Details





Titel:

27 JANUARI 2023. - Besluit van de Vlaamse Regering over de vastlegging van een tijdspad en quota voor het toegankelijk maken van omroepprogramma's en over het verstrekken van subsidies ter uitvoering van artikel 151 van het decreet van 27 maart 2009 betreffende radio-omroep en televisie



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK 1. - Definities
Art. 1
HOOFDSTUK 2. - Toegankelijkheidsverplichtingen
Art. 2-4
HOOFDSTUK 3. - Subsidies
Art. 5-13
HOOFDSTUK 4. - Slotbepalingen
Art. 14-18



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

2012036273 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

HOOFDSTUK 1. - Definities
Artikel 1. In dit besluit wordt verstaan onder:
  1° administratie: het Departement Cultuur, Jeugd en Media, vermeld in artikel 24, § 1, van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juni 2005 met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse administratie;
  2° audiobeschrijving: de audiobeschrijving, vermeld in artikel 2, 52°, van het mediadecreet;
  3° auditieve ondertiteling: de auditieve ondertiteling, vermeld in artikel 2, 51°, van het mediadecreet;
  4° mediadecreet: het decreet van 27 maart 2009 betreffende radio-omroep en televisie;
  5° marktaandeel: het aandeel in het totale kijkcijferbereik op de televisieomroepmarkt voor een bepaalde periode;
  6° minister: de Vlaamse minister, bevoegd voor de media;
  7° ondertiteling: de ondertiteling, vermeld in artikel 2, 53°, van het mediadecreet;
  8° Vlaamse Gebarentaal, afgekort VGT: de visueel-gestuele natuurlijke taal die gebruikt wordt door dove mensen en Vlaamse Gebarentaalgebruikers in de Vlaamse Gemeenschap en in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad.

HOOFDSTUK 2. - Toegankelijkheidsverplichtingen
Art.2. Particuliere televisieomroeporganisaties ondertitelen binnen hun lineaire omroepprogramma's, die na de inwerkingtreding van dit besluit gedurende een kalenderjaar een marktaandeel hebben van minstens 2%, uiterlijk twaalf maanden na het einde van het voormelde kalenderjaar minstens 40% van alle zendtijd die besteed wordt aan programma's tussen 13 uur en 24 uur. In de daaropvolgende periode maken ze hun programma's voortdurend en in toenemende mate met evenredige maatregelen toegankelijk voor personen met een handicap conform artikel 151, § 1, van het mediadecreet.
  Deze particuliere televisieomroeporganisaties stellen bij het niet-lineair aanbieden van hun omroepprogramma's waarvoor ondertiteling bestaat, deze ondertiteling ook ter beschikking van de gebruikers.
  Particuliere televisieomroeporganisaties sturen voor hun omroepprogramma's, vermeld in het eerste lid, een compatibel signaal voor auditieve ondertiteling uit dat beschikbaar gemaakt kan worden door eindapparatuur met interactieve computerfuncties voor toegang tot televisiediensten als vermeld in afdeling 1, punt 2, o), van bijlage 1 bij het mediadecreet, en door tot televisiediensten toegang verschaffende diensten, als vermeld in afdeling 4, b), van de voormelde bijlage.
  Particuliere televisieomroeporganisaties maken voor hun lineaire omroepprogramma's die na de inwerkingtreding van dit besluit gedurende een kalenderjaar een marktaandeel hebben van 30% of meer, uiterlijk twaalf maanden na het einde van het voormelde kalenderjaar alle anderstalige fragmenten in alle journaals toegankelijk door middel van auditieve ondertiteling.
  De ondertitelingsverplichtingen, vermeld in het eerste lid, gelden niet voor telewinkelprogramma's en voor kinderprogramma's die voornamelijk gericht zijn op kinderen jonger dan acht jaar. Dat de programma's voornamelijk gericht zijn op kinderen jonger dan acht jaar, kan onder meer blijken uit de inhoud, het tijdstip waarop de programma's uitgezonden worden, de vormgeving, de presentatie en de wijze van aankondiging.

Art.3. Particuliere televisieomroeporganisaties maken voor hun lineaire omroepprogramma's die na de inwerkingtreding van dit besluit gedurende een kalenderjaar een marktaandeel hebben van 30% of meer, uiterlijk twaalf maanden na het einde van het voormelde kalenderjaar het hoofdjournaal of een actualiteitenprogramma toegankelijk via VGT.

Art.4. De private televisieomroeporganisaties stellen bij het lineair of niet-lineair aanbieden van Nederlandstalige producties waarvoor een audiobeschrijving bestaat, deze audiobeschrijving ter beschikking van de gebruikers. Ze delen de gebruikers duidelijk en tijdig mee, onder meer via hun website en hun elektronische programmagids, waar en op welk platform de audiobeschrijving aangeboden wordt.

HOOFDSTUK 3. - Subsidies
Art.5. Particuliere televisieomroeporganisaties kunnen met toepassing van artikel 151, § 5, van het mediadecreet een projectsubsidieaanvraag indienen bij de administratie om televisieprogramma's toegankelijk te maken zoals opgelegd in artikel 151, § 1,van het mediadecreet.
  De projectsubsidieaanvragen, vermeld in het eerste lid, hebben betrekking op projecten met een looptijd van maximaal een jaar.
  Projectsubsidies worden prioritair toegekend aan particuliere televisieomroeporganisaties voor initiatieven en leertrajecten die voor hen nieuw zijn en die dienen om televisieprogramma's toegankelijk te maken via audiobeschrijving, auditieve ondertiteling, live- en semi-live ondertiteling en VGT.
  Projectsubsidies kunnen eveneens worden toegekend aan particuliere televisieomroeporganisaties voor het toegankelijk blijven maken van journaals en actualiteitenprogramma's conform artikel 151, § 2, van het mediadecreet door middel van live en semi-live ondertiteling.
  De kredieten die jaarlijks door het Vlaams Parlement worden goedgekeurd, bepalen het maximale bedrag aan projectsubsidies dat jaarlijks met toepassing van het eerste tot en met het vierde lid toegekend kan worden om televisieprogramma's toegankelijk te maken.

Art.6. De projectsubsidieaanvragen, vermeld in artikel 5, worden op straffe van onontvankelijkheid uiterlijk op 1 november van het jaar dat voorafgaat aan het jaar waarop de subsidies, vermeld in artikel 5, betrekking hebben, ingediend bij de administratie. De projectsubsidieaanvragen, vermeld in artikel 5, worden op straffe van onontvankelijkheid ingediend met het model dat de administratie ter beschikking stelt.

Art.7. Een projectsubsidieaanvraag als vermeld in artikel 5, bevat op straffe van onontvankelijkheid alle informatie en documenten die nodig en nuttig zijn om de kwaliteit en de haalbaarheid van het dossier te beoordelen.
  Naast de informatie en documenten, vermeld in het eerste lid, bevat de projectsubsidieaanvraag, vermeld in artikel 5, op straffe van onontvankelijkheid de volgende documenten:
  1° een bewijs van de erkenning of van de kennisgeving van het omroepprogramma van de private televisieomroeporganisatie, of van de erkenning als regionale televisieomroeporganisatie;
  2° een beschrijving van het project en een toelichting over de wijze waarop het project de toegankelijkheid bevordert;
  3° een opgave van het personeel dat het project moet realiseren;
  4° een opgave van de noodzakelijke investeringskosten in hardware en software, en de te hanteren afschrijvingstermijn;
  5° een begroting van het project;
  6° het ondernemingsnummer, vermeld in artikel III.17 van het Wetboek van economisch recht, van de aanvrager, en ook de naam, het postnummer, de gemeente en het land die aan dat ondernemingsnummer gekoppeld zijn.

Art.8. De administratie stuurt binnen vijftien werkdagen vanaf de datum waarop de administratie de projectsubsidieaanvraag, vermeld in artikel 5, heeft ontvangen, een bericht naar de particuliere televisieomroeporganisatie met de vermelding dat de aanvraag ontvankelijk of onontvankelijk is.

Art.9. De administratie formuleert voor elk van de ontvankelijke dossiers op grond van al de volgende criteria een positieve of negatieve beoordeling:
  1° het vernieuwende karakter voor de televisieomroeporganisatie in kwestie van de wijze waarop de televisieprogramma's toegankelijk worden gemaakt;
  2° de inhoudelijke kwaliteit van het dossier;
  3° de haalbaarheid van het project;
  4° de mate waarin het project de toegankelijkheid van televisieprogramma's bevordert.
  De administratie kan zich bij de beoordeling, vermeld in het eerste lid, laten bijstaan door externe experten.
  Op basis van de beoordeling, vermeld in het eerste lid, maakt de administratie een rangschikking van de ontvankelijke dossiers en formuleert ze een gemotiveerd advies aan de minister.
  De minister beslist over de toekenning van een subsidie als vermeld in artikel 5.
  De toegekende subsidie bedraagt maximaal 80% van de geraamde kosten. Personeels- en werkingskosten en de afschrijvingswaarde van de investeringskosten die gemaakt zijn gedurende de looptijd van het project, komen in aanmerking voor subsidiëring.

Art.10. De subsidies, vermeld in artikel 5, worden op de volgende wijze uitbetaald:
  1° een eerste schijf van 80% wordt uitbetaald na de goedkeuring van de subsidie door de minister;
  2° het saldo van 20% van de subsidie wordt uitbetaald nadat de administratie heeft vastgesteld dat de voorwaarden waaronder de subsidie is toegekend, zijn nageleefd en dat de subsidie is aangewend voor de doeleinden waarvoor ze is verleend.

Art.11. Om te kunnen vaststellen dat de voorwaarden waaronder de subsidie, vermeld in artikel 5, is toegekend, zijn nageleefd en dat de voormelde subsidie is aangewend voor de doeleinden waarvoor ze is verleend, bezorgt de begunstigde uiterlijk zes maanden nadat het gesubsidieerde project beëindigd is, al de volgende documenten aan de administratie:
  1° een werkingsverslag met aandacht voor ingezette middelen en geboekte resultaten;
  2° een zelfevaluatieonderzoek naar de kwaliteit van de toegankelijkheid van televisieprogramma's en de verrichte prestaties;
  3° een financiële overzichtsstaat van het gesubsidieerde project;
  4° de financiële bewijsstukken met commentaar;
  5° een verslag van een gecertificeerde accountant of bedrijfsrevisor die niet betrokken is bij de dagelijkse inhoudelijke, organisatorische en zakelijke werking van de gesubsidieerde particuliere televisieomroeporganisatie in kwestie, met commentaar bij de financiële bewijsstukken, waarin vastgesteld wordt dat de middelen aangewend zijn voor het doel waarvoor ze zijn verleend.
  De administratie mag op ieder ogenblik aan de gesubsidieerde particuliere televisieomroeporganisatie aanvullende informatie en documenten vragen.
  De gesubsidieerde particuliere televisieomroeporganisatie geeft in het verslag, vermeld in artikel 151, § 4, van het mediadecreet, duidelijk aan welke toegankelijkheidsinitiatieven met ondersteuning van de subsidies, vermeld in artikel 5 van dit besluit, tot stand zijn gekomen.

Art.12. In de gevallen, vermeld in artikel 76, tweede en derde lid, van de Vlaamse Codex Overheidsfinanciën van 29 maart 2019, betaalt de subsidieontvanger de subsidie, vermeld in artikel 5 van dit besluit, onmiddellijk terug.
  Als de subsidie, vermeld in artikel 5, meer bedraagt dan het toegekende percentage van de nettokosten van het gesubsidieerde project, vordert de administratie het gedeelte van de subsidie terug dat overcompensatie vormt.

Art.13. De regeling, vermeld in artikel 5 tot en met 12 van dit besluit, wordt per periode van vijf jaar minstens één keer onderworpen aan een beleidsevaluatie conform artikel 76/1 van de Vlaamse Codex Overheidsfinanciën van 29 maart 2019.
  De indicatoren, vermeld in artikel 76/2, eerste lid, 3°, van de Vlaamse Codex Overheidsfinanciën van 29 maart 2019, hebben betrekking op de toenemende graad van toegankelijkheid van omroepprogramma's.
  Bij de beleidsevaluatie, vermeld in het eerste lid, worden de rapportering, vermeld in artikel 11 van dit besluit, en het verslag, vermeld in artikel 151, § 4, van het mediadecreet, gebruikt.

HOOFDSTUK 4. - Slotbepalingen
Art.14. Het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2012 betreffende de vastlegging van een tijdspad en quota voor het toegankelijk maken van omroepprogramma's en betreffende het verstrekken van subsidies ter uitvoering van artikel 151 van het decreet van 27 maart 2009 betreffende radio-omroep en televisie, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 28 april 2017, wordt opgeheven.

Art.15. Voor subsidies die betrekking hebben op het jaar 2023, worden de dossiers uiterlijk een maand na de inwerkingtreding van dit besluit bij de administratie ingediend.

Art.16. Met behoud van de toepassing van artikel 2 van dit besluit maken particuliere televisieomroeporganisaties voor hun lineaire en niet-lineaire omroepprogramma's die op het ogenblik van de inwerkingtreding van dit besluit al gedurende een kalenderjaar een marktaandeel van minstens 2% hebben, de programma's voortdurend en in toenemende mate met evenredige maatregelen toegankelijk voor personen met een handicap conform artikel 151, § 1, van het mediadecreet.

Art.17. Dit besluit treedt in werking op de tiende dag na de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad, met uitzondering van artikel 2, derde lid, dat in werking treedt op 28 juni 2025.

Art. 18. De Vlaamse minister, bevoegd voor de media, is belast met de uitvoering van dit besluit.