Details





Titel:

26 JANUARI 2023. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 26 januari 2023 betreffende het mobiliteitsbudget en de verwerving, het gebruik en het beheer van dienstvoertuigen



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Art. 1-2
HOOFDSTUK 2. - Bepalingen inzake de verwerving dienstvoertuigen
Art. 3-8
HOOFDSTUK 3. - Het gebruik van de dienstvoertuigen
Art. 9-15
HOOFDSTUK 4. - Het mobiliteitsbudget
Art. 16-19
HOOFDSTUK 5. - Wijzigings- en opheffingsbepalingen
Art. 20
HOOFDSTUK 6. - Slot- en overgangsbepalingen
Art. 21-23



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Artikel 1. Dit besluit is van toepassing op:
  - De personeelsleden van de gewestelijke overheidsdiensten vallend onder het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 21 maart 2018 houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren van de gewestelijke overheidsdiensten van Brussel;
  - De personeelsleden van de instellingen van openbaar nut van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest vallend onder het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 21 maart 2018 houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren van de instellingen van openbaar nut van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;
  - De personeelsleden van Brupartners;
  - De personeelsleden van de naamloze vennootschap van publiek recht "Brussels Hoofdstedelijk Parkeeragentschap";
  - De personeelsleden van het Gewestelijk Agentschap voor netheid;
  - De personeelsleden van de reguleringscommissie voor de energiemarkten in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Art.2. Voor de toepassing van dit besluit moet worden verstaan onder:
  2. BBHR van 15 mei 2014: besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 15 mei 2014 betreffende het voorbeeldgedrag van de overheden inzake vervoer.
  3. Entiteit: elke overheidsdienst of instelling van openbaar nut vallende onder het toepassingsgebied van dit besluit.
  4. Dienstvoertuig: elk transportmiddel (personenwagen, Multi-Purpose-Vehicle - MPV, minibus) dat aangekocht/geleased wordt en waarvan het gebruik door de personen vallende onder artikel 1 is toegestaan door de bevoegde instanties van elke entiteit binnen de bepalingen van dit besluit. Voor de kenmerken van deze transportmiddelen wordt naar artikel 1 van in punt 1 geviseerde besluit dd 15 mei 2014 betreffende het voorbeeldgedrag van de overheden inzake vervoer verwezen.
  In elk geval kunnen technische voertuigen (bestelwagens, vrachtwagens, autobussen, werkmachines, bulldozers, aanhangwagens, scancars...) die enkel kunnen worden ingezet voor specifieke technische werkzaamheden niet gezien worden als dienstvoertuigen binnen de bepalingen van dit besluit. Hetzelfde geldt voor het prioritair voertuig dat als volgt wordt gedefinieerd: Prioritair voertuig: het voertuig, dat, zoals het voertuig van de provinciegouverneurs en dat beantwoordt aan de technische voorwaarden bedoeld in de artikelen 28, § 2, 1°, c), 4 en 43, § 2, 3° van het Koninklijk Besluit van 15 maart 1968 houdende het algemene reglement op de technische eisen waaraan de auto's, hun aanhangwagens, hun onderdelen en hun veiligheidstoebehoren moeten voldoen, bestemd is voor het gebruik door de leidend Ambtenaar van Brussels Preventie en Veiligheid die de opdrachten uitvoert van de Hoge Ambtenaar bedoeld in artikel 48, lid 3 van de Bijzondere Wet van 12 januari 1989 betreffende de Brusselse instellingen.
  5. Chauffeur: elk personeelslid dat een voertuig kan besturen en dat beschikt over een geldig rijbewijs voor de categorie van het desbetreffende voertuig. De modaliteiten betreffende de regels om als chauffeur geregistreerd te kunnen worden, worden geregeld in elke entiteit.
  6. Wagenpark: De som van alle categorieën voertuigen (eigendom - leasing) beheerd door de entiteit.
  7. Total Cost of Ownership: De Total Cost of Ownership (TCO) is een indicatieve berekening van de totale kosten van een dienstvoertuig. De TCO wordt berekend als een optelsom van verschillende TCO-componenten. Deze bevatten: aankoopprijs, btw, kortingen, restwaarde, leaseprijs, batterijleaseprijs, verzekering, reparatie, onderhoud, banden, het energie- en/of brandstofverbruik, de belasting op inverkeerstelling (BIV) en de jaarlijkse verkeersbelasting.

HOOFDSTUK 2. - Bepalingen inzake de verwerving dienstvoertuigen
Art.3. § 1. Voor de methode tot verwerving van dienstvoertuigen door leasing, wordt de minimale duur van de leasing vastgesteld op 48 maanden en de maximale duur van de leasing wordt vastgesteld op 60 maanden.
  Enkel de operationele leasing - waarbij de huurder gedurende een bepaalde termijn het gebruiksrecht verwerft - is voor alle categorieën van dienstvoertuigen toegestaan.
  De leasingovereenkomst moet gepaard gaan met een onderhoudsovereenkomst met de leverancier/constructeur voor de termijn van de leasing.
  § 2. Voor de methode tot verwerving van dienstvoertuigen door aankoop, wordt de duur van het bezit van het voertuig op 60 maanden vastgesteld.

Art.4. Elke entiteit stelt een wagenreglement op waarbij de bepalingen van dit besluit worden nageleefd.
  Het wagenreglement regelt de rechten en de plichten van de beheerders en de gebruikers van dienstvoertuigen.

Art.5. De dienstvoertuigen - worden ingedeeld in klassen zoals gedefinieerd in het BBHR `voorbeeldgedrag' van 15 mei 2014.

Art.6. Voor de verwerving (aankoop of leasing) van alle dienstvoertuigen wordt gebruik gemaakt van de TCO-methodiek (Total Cost of Ownership) via overheidsopdracht.
  Er wordt hierbij gebruik gemaakt van de volgende formule:
  TCO = aankoop/lease - restwaarde + verzekering + reparatie + onderhoud + banden + verbruik + BIV. + jaarlijkse verkeersbelasting.

Art.7. De maximale TCO op basis van aankoop is:
  - Voor een personenwagen: 39.600 EUR indien het een voertuig dat rijdt op PHEV betreft, 40.500 EUR indien het een elektrisch voertuig betreft;
  - Voor een MPV: 54.000 EUR indien het een voertuig dat rijdt op PHEV betreft, 54.900 EUR indien het een elektrisch voertuig betreft;
  - Voor een minibus: 48.600 EUR indien het een voertuig dat rijdt op PHEV betreft, 49.500 EUR indien het een elektrisch voertuig betreft.

Art.8. De maximale TCO op basis van lease is:
  - Voor een personenwagen: 36.000 EUR indien het een voertuig dat rijdt op PHEV betreft, 39.600 EUR indien het een elektrisch voertuig betreft;
  - Voor een MPV: 50.000 EUR indien het een voertuig dat rijdt op PHEV betreft; 56.700 EUR indien het een elektrisch voertuig betreft;
  - Voor een minibus: 39.600 EUR indien het een voertuig dat rijdt op PHEV betreft, 44.100 EUR indien het een elektrisch voertuig betreft.

HOOFDSTUK 3. - Het gebruik van de dienstvoertuigen
Art.9. De dienstvoertuigen worden opgenomen in een wagenpark. Elke entiteit beheert zijn eigen wagenpark.

Art.10. Elk persoonlijk gebruik voor de woon-werkverplaatsing is verboden.
  Dienstvoertuigen mogen enkel gebruikt worden voor de verplaatsingen tijdens de diensturen in het kader van een opdracht van de dienst.

Art.11. In afwijking van artikel 10 mag een dienstvoertuig gebruikt worden:
  - als het een personeelslid betreft dat in het kader van zijn opdracht een wachtrol vervult en oproepbaar moet zijn (zich ter plaatse moet begeven);
  - als de dienstopdracht op een zeer laat tijdstip eindigt en er geen passend openbaar vervoer meer beschikbaar is;
  - als het personeelslid met een dienstvoertuig huiswaarts keert omdat hij zich daags nadien vanuit zijn woonplaats naar een opdracht buiten zijn standplaats moet begeven.

Art.12. Alle chauffeurs moeten, in een dienstvoertuig, een voorbeeldrol inzake verkeersveiligheid vervullen en de geldende verkeersregels perfect moeten naleven. Het rijgedrag hoort steeds hoffelijk, en het rijden defensief en milieuvriendelijk te zijn.
  Boetes voor verkeersovertredingen vallen dan ook volledig ten laste van de chauffeur.

Art.13. De entiteit maakt via een overheidsopdracht de keuze voor de leverancier van de brandstof en de kaarten opgenomen in het tweede lid.
  Per dienstvoertuig wordt één brandstofkaart of herlaadkaart (elektrische of andere oplading) afgeleverd, met uitzondering van het voertuig dat rijdt op PHEV waarvoor één brandstofkaart en één herlaadkaart wordt voorzien. Deze kaarten worden beperkt tot gebruik op het Belgisch grondgebied.

Art.14. Het onderhoud van het dienstvoertuig gebeurt onder de verantwoordelijkheid van de eigenaar en kan niet op initiatief van de personeelsleden zelf.
  Alle dienstvoertuigen worden aan een voorziene technische controle en aan voorziene reparaties onderworpen, dit overeenkomstig de geldende wetgeving en regelgeving.

Art.15. De dienstvoertuigen worden gedekt door een verzekering voor minimaal de volgende risico's: burgerlijke aansprakelijkheid, materiële schade, diefstal, brand, glasbreuk, natuurkrachten, bestuurder en passagiersverzekering, en rechtsbijstand.
  Elke entiteit ziet toe op deze dekking.

HOOFDSTUK 4. - Het mobiliteitsbudget
Art.16. § 1. De volgende personen ontvangen voor persoonlijke verplaatsingen een jaarlijks mobiliteitsbudget:
  - Titularissen van rangen A7, A6, A5+, A5, en A4+ die effectief de functie van secretaris-generaal, adjunct-secretaris-generaal, directeur-generaal en adjunct-directeur-generaal uitoefenen;
  - Titularissen van aan bovenvermelde rangen geassimileerde rangen en die de aan zijn rang gebonden functie effectief uitoefenen.
  § 2. In afwijking van de artikelen 10 en 11 omvatten de verplaatsingen zowel het woon-werkverkeer, als dienstverplaatsingen en privé-verplaatsingen met één of meer van de mobiliteitsopties, vermeld in paragraaf 4.
  De rechthebbende en de werkgever dragen hiervoor de parafiscale en fiscale gevolgen.
  § 3. Het bedrag van het jaarlijkse mobiliteitsbudget wordt vastgesteld op 10.000 EUR.
  § 4. De rechthebbende op het mobiliteitsbudget, vermeld in paragraaf 1, kan het budget aanwenden voor één of meer van de volgende mobiliteitsopties:
  1. Een elektrisch of dat rijdt op PHEV dienstvoertuig;
  2. Een abonnement of andere tickets op het openbaar vervoer in België;
  3. Een fietsvergoeding voor het gebruik van een eigen fiets, een eigen elektrische fiets of een eigen speedpedelec;
  4. De aankoop, huur, leasing, financiering, onderhoud, stalling en uitrusting ter bescherming van de bestuurder en zijn passagiers, alsook uitrusting ter verhoging van hun zichtbaarheid van een fiets, een elektrische fiets, een speedpedelec, een step of een elektrische motorfiets/scooter;
  5. Een abonnement deelfietsen, deelsteps, deelscooters ;
  6. Een abonnement autodelen;
  7. Een parkingabonnement of parkingkaartjes;
  8. Een kilometervergoeding vermeld in artikel 17.
  9. Het erkende betaalde persoonsvervoer ;
  10. De kosten voor huisvesting dicht bij de werkplek. De huisvestingskosten omvatten de huurgelden en de interesten en kapitaalaflossingen van hypothecaire leningen, betreffende de woonplaats die binnen een straal van 10 kilometer van de normale plaats van tewerkstelling gelegen is. Woonplaats betekent daar waar de persoon zijn hoofdverblijf heeft, waar de persoon het centrum van zijn belangen heeft.
  Als voor een andere duurzame mobiliteitsoptie geopteerd wordt dan de mobiliteitsopties vermeld in paragraaf 4, is die keuze onderworpen aan de voorafgaande goedkeuring van de minister bevoegd voor openbaar ambt.
  § 5. Bij een afwezigheid van meer dan vier maanden zonder onderbreking of bij aanstelling of beëindiging van het mandaat of de functie in de loop van het kalenderjaar, wordt het mobiliteitsbudget, vermeld in paragraaf 1 pro rata toegekend.

Art.17. § 1. Een kilometervergoeding voor verplaatsingen met een eigen voertuig of met een eigen fiets (ook voor elektrische fiets en speedpedelec, of een ander niet-motorisch aangedreven licht vervoermiddel) is toegekend.
  § 2. Personen die recht hebben op de in lid 1 bedoelde kilometervergoeding gebruiken, uiterlijk bij hun volgende verwerving, een privévoertuig dat voldoet aan de overeenstemmende normen voor de ecoscore en de brandstof die gelden voor de aankoop of leasing van dienstvoertuigen.
  § 3. Het bedrag van de kilometervergoeding komt overeen met het bedrag dat voor de Staatsambtenaren wordt bepaald. Dit bedrag wordt jaarlijks herzien. De kilometervergoeding is niet belastbaar en er worden geen sociale zekerheidsbijdragen van afgehouden.
  Het bedrag van de fietsvergoeding is gelijk aan de belastingvrije som per kilometer die jaarlijks voor het gebruik van de fiets door de fiscus wordt vastgesteld.

Art.18. Op het einde van elk kalenderjaar of bij beëindiging van het mandaat of de functie wordt een afrekening gemaakt van het gebruikte mobiliteitsbudget. Als uit die afrekening blijkt dat het beschikbare mobiliteitsbudget overschreden is, wordt het saldo teruggevorderd. Als uit die afrekening blijkt dat het beschikbare mobiliteitsbudget niet bereikt is, wordt het saldo niet betaald.

Art.19. De rechthebbende die voor een mobiliteitsoptie kiest, mag deze niet cumuleren met een identiek of gelijkaardig voordeel verkregen op grond van een andere regeling.

HOOFDSTUK 5. - Wijzigings- en opheffingsbepalingen
Art.20. De omzendbrief dienstvoertuigen van 8 juli 2016 wordt opgeheven op de dag van de bekendmaking van dit besluit in het Belgisch Staatsblad.

HOOFDSTUK 6. - Slot- en overgangsbepalingen
Art.21. De lopende overeenkomsten op de dag van publicatie van huidige besluit lopen verder tot het einde van de vooropgestelde duur.

Art.22. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt en is van toepassing tot 31 december 2025.

Art. 23. Elke minister, afhangende van zijn bevoegdheid, is belast met de uitvoering van dit besluit.