsidie:
1° het project ondersteunt preventiemaatregelen met een overwegend participatief karakter om voedselverlies in het bioafval en huisvuil te reduceren bij de huishoudens;
2° het project sluit aan bij de preventiedoelstelling en de uitvoering van het Actieplan voedselverlies en biomassa(rest)stromen circulair 2021-2025.
In het eerste lid, 2°, wordt verstaan onder het Actieplan voedselverlies en biomassa(rest)stromen circulair 2021-2025: het actieplan zoals goedgekeurd door de Vlaamse Regering op 23 april 2021.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij MB 2024-05-03/02, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 24-05-2024>
Art.42/2. [1 Het maximumbedrag van de kosten die in aanmerking komen voor de subsidiëring van het project, vermeld in artikel 42/1, bedraagt:
1° 50.000 euro per stad of gemeente;
2° 100.000 euro per intergemeentelijk samenwerkingsverband.
Investeringskosten komen niet in aanmerking voor de subsidiëring van het project, vermeld in artikel 42/1.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij MB 2024-05-03/02, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 24-05-2024>
Art.42/3. [1 Het subsidiepercentage voor het project, vermeld in artikel 42/1, bedraagt 50%.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij MB 2024-05-03/02, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 24-05-2024>
Art.42/4. [1De aanvrager van een subsidie als vermeld in artikel 42/1, legt een tussentijdse voortgangsrapportering voor aan de OVAM na de eerste helft van de projectduur.
In het eerste lid wordt verstaan onder tussentijdse voortgangsrapportering: een beschrijving van de uitvoering van het project met een overzicht van de voortgang.
De aanvrager van een subsidie als vermeld in artikel 42/1, legt, samen met de aanvraag tot uitbetaling van die subsidie, de eindrapportering aan de OVAM voor en gebruikt hiervoor de door de OVAM goedgekeurde rapportagevorm. In deze eindrapportering worden minstens de volgende elementen opgenomen:
1° een beschrijving van de uitvoering van het project;
2° een inschatting van het effect van het project op de hoeveelheid huisvuil en op de hoeveelheid bioafval in het werkingsgebied van het lokaal bestuur of het intergemeentelijk samenwerkingsverband;
3° de reproduceerbaarheid van het project door andere lokale besturen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij MB 2024-05-03/02, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 24-05-2024>
Hoofdstuk 5/2._TOEKOMSTIG RECHT1 Projecten zwerfvuil en sluikstort ]1 ----------
(1)
Afdeling 1._TOEKOMSTIG RECHT 1- Vuilnisbakkenplan]1 ----------
(1)
Art.42/5._TOEKOMSTIG RECHT . 1 De uitvoering van een vuilnisbakkenplan ter preventie van zwerfvuil komt in aanmerking voor een subsidie.
Een vuilnisbakkenplan als vermeld in het eerste lid, bevat al de volgende elementen:
1° een vuilnisbakkeninventaris;
2° de monitoring van de vuilnisbakken, die minstens de meting bevat van de vullingsgraad en het misbruik in en rond de vuilnisbak;
3° de rapportage, analyse en bijsturing.
In het tweede lid wordt verstaan onder:
1° analyse: een beoordeling van de resultaten van de monitoring van alle vuilnisbakken in de inventaris waarbij minstens de vullingsgraad en het misbruik gemeten worden;
2° bijsturing: een overzicht van alle acties en maatregelen die genomen zijn om het gebruik, het beheer en de locatie van de openbare vuilnisbakken te verbeteren, gemotiveerd op basis van de analyse;
3° rapportage: een overzicht van de meetresultaten, een analyse van de resultaten, en alle acties en maatregelen die genomen werden binnen het kader van het vuilnisbakkenplan;
4° vuilnisbakkeninventaris: een inventaris van alle vuilnisbakken op het openbaar domein die beheerd worden door het lokaal bestuur en die de volgende gegevens bevat per vuilnisbak:
a) de naam en de ID, namelijk een unieke code;
b) het adres en de geografische coördinaten;
c) het type van de locatie;
d) de ledigingsfrequentie.]1 ----------
(1)<Ingevoegd bij MB 2024-05-03/02, art. 2, 002; Inwerkingtreding : onbepaald >
Art.42/6._TOEKOMSTIG RECHT . 1 Het maximumbedrag van de kosten die in aanmerking komen voor de subsidiëring van het vuilnisbakkenplan, vermeld in artikel 42/5, bedraagt:
1° 15.000 euro voor gemeenten met maximaal 10.000 inwoners;
2° 15.000 euro, vermeerderd met 2.000 euro per bijkomende schijf van 10.000 inwoners voor gemeenten met meer dan 10.000 inwoners, tot een maximumbedrag van 50.000 euro per gemeente.
Voor kustgemeenten en centrumsteden wordt het maximumbedrag, vermeld in het eerste lid, op basis van het aantal inwoners verdubbeld tot maximaal 50.000 euro.]1 ----------
(1)<Ingevoegd bij MB 2024-05-03/02, art. 2, 002; Inwerkingtreding : onbepaald >
Art.42/7._TOEKOMSTIG RECHT . 1 Het subsidiepercentage voor het vuilnisbakkenplan, vermeld in artikel 42/5, bedraagt 50%.]1 ----------
(1)<Ingevoegd bij MB 2024-05-03/02, art. 2, 002; Inwerkingtreding : onbepaald >
Art.42/8._TOEKOMSTIG RECHT . 1 De aanvrager van een subsidie als vermeld in artikel 42/5, bezorgt de rapportering, samen met de aanvraag tot uitbetaling van het subsidiebedrag, aan de OVAM. De voormelde aanvrager neemt al de volgende elementen op in de rapportering:
1° de vuilnisbakkeninventaris, vermeld in artikel 42/5;
2° de resultaten van de monitoring van alle vuilnisbakken in de inventaris waarbij minstens de vullingsgraad en het misbruik gemeten worden. De monitoring bestaat uit minimaal acht meetweken gespreid over de vier seizoenen, waarbij het aantal meetgegevens per vuilnisbak gelijk is aan de vooropgestelde ledigingsfrequentie;
3° een analyse en evaluatie van de resultaten van de monitoring, vermeld in punt 2° ;
4° een overzicht van alle acties en maatregelen die genomen zijn om het gebruik, het beheer en de locatie van de openbare vuilnisbakken te verbeteren, gemotiveerd op basis van de analyse, vermeld in punt 3° ;
5° de resultaten van de vervolgmonitoring ter opvolging van de impact van de uitgevoerde acties en aanpassingen, waarbij minstens de vuilnisbakken of locaties die het onderwerp zijn van acties en maatregelen worden gemonitord. De effectmeting bestaat minimaal uit vier meetweken, waarbij de data per vuilnisbak gelijk zijn aan de vooropgestelde ledigingsfrequentie;
6° een overzicht van de publieke communicatie over het vuilnisbakkenplan.]1 ----------
(1)<Ingevoegd bij MB 2024-05-03/02, art. 2, 002; Inwerkingtreding : onbepaald >
Afdeling 2._TOEKOMSTIG RECHT .1 - Aanpak van hotspots zwerfvuil en sluikstort ]1 ----------
(1)
Art.42/9._TOEKOMSTIG RECHT . 1 Projecten van lokale besturen die zwerfvuil of sluikstort op een afgelijnde probleemlocatie in de openbare ruimte aanpakken om de openbare netheid te verbeteren, komen in aanmerking voor een subsidie.]1 ----------
(1)<Ingevoegd bij MB 2024-05-03/02, art. 2, 002; Inwerkingtreding : onbepaald >
Art.42/10._TOEKOMSTIG RECHT . 1 Het maximumbedrag van de kosten voor de uitvoering van het project, vermeld in artikel 42/9, die in aanmerking komen voor subsidiëring bedraagt 50.000 euro.]1 ----------
(1)<Ingevoegd bij MB 2024-05-03/02, art. 2, 002; Inwerkingtreding : onbepaald >
Art.42/11._TOEKOMSTIG RECHT . [1 Het subsidiepercentage voor projecten als vermeld in artikel 42/9, bedraagt 50%.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij MB 2024-05-03/02, art. 2, 002; Inwerkingtreding : onbepaald >
Art.42/12._TOEKOMSTIG RECHT . [1De aanvrager van een subsidie, vermeld in artikel 42/9, bezorgt de rapportering aan de OVAM bij de aanvraag tot uitbetaling van het subsidiebedrag. De voormelde aanvrager neemt al de volgende elementen op in de rapportering:
1° de beschrijving van de problematiek en het projectgebied;
2° de resultaten en analyse van de nulmetingen op basis van het gewicht, volume of aantal getelde stuks zwerfvuil of sluikstort;
3° een overzicht van de uitgevoerde acties en maatregelen, onderverdeeld op basis van de volgende pijlers:
a) preventie;
b) infrastructuur;
c) omgeving;
d) participatie;
e) sensibilisering;
f) handhaving;
4° de resultaten van de impactmetingen op basis van het gewicht, het volume of het getelde aantal stuks zwerfvuil of sluikstort;
5° de evaluatie van de resultaten en het project;
6° een overzicht van de communicatie die gevoerd is over het project.
In het eerste lid wordt verstaan onder impactmeting: een meting van het gewicht, volume of het aantal getelde stuks zwerfvuil of sluikstort op vooraf afgebakende locaties of meetstroken binnen het projectgebied met als doel om het effect van de getroffen acties en maatregelen binnen het project te kwantificeren. Om de impact of het effect correct te meten zijn de meetstroken en de methodiek gelijk aan de nulmeting]1
----------
(1)<Ingevoegd bij MB 2024-05-03/02, art. 2, 002; Inwerkingtreding : onbepaald >
HOOFDSTUK 6. - Slotbepalingen
Art.43. De ontwerpdossiers die naar de bevoegde administratie zijn gestuurd voor de inwerkingtreding van dit besluit, worden afgehandeld volgens de bepalingen die geldig waren op het tijdstip van de indiening van de aanvraag.
Art.44. Het ministerieel besluit van 22 mei 2014 houdende vaststelling van nadere regels voor de subsidiëring van bepaalde werken, leveringen en diensten die in het Vlaamse Gewest door of op initiatief van lagere besturen of ermee gelijkgestelde rechtspersonen worden uitgevoerd wordt opgeheven.
Art. 45. Dit besluit treedt in werking na publicatie in het Belgisch Staatsblad.