Details





Titel:

13 JULI 2023. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot wijziging van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 24 augustus 2017 houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van het operationeel personeel van de Dienst voor Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Wijzigingsbepalingen
Art. 1-167
HOOFDSTUK II. - Opheffingsbepalingen
Art. 168
HOOFDSTUK III. - Overgangsbepalingen
Art. 169-170



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1994031327  1994031328  2017013133 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

HOOFDSTUK I. - Wijzigingsbepalingen
Artikel 1. Dit besluit vormt de gedeeltelijke omzetting van richtlijn (EU) 2019/1158 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende het evenwicht tussen werk en privéleven voor ouders en mantelzorgers en tot intrekking van Richtlijn 2010/18/EU van de Raad en richtlijn 92/85/EEG van de Raad van 19 oktober 1992 inzake de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid op het werk van werkneemsters tijdens de zwangerschap, na de bevalling en tijdens de lactatie (tiende bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, paragraaf 1 van richtlijn 89/391/CEE).

Art.2. § 1. In de Franse titel van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 24 augustus 2017 houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van het operationeel personeel van de Dienst voor Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp, worden de woorden "des agents" en "(SIAMU)" geschrapt.
  § 2. In de Nederlandse titel van hetzelfde besluit wordt het woord "Brandbestrijding" vervangen door "Brandweer".

Art.3. In artikel 1, § 1 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  a) 1° van de Franse versie wordt vervangen door het volgende: " le SIAMU : le Service d'incendie et d'aide médicale urgente de la Région de Bruxelles-Capitale ";
  b) in 3° en 4°, worden de woorden "of de Staatssecretaris" elke keer aangevuld met de woorden "van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering";
  c) in 2. van 6° wordt de letter "C" vervangen door de letter "B";
  d) in 7° worden de woorden "van 27 maart 2014" vervangen door "21 maart 2018";
  e) in 8° wordt het lidwoord "de" ingevoegd vóór het woord "vakorganisaties"
  f) in 12° wordt het lidwoord "het" ingevoegd vóór "HRM" en wordt het lidwoord "de" ingevoegd vóór het woord "dienst";
  g) 13° wordt geschrapt;
  h) in 14° worden de woorden "operationele" en "van het hoger kader" vervangen door de woorden "van niveau A";
  i) in 17° van de Franse versie wordt het woord "Badge" vervangen door het woord "badge";
  j) in 21° wordt het lidwoord "het" geplaatst voor het woord "diploma" in beide gevallen;
  k) in 24° wordt het leesteken "." vervangen door het leesteken ";";
  l) 24° wordt aangevuld met een 25°, luidend als volgt: "25° de administratieve coördinator: de administratieve coördinator bedoeld in artikel 6bis van de ordonnantie van 19 juli 1990 houdende oprichting van een Dienst voor Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.".

Art.4. In de Nederlandse versie van hetzelfde besluit wordt in artikel 1 het teken " § 3" in de laatste paragraaf vervangen door " § 4".

Art.5. In artikel 2 van hetzelfde besluit wordt paragraaf 1 vervangen door wat volgt:
  " § 1. Dit besluit is van toepassing op het operationeel personeel van de Dienst voor Brandweer en Dringende Medische Hulp. "

Art.6. In artikel 4 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  a) in de Franstalige versie, in paragraaf 1, in het derde lid, worden de woorden "des aptitudes" vervangen door de woorden "les aptitudes";
  b) in paragraaf 2, in 2°, wordt de letter "C" vervangen door de letter "B".

Art.7. In artikel 5, tweede lid, 2° van hetzelfde besluit wordt de letter " C " vervangen door de letter " B " op de drie plaatsen.

Art.8. In artikel 6 van hetzelfde besluit, worden de woorden " in rang C2 " vervangen door de woorden " in rang B2 " en de woorden " in rang C1 ", vervangen door de woorden " in rang B1 ".

Art.9. In Boek I, Titel I, hoofdstuk III van hetzelfde besluit, wordt een artikel 7/1 ingevoegd, luidend als volgt: " Art. 7/1. De functiebeschrijvingen worden door de officier-dienstchef vastgelegd op basis van een voorstel van de operationele HRM-dienst.".

Art.10. In Boek I, Titel I, hoofdstuk III van hetzelfde besluit, wordt een artikel 7/2 ingevoegd, luidend als volgt: "Art. 7/2. De directieraad beslist over de procedure met het oog op het toekennen van een vacante betrekking in uitvoering van het personeelsplan overeenkomstig de bepalingen van dit statuut.".

Art.11. In artikel 8 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  a) paragraaf 3 wordt vervangen door wat volgt: " § 3. De leidend ambtenaar en de adjunct-leidend ambtenaar zijn respectievelijk directeur-generaal en adjunct-directeur-generaal in de zin van de wet van 16 juni 1989 houdende diverse institutionele hervormingen, van het algemeen statuut, van het besluit tot vaststelling van de delegaties en van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 21 maart 2018 betreffende de rechtspositie en de bezoldigingsregeling van de contractuele personeelsleden van de instellingen van openbaar nut van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.";
  b) in paragraaf 5 worden de woorden "kan de directeur-generaal alle bevoegdheden overdragen die hem toegekend worden door het algemeen statuut en het huidige statuut aan de adjunct-directeur- generaal en aan de administratieve coördinator" vervangen door de woorden "kan de directeur-generaal de bevoegdheden overdragen die hem toegekend worden door het algemeen statuut en het huidige statuut aan de adjunct-directeur-generaal en de bevoegdheden die hem toegekend worden door het algemeen statuut aan de administratief coördinator;
  c) in paragraaf 6, wordt het woord "is" vervangen door de woorden "en de officier tweede in bevel zijn".

Art.12. In artikel 12, paragraaf 1, van hetzelfde besluit wordt lid 1 vervangen door wat volgt "Het Opleidingscentrum van de Brandweer van Brussel organiseert, naargelang de noden van de DBDMH, specifieke geschiktheidsproeven voorafgaand aan de aanwerving, voor het basiskader, het middenkader en het hoger kader bedoeld in artikel 5 van het federaal statuut, voorafgaand aan de aanwerving, op vraag van de functioneel bevoegde minister.".

Art.13. In artikel 13 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  a) in het eerste lid worden de woorden "de functioneel bevoegde minister" vervangen door de woorden "de officier-dienstchef";
  b) in het tweede lid worden de woorden "in het Belgisch Staatsblad" vervangen door de woorden "op de site van de DBDMH";
  c) in het derde lid wordt 6° opgeheven;
  d) in het vierde lid wordt het woord "specifieke" opgeheven.

Art.14. Het opschrift van afdeling IV, hoofdstuk I, titel III, boek I van hetzelfde besluit wordt vervangen door "De aanwerving van het personeel van het basiskader, van het middenkader en van het hoger kader.".

Art.15. In artikel 14 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  a) in paragraaf 1, 3°, worden de woorden "Als bewijs daarvan bezorgt de" ingevoegd vóór het woord "kandidaat" en worden het lidwoord "De" en het woord "bezorgt" geschrapt;
  b) in paragraaf 1 wordt 5° geschrapt;
  c) in paragraaf 1, 7°, worden de woorden ", het middenkader" ingevoegd tussen de woorden "basiskader" en "of het hoger kader";
  d) in paragraaf 1/1, 2°, worden de woorden "Als bewijs daarvan bezorgt de" ingevoegd vóór het woord "kandidaat" en worden het lidwoord "De" en het woord "bezorgt" geschrapt;
  e) in paragraaf 1/1 wordt 4° geschrapt;
  f) in paragraaf 2, 2°, worden de woorden "Als bewijs daarvan bezorgt de" ingevoegd vóór het woord "kandidaat" en worden het lidwoord "De" en het woord "bezorgt" geschrapt;
  g) in paragraaf 2 wordt 4° geschrapt;
  h) in paragraaf 3, derde lid, worden de woorden "Het personeelslid" vervangen door de woorden "De kapitein, majoor of kolonel" en worden de woorden "van het hoger kader" geschrapt;
  i) in paragraaf 3, vierde lid, wordt het woord "operationeel" ingevoegd vóór het woord "personeelslid".

Art.16. Artikel 15 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt:
  "Art. 15. De aanwerving is onderworpen aan:
  1° het positieve advies van de DBDMH over het door de ambtenaar verstrekte uittreksel uit het strafregister betreffende de overeenstemming van zijn gedrag met de vereisten van de functie;
  2° het slagen voor een vergelijkend wervingsexamen en een eliminerend medisch onderzoek, zoals bepaald in artikel I.4-26 van de Codex over het welzijn op het werk. "

Art.17. In artikel 16, eerste lid, van hetzelfde besluit worden de woorden "bedoeld om de motivatie, de inzetbaarheid en de overeenstemming van de kandidaat met de functiebeschrijving te testen" vervangen door de woorden "bedoeld om de motivatie van de kandidaat te testen die tewerkgesteld zal worden bij de DBDMH en zijn overeenstemming met de functiebeschrijving".

Art.18. In artikel 17 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  a) het eerste lid wordt aangevuld met de woorden "en kan voorafgaand aan de vorming van een reserve, op basis van het aantal te verwachten vacatures bij de DBDMH, het aantal geslaagden bepalen dat in deze reserve wordt opgenomen.";
  b) in het derde lid worden de zinnen "De functioneel bevoegde minister brengt de kandidaten hiervan op de hoogte. Voorafgaand aan de vorming van een wervingsreserve kan de functioneel bevoegde minister op basis van het aantal voorzienbare vacante betrekkingen in de DBDMH het aantal toelaatbare geslaagden in deze reserve bepalen." vervangen door de zin: "In dat geval worden de geslaagden op de hoogte gebracht van de verlenging van de geldigheid van de reserve."

Art.19. In artikel 19, derde lid, van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  a) punt 1° van het derde lid wordt aangevuld met de woorden "overeenkomstig het arbeidsreglement";
  b) in de Nederlandse versie, in 13°, wordt de zin "Voor de toepassing van dit artikel wordt de stagiair geacht de graad te bezitten waarvoor hij zich kandidaat heeft gesteld." opgeheven.

Art.20. Artikel 20 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt:
  "Art. 20. Voor de geslaagde kandidaten die hun stage aanvatten na een inschrijving van meer dan zes maanden in de reserve, kan de directieraad beslissen om, vóór de toelating tot de stage, de fysieke geschiktheidsproeven voor het behalen van het federaal geschiktheidsattest te laten overdoen.
  Indien de geslaagde kandidaat niet kan deelnemen aan de fysieke geschiktheidsproeven om medische redenen gerechtvaardigd door een medisch certificaat of niet slaagt voor deze fysieke geschiktheidsproeven, wordt hij niet tot de stage toegelaten en wordt hij weer in de reserve opgenomen.
  Indien de geslaagde kandidaat niet deelneemt aan de fysieke geschiktheidsproeven of een tweede keer faalt op wordt hij niet toegelaten tot de stage en uitgesloten van de reserve.".

Art.21. In artikel 21 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  a) paragraaf 1 wordt vervangen door wat volgt:
  " § 1. De aanwervingsstage begint de dag van de indiensttreding. Hij start met het behalen van de badge DGH, het volgen van de opleiding nodig voor het brevet bedoeld in artikel 39, derde lid van het federaal statuut en de interne opleiding.
  De aanwervingsstage eindigt één jaar na het behalen van het brevet bedoeld in artikel 39, derde lid van het federaal statuut.
  Voor de stagiairs die reeds bij de indiensttreding in het bezit zijn van het brevet bedoeld in artikel 39, derde lid van het federaal statuut, eindigt de stage één jaar na de datum waarop het brevet bedoeld in artikel 39, derde lid van het federaal statuut, uitgereikt wordt aan de stagiairs van dezelfde lichting die dit brevet, nog dienden te behalen en die geslaagd zijn bij de eerste examensessie.
  Onverminderd paragraaf 3, eindigt de stage uiterlijk drie jaar na de aanvang van de opleiding die vereist is voor het behalen van de in alinea 1 genoemde brevetten."
  b) paragraaf 3 wordt vervangen door wat volgt: " § 3. "De periodes van afwezigheid tijdens de wervingsstage leiden tot een verlenging van de duur van die stage wanneer ze in één of meerdere keren zesenzeventig prestatie-uren overschrijden, zelfs indien de stagiair in dienstactiviteit is.
  Worden niet in aanmerking genomen voor de berekening van de zesenzeventig prestatie-uren, de afwezigheden die voortvloeien uit:
  1° de jaarlijkse vakantie;
  2° de feestdagen;
  3° het omstandigheidsverlof, met uitzondering van het verlof dat vermeld wordt in artikel 182, 2° van dit besluit;
  4° verloven om in geval van ernstige ziekte of ongeval een persoon bij te staan die met de ambtenaar onder hetzelfde dak woont;
  5° de artikelen 81, §§ 1 en 2, en 82 van het koninklijk besluit van 28 september 1984 tot uitvoering van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel.".

Art.22. In artikel 22 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  a) paragraaf 1 wordt vervangen door wat volgt: " § 1. De theoretische en praktische opleiding die de stagiair binnen de DBDMH volgt, wordt vastgelegd in het stagereglement, dat bekrachtigd wordt door de directieraad.";
  b) in paragraaf 2 worden de woorden "de interne opleiding," ingevoegd tussen de woorden "brandweerman" en "de opleiding nodig";
  c) paragraaf 2 wordt aangevuld met de zin "De kosten verbonden aan het behalen van het rijbewijs worden echter geplafonneerd op maximaal twee theoretische examensessies en twee praktische examensessies met vrije begeleiding.";
  d) paragraaf 2/1 wordt aangevuld met de zin "De kosten verbonden aan het behalen van het rijbewijs worden echter geplafonneerd op maximaal twee theoretische examensessies en twee praktische examensessies met vrije begeleiding.".

Art.23. Artikel 23 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt:
  "Art. 23. "De opleiding van de stagiair gebeurt onder de verantwoordelijkheid van de stagemeester, die zich laat bijstaan door de verantwoordelijke voor de rekruten en het diensthoofd van de dienst instructie.
  Tijdens de basisopleiding, zoals uiteengezet in het stagereglement, wordt de stagiair `rekruut' genoemd.".

Art.24. Artikel 25 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt:
  "Art. 25. § 1. De stagemeester is minstens houder van de graad van korporaal met zes jaar dienstanciënniteit en wordt aangeduid door de officier-dienstchef, naargelang van de taalrol van de stagiair. De stagemeester is verantwoordelijk voor het goede verloop van de opleiding en stage.
  § 2. De verantwoordelijke voor de rekruten staat in voor de dagelijkse opvolging en beheer van de rekruten. Hij is de directe leidinggevende van de rekruten tijdens de volledige duur van de basisopleiding en hij leert hen de activiteiten kennen van de andere diensten van de DBDMH.
  § 3. Het diensthoofd van de dienst Instructie waakt erover dat de stagiair enkel deelneemt aan de operaties of enkel de operaties beheert, volgens zijn graad, in de mate waarin zijn theoretische en praktische opleiding dit toelaat.
  § 4. De stagemeester noteert in een logboek de opmerkingen met betrekking tot het verloop van de stage.
  § 5. Verdere specifieke bepalingen omtrent de stage worden vastgelegd in het stagereglement."

Art.25. In artikel 26 van hetzelfde besluit wordt de zin "Om zich ervan te vergewissen dat de stagiair de te behalen doelstellingen kent alsook de elementen waarop hij geëvalueerd zal worden tijdens de stage, begint de stage met een functioneringsgesprek. " vervangen door de zinnen "Om zich ervan te vergewissen dat de stagiair de te behalen doelstellingen kent alsook de elementen waarop hij geëvalueerd zal worden tijdens de stage, begint de stage met een collectieve informatiesessie. Indien de stagiair een individueel functioneringsgesprek wenst, kan hij dit aanvragen bij de stagemeester.".

Art.26. In artikel 27 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  a) paragraaf 1 wordt vervangen door wat volgt " § 1. De stagemeester maakt stageverslagen op na de nodige informatie te hebben ingewonnen van lesgevers en hiërarchische meerderen van de stagiair. Daarna volgt een evaluatiegesprek over het stageverslag en het verloop van de stage tussen de stagiair en de verantwoordelijke van de rekruten, met name over:
  1° de vormingsactiviteiten en de resultaten ervan;
  2° de wijze waarop de stagiair zich in de dienst integreert;
  3° de uitvoering van de opdrachten die hem worden toevertrouwd;
  4° het gedrag van de stagiair met zijn hiërarchische meerderen, met inbegrip van de stagemeester.
  Indien de stagiair dit wenst, kan hij ook een evaluatiegesprek met de stagemeester aanvragen.Wanneer het stageverslag de vermelding 'te verbeteren' of 'onvoldoende' bevat of indien de stagiair dit wenst, is de stagemeester ook aanwezig bij het evaluatiegesprek.";
  b) paragraaf 2 wordt vervangen door wat volgt: " § 2. De stageverslagen worden om de drie maanden en op het einde van de aanwervingsstage opgemaakt. Ze worden door de stagemeester ondertekend en na afloop van elke periode ter kennis gebracht van de stagiair, die ze ondertekent en er eventueel zijn opmerkingen aan toevoegt binnen zeven dagen na ondertekening door de stagiair.
  De verslagen worden toegevoegd aan het persoonlijk dossier van de stagiair.".
  c) in paragraaf 3 van de Nederlandse versie wordt het woord "stagebegeleider" vervangen door het woord "stagemeester".

Art.27. In artikel 28 van hetzelfde besluit worden volgende wijzigingen aangebracht;
  a) eerste lid vervangen door "Op het einde van de aanwervingsstage hoort de stagemeester de stagiair en hij vervolgens het eindverslag van de stage op.";
  b) tussen het eerste en tweede lid wordt een lid toegevoegd, luidend als volgt: "Indien de stagiair dit wenst, kan hij vragen dat de verantwoordelijke van de rekruten eveneens aanwezig is bij dit gesprek met de stagemeester.".

Art.28. Artikel 30 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt:
  " Art. 30. Binnen de DBDMH wordt een stagecommissie opgericht door de Directieraad voor de beroepen met betrekking tot de evaluaties van de stagiairs.
  De directieraad keurt het huishoudelijk reglement van de stagecommissie goed.
  De stagecommissie bestaat uit:
  1° een officier, die de commissie voorzit, die ten minste de rang A2 bekleedt, die geen lid van de operationeel HRM-dienst is;
  2° drie personeelsleden bekleed met een graad die minstens gelijkwaardig is aan die van de stagiair en van dezelfde taalrol als de stagiair.
  Een afgevaardigde per representatieve syndicale organisatie in de DBDMH mag als waarnemer zetelen.
  Geen enkel lid van de commissie mag de echtgenoot, de ouder of een bloedverwant tot en met de derde graad zijn van een kandidaat.
  Geen enkel lid van de commissie mag een persoon zijn tegen wie een klacht werd ingediend door de stagiair. De klacht moet ingediend zijn vóór het indienen van het beroep en moet in onderzoek zijn of erkend zijn als ontvankelijk en gegrond door een rechterlijke beslissing, door een tuchtrechtelijke beslissing of in een verslag van de externe dienst voor preventie en bescherming op het werk.
  De stagemeester mag niet zetelen in de commissie.
  De commissie kan slechts een advies uitbrengen indien de meerderheid van zijn leden aanwezig is en beslist bij gewone meerderheid van de stemmen. In geval van ex aequo is de stem van de voorzitter doorslaggevend. ".

Art.29. In artikel 32 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  a) in het eerste lid, wordt het woord "commissie" vervangen door "stagecommissie";
  b) in lid 2, worden de woorden "een advies" vervangen door de woorden "het advies bedoeld in artikel 34";
  c) in lid 4, worden de woorden "een advies" vervangen door de woorden "het advies bedoeld in artikel 34".

Art.30. Artikel 33 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt
  "Art. 33. § 1. De stagecommissie hoort de stagemeester, de verantwoordelijke van de rekruten en de verantwoordelijke van de dienst instructie.
  § 2. De stagecommissie kan eveneens elke andere persoon horen die zij nuttig acht om het dossier te begrijpen betreffende het verloop van de stage. In die optiek kan de stagecommissie, in voorkomend geval, meerdere verhoren organiseren.
  § 3. De voorzitter van de stagecommissie kan tevens administratieve bijstand tijdens de zitting verzoeken, zoals geregeld in het huishoudelijk reglement van de stagecommissie. Personeelsleden die bijstand verlenen hebben geen stemrecht.".

Art.31. Artikel 34 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt: "De commissie stelt een gemotiveerd advies op en bezorgt het aan de voorzitter van de directieraad binnen twee maanden na de laatste hoorzitting of na de datum van de laatste hoorzitting waarop de stagiair moest verschijnen. Bij gebrek aan een advies uitgebracht binnen deze termijn, wordt het advies van de commissie geacht in het voordeel van de stagiair te zijn.".

Art.32. In artikel 35 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  a) het eerste lid wordt vervangen door wat volgt: "De directieraad brengt op basis van het verslag van de stagemeester, het stagedossier en het advies van de stagecommissie een voorstel uit binnen een termijn van twee maanden na de ontvangst van het advies van de stagecommissie.
  Indien een lid van de directieraad ook deel uitmaakt van de stagecommissie, kan hij niet deelnemen aan het uitgebrachte voorstel.
  De directieraad maakt vervolgens zijn voorstel voor verder gevolg over aan de benoemende overheid die het voorstel van de directieraad volgt.";
  b) het vierde lid wordt vervangen door wat volgt: "De beslissing van de benoemende overheid wordt ook betekend aan de betrokkene, samen met het voorstel van de directieraad en het advies van de stagecommissie.".

Art.33. In Boek I, Titel III, hoofdstuk II, afdeling IV, van hetzelfde besluit, wordt een artikel 37/1 ingevoegd, luidend als volgt:
  "Art. 37/1. De stagiair behoudt zijn hoedanigheid van stagiair tot de datum waarop een definitieve beslissing tot benoeming of ontslag wordt genomen.".

Art.34. In artikel 38 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  a) het eerste lid wordt vervangen door wat volgt: "Na de twee tussentijdse stageverslagen die afgesloten worden met een beoordeling `onvoldoende', kan de operationeel HRM-dienst een voorstel tot afdanking betekenen aan de stagiair.";
  b) tussen het eerste en het tweede lid wordt een lid ingevoegd, luidend als volgt: "Wanneer de stagiair alle examenmogelijkheden van de theoretische en praktische opleiding, zoals beschreven in het stagereglement, heeft uitgeput en niet geslaagd is, kan de operationeel HRM-dienst een ontslagvoorstel betekenen aan de stagiair. ".

Art.35. In artikel 39 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  a) in het eerste lid van de Franse versie wordt het leesteken "," ingevoegd tussen de woorden "grave" en "convoque";
  b) in het eerste lid van de Nederlandse versie wordt tussen de woorden "de stagiair" en "om gehoord" het woord "op" ingevoegd;
  c) in lid 4 worden tussen de woorden "stelt de stagemeester" en "een verslag op" de woorden ", in overleg met de operationeel HRM-dienst, binnen vijf werkdagen" ingevoegd;
  d) in lid 5 worden de woorden "de hoorzitting" vervangen door de woorden "het verslag";
  e) in lid 7 worden na het woord "stagecommissie" de woorden "en het voorstel van de directieraad" ingevoegd.

Art.36. In artikel 40 van hetzelfde besluit, worden volgende wijzigingen aangebracht:
  a) in de Nederlandse versie wordt tussen de woorden "en" en "officier-dienstchef" het lidwoord "de" ingevoegd;
  b) de letter "C" wordt vervangen door de letter "B".

Art.37. In artikel 41 van hetzelfde besluit worden de woorden "met succes geslaagd zijn voor de interne theoretische en praktische opleiding bepaald in het stagereglement en" ingevoegd tussen de woorden "moeten de stagiairs van niveau D" en "houder zijn".

Art.38. In artikel 41/1 van hetzelfde besluit wordt de letter "C" vervangen door de letter "B".

Art.39. In hetzelfde besluit wordt artikel 44/1 opgeheven.

Art.40. In artikel 46 van hetzelfde besluit wordt het eerste lid vervangen door wat volgt:
  "In afwijking van artikel 45, worden de bevorderingen binnen eenzelfde gecontingenteerde groep automatisch toegekend zodra het personeelslid aan de bevorderingsvoorwaarden voldoet.".

Art.41. In artikel 47 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  a) in paragraaf 1, lid 2, wordt 6° opgeheven;
  b) in paragraaf 2 wordt het cijfer "14" vervangen door het woord "vier";
  c) in paragraaf 2 wordt het tweede lid vervangen door wat volgt: "Worden enkel in aanmerking genomen, de kandidaturen van de ambtenaren van de DBDMH die werden verzonden volgens de modaliteiten bepaald in de oproep tot kandidaatstelling, binnen een termijn van vijftien dagen na de ondertekening van de dienstnota of de kennisgeving van de vacature.".

Art.42. In artikel 51, paragraaf 1, tweede lid, 1°, van hetzelfde besluit, wordt het woord "zes" vervangen door het woord "negen".

Art.43. In hetzelfde besluit, in artikel 53, in paragraaf 1, in het tweede lid, in punt 1°, worden de woorden "ten minste drie jaar anciënniteit in de graad van sergeant" vervangen door de woorden "ten minste zes jaar niveau-anciënniteit".

Art.44. In artikel 56 van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht;
  a) in paragraaf 1, tweede lid, 1°, wordt het woord "zes" vervangen door het woord "negen";
  b) in paragraaf 2 van de Nederlandse versie worden de woorden "2° van het federaal statuut" vervangen door de woorden "6° van het federaal statuut".

Art.45. In artikel 57 van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  a) in paragraaf 1, tweede lid, 1°, wordt het cijfer "9" vervangen door het woord "vijftien";
  b) in paragraaf 2 van de Nederlandse versie worden de woorden "2° van het federaal statuut" vervangen door de woorden "7° van het federaal statuut".

Art.46. Artikel 58 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt:
  "Art. 58. Het bevorderingsexamen beoogd in artikel 57 van het federale statuut wordt georganiseerd door het opleidingscentrum van de Brusselse brandweer. Het omvat geschiktheidstesten waaronder een praktische proef. De functioneel bevoegde minister bepaalt de inhoud en de modaliteiten van deze bevorderingsproeven zolang de minister van Binnenlandse Zaken de inhoud van de bevorderingsproeven van het federaal statuut zelf niet heeft vastgelegd.
  Om aan het bevorderingsexamen te kunnen deelnemen, moeten de personeelsleden voldoen aan de in dit hoofdstuk bedoelde voorwaarden, op de eerste dag van de eerste proef van het bevorderingsexamen. De tijd die nodig is om zich voor het bevorderingsexamen aan te bieden wordt voor de ambtenaren als arbeidstijd beschouwd.
  De directieraad duidt de personen aan die de examenjury uitmaken.
  De jury is voor minstens de helft samengesteld uit officieren die tot de DBDMH behoren. Deze officieren hebben minstens dezelfde graad als die van de vacante betrekking. Geen enkel lid van de examenjury mag de echtgenoot, de ouder of een bloedverwant tot en met de derde graad zijn van een kandidaat.
  Geen enkel lid van de jury mag een persoon zijn tegen wie een klacht werd ingediend door de stagiair. De klacht moet ingediend zijn vóór de eerste proef van het bevorderingsexamen en moet in onderzoek zijn of erkend zijn als ontvankelijk en gegrond door een rechterlijke beslissing, door een tuchtrechtelijke beslissing of in een verslag van de externe dienst voor preventie en bescherming op het werk.
  Een afgevaardigde per representatieve syndicale organisatie bij de DBDMH mag als waarnemer zetelen.
  De jury stelt een rangschikking van de kandidaten van het bevorderingsexamen op.
  De kandidaat wordt na elke proef van het bevorderingsexamen in kennis gesteld van zijn resultaten. Na afloop van het bevorderingsexamen, wordt hij in kennis gesteld van zijn rangschikking.
  De betekening van de resultaten vermeldt de mogelijkheid voor de kandidaat om binnen een termijn van 10 dagen feedback te vragen over de resultaten van zijn testen om opmerkingen te maken."

Art.47. In artikel 60, tweede lid, van hetzelfde besluit, wordt het woord "benoeming" vervangen door het woord "bevordering".

Art.48. In artikel 61 van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  a) in het tweede lid, de woorden "neemt vóór ieder ander beoordelingselement in overweging", worden vervangen door de woorden "is gebaseerd op";
  b) lid 3 wordt vervangen door wat volgt: "Bij gelijkheid tussen de kandidaten wordt de voorkeur gegeven aan diegene die, in volgorde :
  1° de hoogste graadanciënniteit heeft;
  2° de hoogste niveauanciënniteit heeft;
  3° de hoogste dienstanciënniteit heeft in het operationeel kader van de DBDMH.".

Art.49. In artikel 62 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  a) in lid 3 van de Franstalige versie, wordt het woord "définit" vervangen door het woord "défini";
  b) na het derde lid worden twee leden ingevoegd, luidend als volgt: "Bij een vacante betrekking in een graad waarvoor een bevorderingsreserve wordt aangelegd, kan de directieraad een bevorderingsvoorstel formuleren aan de benoemende overheid op basis van de volgorde van de reserve.
  De laureaat die in een reserve is opgenomen, kan niet worden bevorderd zolang hij niet aan alle voorwaarden voldoet om bevorderd te worden.".

Art.50. Artikel 63 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt:
  "Art. 63. De voorstellen bedoeld in de artikelen 60 en 61 worden met een dienstnota ter kennis gebracht aan de ambtenaren die aan de bevorderingsvoorwaarden voldoen. ".

Art.51. In artikel 64 van hetzelfde besluit worden de woorden "definitieve volgorde" vervangen door het woord "bevordering".

Art.52. In Boek I, Titel IV, hoofdstuk I, afdeling IV, onderafdeling 1, van hetzelfde besluit, wordt een artikel 65/1 ingevoegd, luidend als volgt: "Art. 65/1. Voor de toepassing van deze afdeling, wordt de stagiair beschouwd als zijnde houder van de graad waarin hij zijn stage uitoefent.".

Art.53. In artikel 66 van hetzelfde besluit wordt paragraaf 3 vervangen door wat volgt " § 3. De periodes van afwezigheid tijdens de bevorderingsstage leiden tot een verlenging van de duur van die stage wanneer ze in één of meerdere keren zesenzeventig prestatie-uren overschrijden, zelfs indien de stagiair in dienstactiviteit is.
  Worden niet in aanmerking genomen voor de berekening van de zesenzeventig prestatie-uren, de afwezigheden die voortvloeien uit:
  1° de jaarlijkse vakantie;
  2° de feestdagen;
  3° het omstandigheidsverlof, met uitzondering van het verlof dat vermeld wordt in artikel 182, 2° van dit besluit;
  4° verloven om in geval van ernstige ziekte of ongeval een persoon bij te staan die met de ambtenaar onder hetzelfde dak woont;
  5° de toepassing van de artikelen 81, §§ 1 en 2, en 82 van het koninklijk besluit van 28 september 1984 tot uitvoering van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel.".

Art.54. In artikel 72 van de Nederlandse versie van hetzelfde besluit wordt het woord "stagiaire" vervangen door het woord "stagiair".

Art.55. In artikel 73 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  a) in lid 1, 3° van de Nederlandse versie, wordt het woord "maand" vervangen door het woord "maanden";
  b) een nieuw lid dat luidt als volgt wordt ingevoegd tussen lid 1 en lid 2: "Een voorstel tot bevordering van de stagiair mag enkel geformuleerd worden als de stagiair aan de bevorderingsvoorwaarden voldoet".

Art.56. In Boek I, Titel IV, van hetzelfde besluit, wordt een hoofdstuk I/I ingevoegd, dat de artikels 79/1 en 79/2 bevat, luidend als volgt:
  "HOOFDSTUK I/I - Vrijwillige terugzetting in graad.
  Art. 79/1. Op verzoek van het personeelslid kan de directieraad hem terugzetten in graad.
  De vrijwillige terugzetting in graad houdt een nieuwe benoeming in van het personeelslid in een lagere graad.
  Art. 79/2. § 1. Het verzoek tot terugzetting in graad wordt betekend aan de directieraad door middel van een met redenen omkleed verzoek van het personeelslid, waarin de gevraagde graad wordt gespecificeerd.
  § 2. De beslissing van de directieraad bepaalt de prestatievergoedingsschaal of de weddeschaal voor de nieuwe graad en wordt betekend binnen drie maanden na de betekening van het verzoek aan het personeelslid.".

Art.57. Artikel 80 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met een lid luidend als volgt: "In afwijking van artikel 102, eerste lid van het algemeen statuut kan de directieraad, indien het niet mogelijk is een ambtenaar aan te stellen die aan de benoemingsvoorwaarden voldoet en indien de dienstnoodwendigheden het rechtvaardigen, de uitoefening van een hogere ambt toekennen aan een ambtenaar die niet aan de benoemingsvoorwaarden voldoet.".

Art.58. Artikel 82 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt: "Art. 82. Komen in aanmerking voor de functie van preventieadviseur, de ambtenaren van niveau A met ten minste 6 jaar niveauanciënniteit, die over de in de functiebeschrijving vereiste competenties beschikken en voldoen aan de voorwaarden vermeld in artikel II.1-21 van boek II, Titel I van de Codex over het welzijn op het werk.".

Art.59. Artikel 85 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt: "Art. 85. De ambtenaar wordt geëvalueerd door een gemachtigde hiërarchische meerdere met eerbiediging van de gecoördineerde wetten van 18 juli 1966 op het gebruik van de talen in bestuurszaken. Indien hij niet tot dezelfde taalrol als de ambtenaar behoort, dient de hiërarchische meerdere, om evaluator te zijn, te slagen voor het taalexamen over de functionele kennis, bedoeld in artikel 43ter, § 7, eerste lid, van de gecoördineerde wetten van 18 juli 1966 op het gebruik van de talen in bestuurszaken of voor een ander taalexamen die hem vrijstelt van het bovenvermeld examen.".

Art.60. In artikel 86, lid 2 van hetzelfde besluit wordt de zin "De beoordelaar moet een geschikte beoordeling hebben gevolgd vastgelegd in het vormingsplan" vervangen door de zin "De beoordelaar moet een geschikte beoordelingsopleiding hebben gevolgd".

Art.61. In hetzelfde besluit wordt artikel 88, waarvan de huidige tekst paragraaf 1 zal vormen, aangevuld met een paragraaf 2, luidend als volgt: " § 2. Deze titel is niet van toepassing op de personeelsleden die voltijds gedetacheerd zijn bij hun vakorganisaties. In dit geval, wordt de laatste evaluatie of de vermelding "voldoende" bij het ontbreken van een evaluatie, de volledige duur van de detachering behouden.".

Art.62. In artikel 91 van hetzelfde besluit, worden de woorden "binnen zeven dagen na ontvangst van het verslag" toegevoegd na het woord "opmerkingen".

Art.63. In artikel 92 van hetzelfde besluit, derde lid, worden de woorden "binnen zeven dagen na dit visum" toegevoegd voor het woord "toevoegen".

Art.64. Artikel 95 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met een paragraaf 3, luidend als volgt:
  " § 3. Buiten de gevallen bedoeld in paragraaf 2, ontvangt de ambtenaar die niet werd geëvalueerd terwijl geen overmacht kan worden ingeroepen, een gunstige evaluatie.
  Na afloop van de stage ontvangt de benoemde ambtenaar ambtshalve een gunstige evaluatie.".

Art.65. Artikel 99 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met een lid luidend als volgt: "In afwijking van artikel 144, eerste lid van het algemeen statuut, bevestigt de gewestelijke kamer van beroep de aan de ambtenaar toegekende vermelding of kent ze een andere vermelding uit artikel 96 toe.".

Art.66. Artikel 101 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt:
  "Art. 101. De mutatie is de overgang van een ambtenaar naar een andere betrekking die overeenstemt met zijn graad:
  a) hetzij in een andere operationele groepering. Onder groepering verstaat men alle groepen of leden van het operationeel personeel die verbonden zijn aan een post, aan het stafkazerne of aan de dispatching;
  b) hetzij in een andere compagnie. Onder compagnie verstaat men alle groepen of leden van het operationeel personeel die gelijktijdig van wacht zijn;
  c) hetzij in een andere regeling zoals bepaald in het arbeidsreglement, met of zonder functiewijziging.".

Art.67. Artikel 102 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met een lid luidend als volgt: "Voorafgaand aan elke mutatie voert hij een gesprek of laat hij dit doen met de ambtenaar die hij wil muteren.".

Art.68. Artikel 105 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met een lid luidend als volgt: "De inschrijving van de ambtenaar voor een mutatieprocedure met behulp van het daartoe bestemde formulier geldt voor een periode van vierentwintig maanden. Bij het verstrijken van deze termijn en indien de ambtenaar zijn wens niet te kennen heeft gegeven om zijn aanvraag tot vrijwillige mutatie te behouden, vervalt deze.".

Art.69. In artikel 107 van hetzelfde besluit worden de woorden "wachten van 24u" vervangen door de woorden "operationele diensten".

Art.70. Artikel 108 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt:
  "Art. 108. Binnen de DBDMH brengt een wedertewerkstellingscommissie, samengesteld door de directieraad, advies uit over de aan het wedertewerkgesteld personeelslid toe te kennen betrekking.
  De wedertewerkstellingscommissie is samengesteld uit:
  1° drie personeelsleden van de taalrol van de ambtenaar;
  2° een lid van de operationeel HRM-dienst;
  3° een lid van HRM.
  Bij de gevallen van wedertewerkstellingen om medische onbekwaamheid neemt de arbeidsarts ook deel aan de zitting van de commissie en wordt de Interne Dienst voor Preventie en Bescherming op het Werk gehoord.
  De commissie kan de Interne Dienst voor Preventie en Bescherming op het Werk eveneens horen bij de gevallen van wedertewerkstellingen wegens operationele ongeschiktheid.
  De commissie kan de ambtenaar horen indien zij zulks nodig acht. De ambtenaar mag zich laten bijstaan door een persoon van zijn keuze.".

Art.71. Artikel 109 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt: "Art. 109. § 1. Wat de wedertewerkstelling betreft, spreekt de directieraad zich uit binnen een termijn van drie maanden vanaf de aanvraag tot wedertewerkstelling of de beslissing tot medische (on)geschiktheid of operationele (on)geschiktheid, op advies van de wedertewerkstellingscommissie.
  De wedertewerkstellingscommissie kan aanbevelen dat het betrokken personeelslid een proefperiode van maximaal drie maanden moet presteren, waarna de wedertewerkstelling door de wedertewerkstellings-commissie wordt beoordeeld, na de hiërarchische meerdere van het betrokken personeelslid gehoord te hebben, en een nieuw advies wordt uitgebracht. Een proefperiode kan maximaal tweemaal worden aanbevolen en opgelegd door de directieraad. Indien nodig kan de directieraad beslissen dat er redelijke aanpassingen dienen te gebeuren aan de werkpost.
  Het personeelslid wordt wedertewerkgesteld behalve:
  1° indien dit technisch of objectief niet mogelijk is of;
  2° wanneer de proefperiodes negatief werden beoordeeld of;
  3° indien dit om gegronde redenen redelijkerwijze niet kan worden geëist.
  In dergelijke gevallen wordt het personeelslid in disponibiliteit gesteld wegens ambtsontheffing in het belang van de dienst, overeenkomstig artikel 156.
  § 2. In de gevallen van wedertewerkstelling beoogd in artikel 107, 1° en 3° kan de officier-dienstchef beslissen om het betrokken personeelslid tewerk te stellen in een tijdelijke functie tot de beslissing van de directieraad van tijdelijke of definitieve wedertewerkstelling van kracht is".

Art.72. In hetzelfde besluit wordt een artikel 109/1 ingevoegd, luidend als volgt: : "Art. 109/1. Het personeelslid gebruikt compensatie-uren of, bij gebrek aan beschikbare compensatie-uren, geniet een dienstvrijstelling vanaf de beslissing van medische of operationele (on)geschiktheid tot een beslissing van tijdelijke of definitieve wedertewerkstelling.".

Art.73. In artikel 110 van hetzelfde besluit, worden de woorden "dat het personeelslid slaagt in een competentieproef en/of dat een bijscholing, al dan niet voorafgaand aan de wedertewerkstelling, gevolgd wordt" vervangen door de woorden "dat een bijscholing gevolgd wordt".

Art.74. In hetzelfde besluit wordt een artikel 110/1 ingevoegd, luidend als volgt:"Art. 110/1. De directieraad bepaalt in de wedertewerkstellingsbeslissing ook de opleidingsverplichtingen die het wedertewerkgesteld personeelslid nog dient te respecteren.".

Art.75. In artikel 111 van hetzelfde besluit, worden lid 2 en 4 opgeheven.

Art.76. In artikel 115 van hetzelfde besluit wordt het eerste lid vervangen door wat volgt: "Het personeelslid dat wedertewerkgesteld wenst te worden, dient het formulier hiervoor in bij de operationeel HRM-dienst, bij voorkeur elektronisch. Het voorstel tot wedertewerkstelling, meegedeeld aan het personeelslid, omvat de functiebeschrijving van de betrekking in wedertewerkstelling en de nodige inlichtingen inzake de manier waarop het geldelijk statuut van toepassing is op de voorgestelde positie.".

Art.77. Artikel 117 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt: "Art. 117. De wedertewerkstelling op vrijwillig verzoek kan slechts eenmaal worden toegekend en is definitief, onverminderd de mogelijkheid om één of meerdere proefperiodes uit te voeren.".

Art.78. In artikel 118 van de Nederlandstalige versie van hetzelfde besluit, wordt het woord "vervulling" vervangen door het woord "invulling".

Art.79. In artikel 128 van hetzelfde besluit wordt paragraaf 3 vervangen door wat volgt: " § 3. De periodes van afwezigheid tijdens de mobiliteitsstage leiden tot een verlenging van de duur van die stage wanneer ze in één of meerdere keren zesenzeventig prestatie-uren overschrijden, zelfs indien de stagiair in dienstactiviteit is.
  Worden niet in aanmerking genomen voor de berekening van de zesenzeventig prestatie-uren, de afwezigheden die voortvloeien uit:
  1° de jaarlijkse vakantie;
  2° de feestdagen;
  3° het omstandigheidsverlof, met uitzondering van het verlof dat vermeld wordt in artikel 182, 2° van dit besluit;
  4° verloven om in geval van ernstige ziekte of ongeval een persoon bij te staan die met de ambtenaar onder hetzelfde dak woont;
  5° de toepassing van de artikelen 81, §§ 1 en 2, en 82 van het koninklijk besluit van 28 september 1984 tot uitvoering van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel.".

Art.80. In artikel 133, paragraaf 2, van de Nederlandse versie van hetzelfde besluit, wordt het woord "stagebegeleider" vervangen door het woord "stagemeester".

Art.81. In artikel 154 van de Franse versie van hetzelfde besluit wordt het eerste lid aangevuld met het leesteken " . " .

Art.82. In artikel 161, derde lid, van hetzelfde besluit worden de woorden "tien werkdagen" vervangen door de woorden "zesenzeventig opeenvolgende prestatie-uren".

Art.83. Artikel 164, tweede lid, van hetzelfde besluit wordt aangevuld met de volgende zin: "Het behoud van de rechten impliceert niet de toekenning van de in artikel 351 bedoelde premie.".

Art.84. In artikel 165 van hetzelfde besluit wordt paragraaf 3 vervangen door wat volgt: " § 3. Indien de ambtenaar zonder geldige reden meer dan 76 opeenvolgende prestatie-uren afwezig is, zonder toelating of zonder geldige reden, wordt hij per aangetekende brief of via alle andere middelen die de brief bewijswaarde en vaste datum verlenen, in gebreke gesteld om de redenen van zijn afwezigheid kenbaar te maken.
  Bij ontstentenis van een antwoord binnen drie dagen na de betekening van de ingebrekestelling of bij onbevredigend antwoord, wordt hij ambtshalve ontslagen. ".

Art.85. In de artikelen 173, 174, 175, 176, 182, 184, 202, 220, 221, 242 en 337 van hetzelfde besluit wordt het woord "werkdagen" telkens vervangen door "dagen".

Art.86. In artikel 174, tweede lid, van hetzelfde besluit, wordt het woord "tien" vervangen door het woord "veertien".

Art.87. In artikel 181, § 1, van hetzelfde besluit worden de woorden "op 8 mei," ingevoegd tussen de woorden "feestdagen," en "op 2 en 15 november".

Art.88. In artikel 182, eerste lid, van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  a) 2° wordt vervangen door wat volgt: "2° de bevalling van de echtgenote of van de co-ouder voor kinderen waarvan de afstamming te hunnen aanzien is vastgesteld of van de samenwonende partner van de ambtenaar, op het ogenblik van de gebeurtenis: veertien dagen. Het recht op veertien verlofdagen wordt als volgt uitgebreid:
  - op vijftien dagen voor kinderen geboren vanaf 1 januari 2021;
  - op twintig dagen voor kinderen geboren vanaf 1 januari 2023;";
  b) in 4° wordt het cijfer "4" vervangen door het woord "tien";
  c) in 5° wordt het cijfer "4" vervangen door het woord "tien".

Art.89. In artikel 186 van hetzelfde besluit wordt het woord "drie" vervangen door het woord "vier".

Art.90. In artikel 191 van hetzelfde besluit wordt paragraaf 3 opgeheven.

Art.91. Artikel 195 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt: "Art. 195. § 1. De DBDMH moet alle veiligheids- en gezondheidsrisico's beoordelen, evenals de gevolgen voor de zwangerschap of borstvoeding van de vrouwelijke ambtenaren.
  Na de beoordeling van dit risico, neemt de DBDMH de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat, door middel van een tijdelijke aanpassing van de arbeidsvoorwaarden en/of de arbeidstijd van het betrokken personeelslid, de blootstelling van dit personeelslid aan dit risico vermeden wordt.
  Indien de aanpassing van de arbeidsvoorwaarden en/of de arbeidstijd technisch en/of objectief niet mogelijk is of redelijkerwijze niet vereist kan worden om behoorlijk gemotiveerde redenen, worden de nodige maatregelen genomen om het betrokken personeelslid te veranderen van werkplek.
  In geval van een verandering van werkplek in een administratief stelsel, brengt de op grond van artikel 108 opgerichte commissie advies uit over de te begeven betrekking, na de interne dienst voor preventie en bescherming op het werk te hebben gehoord.
  Over de verandering van werkplek in een administratief stelsel wordt beslist door de directieraad binnen een termijn van vijfenveertig dagen, te rekenen van de datum van de in paragraaf 2 bedoelde kennisgeving, op advies van de in artikel 108 bedoelde commissie.
  De officier-dienstchef kan een beslissing van verandering van werkplek nemen na kennisgeving aan het personeelslid overeenkomstig paragraaf 2, in afwachting van het definitieve besluit van de directieraad.
  Indien de verandering van werkplek technisch en/of objectief gezien evenwel niet mogelijk is of redelijkerwijze niet vereist kan worden om behoorlijk gemotiveerde redenen, wordt het betrokken personeelslid in verlof gesteld voor de nodige periode voor de bescherming van haar veiligheid of gezondheid. Deze dienstvrijstelling wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.
  § 2. Teneinde de werkgever in staat te stellen ten aanzien van haar passende maatregelen te nemen, bezorgt de vrouwelijke ambtenaar bij voorkeur zodra ze kennis heeft van haar toestand en ten laatste zeven weken vóór de vermoedelijke datum van de bevalling of negen weken vóór deze datum wanneer de geboorte van een meerling wordt verwacht, een geneeskundig getuigschrift waaruit deze datum blijkt.
  § 3. De vrouwelijke ambtenaar die niet tewerkgesteld wenst te worden tussen twintig uur en zes uur tijdens haar zwangerschap en/of na de bevalling, moet hiertoe een schriftelijk verzoek indienen en zal een aangepaste arbeidsregeling verkrijgen:
  1° gedurende een periode van ten minste drie maanden vóór de vermoedelijke bevallingsdatum en ten minste drie maanden na de geboorte;
  2° of op vertoon van een geneeskundig getuigschrift waaruit blijkt dat het nodig is voor de gezondheid van de moeder of het kind:
  a) tijdens andere periodes in de loop van de zwangerschap;
  b) voor een periode van maximum één jaar volgend op de geboorte."

Art.92. In artikel 197 van de Franse versie van hetzelfde besluit wordt paragraaf 1 aangevuld met het leesteken ".".

Art.93. In artikel 198 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  a) paragraaf 2 wordt vervangen door wat volgt " § 2. De vrouwelijke ambtenaar die wenst de borstvoedingspauzes te genieten brengt schriftelijk twee weken op voorhand de functionele chef op de hoogte, tenzij deze op verzoek van de betrokkene een kortere termijn aanvaardt.
  Het recht op borstvoedingspauzes wordt toegekend mits het bewijs van borstvoeding wordt geleverd. Het bewijs wordt vanaf het begin van de uitoefening van het recht, naar keuze van de vrouwelijke ambtenaar geleverd door een attest van een consultatiebureau voor zuigelingen (Kind en Gezin, O.N.E. of Dienst für Kind und Familie) of door een medisch getuigschrift.
  Nadien bezorgt de vrouwelijke ambtenaar aan de overheid waarvan zij afhangt elke maand een attest of een medisch getuigschrift, telkens op de datum waarop de uitoefening van het recht op borstvoedingspauzes voor het eerst is ingegaan.";
  b) paragraaf 3 wordt vervangen door wat volgt: " § 3. Ongeacht haar werkregime, heeft de vrouwelijke ambtenaar recht op een borstvoedingspauze van een half uur per schijf van drie uur en achtenveertig gepresteerde minuten.
  Afhankelijk van haar werkregime, kan de vrouwelijke ambtenaar deze pauze in één of meerdere keren opnemen.
  Deze pauzes maken integraal deel uit van de arbeidstijd en geeft recht op de toelage bedoeld in artikel 351 § 1.
  Een borstvoedingspauze die niet tijdens de arbeidsperiode wordt genomen, kan niet worden overgedragen naar volgende arbeidsperioden.
  Indien de vrouwelijke ambtenaar een operationele functie uitoefent, deelt zij haar functionele chef mee op welk(e) moment(en) van de dag zij de borstvoedingspauze(s) neemt.".

Art.94. Artikel 213, § 2, van hetzelfde besluit wordt aangevuld met een lid, luidend als volgt: "Het is eveneens bezoldigd wanneer de ambtenaar overeenkomstig het koninklijk besluit van 23 mei 2018 betreffende de Hoge Raad van Financiën, aangewezen is als lid van het secretariaat van de Afdeling financieringsbehoeften van de Hoge Raad van Financiën.".

Art.95. In boek I, titel IX, hoofdstuk VII van hetzelfde besluit, wordt een nieuwe Afdeling I toegevoegd, getiteld 'Algemeen bepaling', dat het artikel 219/1 bevat, luidend als volgt:
  "Afdeling I - Algemeen bepaling
  Art. 219/1. Voor de toepassing van de bepalingen van dit hoofdstuk, moet onder "dag" begrepen worden, de duur gelijk aan 7,36 uren.".

Art.96. In boek I, titel IX, hoofdstuk VIII van hetzelfde besluit, wordt de titel van Afdeling I vervangen door wat volgt:
  "Afdeling I/1 - Ziekteverlofdagen".

Art.97. In artikel 220 van de Franse versie van hetzelfde besluit wordt het woord "psycho-medico-social" vervangen door het woord "psycho-médicosocial".

Art.98. In artikel 221 van hetzelfde besluit wordt het vierde lid opgeheven.

Art.99. In hetzelfde besluit wordt een artikel 225/1 ingevoegd, luidend als volgt: "Art. 225/1. De verlofdagen wegens ziekte toegekend ingevolge pesterijen die erkend zijn door een rechterlijke beslissing waartegen geen beroep meer openstaat, worden niet in aanmerking genomen om het aantal verlofdagen te bepalen dat de ambtenaar nog kan bekomen krachtens artikel 220.".

Art.100. In hetzelfde besluit wordt een artikel 225/2 ingevoegd, luidend als volgt: "Art. 225/2. De verlofdagen wegens ziekte toegekend om medische redenen die rechtstreeks verband houden met de zwangerschap worden niet in aanmerking genomen om het aantal verlofdagen te bepalen dat de vrouwelijke ambtenaar nog kan bekomen krachtens artikel 220.".

Art.101. In artikel 226 van de Nederlandse versie van hetzelfde besluit wordt het eerste lid vervangen door wat volgt: "Wanneer het personeelslid over het geheel van de werkdagen verminderde arbeid verricht, wordt de afwezigheid wegens ziekte in aanmerking genomen naar evenredigheid van het aantal uren dat hij tijdens zijn afwezigheid had moeten presteren.".

Art.102. In artikel 259 van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  a) in paragraaf 1, eerste lid, van de Nederlandse versie, wordt het leesteken "." toegevoegd na het woord "directieraad";
  b) in paragraaf 2, 3°, worden de woorden "alsook de toelatingsvoorwaarde(n) tot de opleidingen" toegevoegd na het woord "duur".

Art.103. In artikel 261 wordt het derde lid vervangen door wat volgt:
  "Indien de ambtenaar verhinderd is om eraan deel te nemen, moet hij onmiddellijk de motivering van zijn afwezigheid aan de HRM meedelen. Indien hij dit nalaat kunnen de kosten voor deze opleiding hem worden aangerekend en door de organisatie worden gerecupereerd. Daarenboven krijgt hij geen dienstvrijstelling voor deze opleiding en verliest hij zo een aantal compensatie-uren die overeenkomen met het aantal ontbrekende opleidingsuren waarop hij zonder motivering afwezig was.".

Art.104. In hetzelfde besluit wordt een artikel 262/1 ingevoegd, luidend als volgt: "Art. 262/1. Een voltijds bij een vakorganisatie gedetacheerd personeelslid, is gedurende de gehele periode van zijn detachering vrijgesteld van de verplichtingen van deze titel.".

Art.105. Artikel 263 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt: "Art. 263. De tuchtstraffen die kunnen worden uitgesproken zijn:
  1° de terechtwijzing;
  2° de inhouding van wedde;
  3° de tijdelijke tewerkstelling in een werkregime in 8u;
  4° de tuchtschorsing;
  5° de lagere inschaling;
  6° de terugzetting in graad;
  7° het ontslag van ambtswege;
  8° de afzetting. ".

Art.106. Artikels 264 en 265 van hetzelfde besluit worden opgeheven.

Art.107. In artikel 266 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  a) in het tweede lid wordt het woord "tweede" vervangen door het woord "vierde" tussen de woorden "artikel 23," en de woorden "lid van de wet";
  b) er wordt een lid luidend als volgt ingevoegd: "Het voorstel tot sanctie en de beslissing van de benoemende overheid genomen naar aanleiding van het advies van de kamer van beroep worden het percentage en de duur van de salarisinhouding vermeld.".

Art.108. Artikel 267 van hetzelfde besluit, opgeheven door het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 23 mei 2019, wordt hernomen in de volgende bewoordingen: " Art. 267. De tewerkstelling in een arbeidsregeling van 8u kan gebeuren in een operationele, technische of administratieve dienst.
  Deze sanctie mag niet langer duren dan drie maanden. Alle vormen van verlof en recuperatie van uren in deze periode hebben tot gevolg dat de duur van de tewerkstelling in dit soort regeling wordt geschorst.
  De in artikel 351 bedoelde premie wordt niet toegekend tijdens de toepassingsperiode van deze sanctie. ".

Art.109. In artikel 268 van hetzelfde besluit, worden lid 2 en 3 opgeheven.

Art.110. Artikel 269 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt: "Art. 269. De lagere inschaling wordt, naargelang het geval, opgelegd door toekenning van:
  1° een lagere weddeschaal in dezelfde graad;
  2° een graad van dezelfde rang met een lagere weddeschaal. ".

Art.111. In artikel 274, lid 2, van hetzelfde besluit worden de woorden "overgemaakt per aangetekende brief" vervangen door het woord "betekend".

Art.112. Artikel 275 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt:
  "Art. 275. Wanneer feiten die aanleiding kunnen geven tot tuchtrechtelijk vervolging worden vastgesteld, wordt een informatieverslag met een relaas van deze feiten overgemaakt aan de officier-dienstchef overeenkomstig de procedure vastgelegd in het arbeidsreglement.
  Om te kunnen beoordelen of een tuchtprocedure moet worden ingeleid, kan de officier-dienstchef of de officier tweede in bevel, als onderdeel van een onderzoek dat aan de eigenlijke tuchtprocedure voorafgaat, één van zijn personeelsleden opdragen getuigenissen of relevant materiaal te verzamelen.
  Indien hij van oordeel is dat de feiten tuchtrechtelijke vervolgd moeten worden, maakt de officier-dienstchef het dossier over aan de tuchtoverheid die hij aanduidt.
  Indien de vervolgde ambtenaar een operationele mandaathouder is, wordt de functioneel bevoegde minister op de hoogte gesteld van het informatieverslag en duidt hij de tuchtoverheid aan.
  De auteur van het informatieverslag wordt, via een verzoek gericht aan de operationeel HRM-dienst, op de hoogte gebracht van het gevolg dat aan de zaak gegeven wordt.".

Art.113. Artikel 276 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt: "Art. 276. Er kan geen tuchtvervolging meer worden ingesteld na het verstrijken van een termijn van zes maanden te rekenen vanaf de datum waarop de feiten werden vastgesteld of vanaf de datum waarop de dader van de vooraf vastgestelde feiten bekend is. Deze termijn begint te lopen op datum van het informatieverslag.
  De tuchtrechtelijke vervolgingen beginnen vanaf de betekening van de oproeping tot het verhoor van de betrokken ambtenaar.".

Art.114. Artikel 279 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt: "Art. 179. Op elk ogenblik van de tuchtprocedure, kan de ambtenaar zijn dossier raadplegen, overeenkomstig de door de bevoegde dienst verstrekte praktische modaliteiten, en zich laten bijstaan door een persoon van zijn keuze.".

Art.115. In artikel 280 van hetzelfde besluit wordt paragraaf 1 vervangen door wat volgt:
  a) " § 1. De tuchtoverheid roept de vervolgde persoon minstens tien dagen voor de hoorzitting op.
  De oproeping vermeldt:
  1° de feiten die ten laste worden gelegd van de vervolgde persoon;
  2° in voorkomend geval, de identiteit van de getuigen die in dit stadium van de procedure bekend zijn;
  3° het feit dat een tuchtdossier wordt samengesteld en dat een tuchtsanctie wordt overwogen;
  4° het recht van de vervolgde persoon om zich te laten vertegenwoordigen of bijstaan door een persoon naar keuze, met uitzondering van elke persoon die zich over de ten laste gelegde feiten moet uitspreken;
  5° de praktische modaliteiten om het tuchtdossier te raadplegen;
  6° het recht van de vervolgde persoon om een getuigenverhoor te vragen of stukken neer te leggen;
  7° de mogelijkheid om tot drie dagen voor het verhoor een memorie met verantwoording in te dienen, alsook de wijze van mededeling van die memorie;
  8° de plaats, dag en het uur van de hoorzitting. ";

Art.116. In artikel 281 van hetzelfde besluit worden de leden 1, 2 en 3 vervangen door wat volgt: "De tuchtoverheid hoort de betrokken ambtenaar, in voorkomend geval tijdens verschillende hoorzittingen, over de feiten die hem ten laste worden gelegd.
  Van elke hoorzitting wordt een proces-verbaal opgesteld.
  Elk proces-verbaal wordt betekend aan de betrokken ambtenaar, die over een termijn van drie dagen beschikt om, in voorkomend geval, opmerkingen te maken over het betekende proces-verbaal.".

Art.117. In artikel 282 van hetzelfde besluit worden de woorden " binnen de zeven dagen vanaf het schriftelijk afzien " en de woorden " binnen de zeven dagen vanaf de hoorzitting " opgeheven.

Art.118. In artikel 283 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  a) in lid 3 van de Franse versie, worden de woorden "sur le contenu de ces pièces" ingevoegd na het woord "précisions";
  b) lid 3 van de Nederlandse versie wordt vervangen door wat volgt:"De stukken en getuigenverklaringen ingewonnen na hoorzitting van de ambtenaar worden hem betekend. Hij beschikt over een termijn van zeven dagen, te rekenen vanaf de ontvangst van die verklaringen, om, in voorkomend geval, een schriftelijke nota met zijn bezwaren of verduidelijkingen neer te leggen betreffende de inhoud van deze stukken. Via deze schriftelijke nota kan hij vragen om opnieuw gehoord te worden";
  c) lid 5 wordt als volgt vervangen "Het proces-verbaal wordt betekend aan de ambtenaar. Deze heeft na de kennisgeving van het proces-verbaal van die confrontatie drie dagen de tijd om eventuele opmerkingen over dit te maken.".

Art.119. Artikel 284 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt:
  "Art. 284. De tuchtoverheid stelt binnen vijfenveertig dagen na de laatste hoorzitting, met inbegrip van het getuigenverhoor of het confrontatieverhoor, een tuchtverslag op met de conclusies van haar onderzoek. Het tuchtverslag moet de conclusies van haar onderzoek en alle stukken van het dossier bevatten.
  Het tuchtverslag wordt betekend aan de betrokken ambtenaar die over een termijn van zeven dagen beschikt om schriftelijke opmerkingen te maken of een laatste memorie in te dienen.".

Art.120. Artikel 285 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt:
  "Art. 285. § 1. Na afloop van de termijn die aan de betrokken ambtenaar is toegekend om schriftelijke opmerkingen te maken of een laatste memorie in dienen, maakt de tuchtoverheid het tuchtverslag over aan de officier-dienstchef, of de functioneel bevoegde minister indien het betrokken personeelslid een operationele mandaathouder is.
  Op basis van dit verslag en van de eventuele laatste memorie neergelegd door de betrokken ambtenaar formuleert de officier-dienstchef, of de functioneel bevoegde minister indien het betrokken personeelslid een operationele mandaathouder is, een voorstel van straf en betekent dit aan de vervolgde ambtenaar.
  De tuchtoverheid kan aan de operationeel HRM-dienst vragen om geïnformeerd te worden over het vervolg dat aan het dossier wordt gegeven.
  § 2. Oordeelt de officier-dienstchef, of de functioneel bevoegde minister indien het betrokken personeelslid een operationele mandaathouder is, dat de feiten niet moeten leiden tot een tuchtstraf, dan stelt hij dat vast. Die beslissing wordt formeel gemotiveerd en wordt betekend aan de betrokkene.
  § 3. Onverminderd de mogelijkheid om de in artikel 277 bedoelde termijn te schorsen, betekent de officier-dienstchef, of de functioneel bevoegde minister indien het betrokken personeelslid een operationele mandaathouder is, het voorstel van straf binnen vijfenveertig dagen na het tuchtverslag. Geen enkele tuchtstraf kan worden uitgesproken na het verstrijken van deze termijn.".

Art.121. In artikel 286 van hetzelfde besluit, wordt de zin "De beslissingen tot afzetting en ambtshalve ontslag worden voor verdere afhandeling overgemaakt aan de benoemende overheid." geschrapt en een tweede lid, dit luidt als volgt, wordt ingevoegd: "Wat de beslissingen tot lagere inschaling, terugzetting in graad, ontslag van ambtswege en afzetting betreft, brengt de operationeel HRM-dienst de benoemende overheid hiervan op de hoogte voor verder afhandeling.".

Art.122. Artikel 287 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt: "Art. 287. De bepalingen van het algemeen statuut betreffende het beroep in tuchtzaken zijn van toepassing op de operationele personeelsleden, met uitzondering van artikel 305, leden 3 tot 6.
  In afwijking van artikel 295 van het algemeen statuut wordt het betwiste voorstel van straf voor de gewestelijke kamer van beroep verdedigd door een ambtenaar die is aangesteld door de overheid die het strafvoorstel heeft geformuleerd.".

Art.123. Artikel 288 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt: "Art. 288. § 1. De tuchtstraffen genomen naar aanleiding van een beroep bij de gewestelijke kamer van beroep worden uitgesproken door een tuchtcommissie die minstens bestaat uit een officier die lid is van de operationeel HRM-dienst en twee andere operationele personeelsleden van minimum niveau B.
  De directieraad wijst de effectieve en plaatsvervangende leden aan van elke taalrol waaruit deze commissie bestaat en stelt het reglement ervan vast.
  Wanneer de vervolgde ambtenaar een operationele mandaathouder is, is de regering bevoegd om de tuchtstraf uit te spreken.
  De bevoegde overheid kan geen zwaardere straf uitspreken dan de voorgestelde straf, noch andere feiten inroepen dan die welke het voorstel hebben gemotiveerd.
  De eindbeslissing moet in het bijzonder gemotiveerd zijn voor alle punten waarop de bevoegde overheid afwijkt van het advies van de gewestelijke kamer van beroep.".

Art.124. In artikel 289 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  a) in eerste lid worden de woorden "De benoemende overheid" vervangen door de woorden "De bevoegde overheid";
  b) er wordt een derde lid luidend als volgt ingevoegd: "Wat de beslissingen tot lagere inschaling, terugzetting in graad, ontslag van ambtswege en afzetting betreft, brengt de operationeel HRM-dienst de benoemende overheid hiervan op de hoogte voor verder gevolg.".

Art.125. Artikel 290 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met een lid luidend als volgt: "De aard, de reden, de datum van elke uitgesproken tuchtstraf en de doorhaling ervan worden in het persoonlijk dossier van de betrokkene vermeld.".

Art.126. In artikel 291 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  a) in 1°, worden de woorden "en de vermaning" opgeheven;
  b) 3° dat werd opgeheven door het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 23 mei 2019 wordt hernomen in de volgende bewoordingen: "3° achttien maanden voor de tijdelijke tewerkstelling in een werkregime in 8u;";
  c) het derde lid wordt aangevuld met de volgende zin "De doorhaling belet de overheid echter niet om, in het kader van een tuchtprocedure, rekening te houden met de omstandigheid dat de vervolgde ambtenaar in het verleden reeds strafbare feiten heeft gepleegd of dat er in zijn hoofde sprake zou zijn van recidive, zonder evenwel rekening te houden met de strafmaat die werd uitgesproken en die ondertussen werd doorgehaald.".

Art.127. In artikel 295 van hetzelfde besluit wordt het eerste lid vervangen door wat volgt: "Zodra de directieraad het bestaan van één van de in deze titel vermelde onverenigbaarheden vaststelt, stelt hij de betrokkene in gebreke om er zo spoedig mogelijk en binnen een maximumtermijn van zes maanden een einde aan te maken.".

Art.128. In artikel 299 van hetzelfde besluit worden de woorden ", zelfs indien ze beschadigd of verouderd zijn," ingevoegd tussen de woorden "DBDMH" en "wanneer".

Art.129. In artikel 304 van hetzelfde besluit wordt paragraaf 1 vervangen door wat volgt: " § 1. De fysieke conditie van de leden van het operationeel kader wordt om de 2 jaar geëvalueerd aan de hand van fysieke testen of wanneer ze over een periode van 12 aaneensluitende maanden meer dan 6 maanden afwezigheid hebben gecumuleerd en minder dan 50 % van de wachturen hebben gepresteerd dan hun uurrooster voorziet te presteren. In geval van overmacht, mag de directieraad beslissen om de geldigheid van de fysieke testen te verlengen.
  Zijn van deze fysieke evaluatie vrijgesteld:
  a) de wedertewerkgestelde ambtenaren,
  b) de ambtenaren die voltijds aan de dispatching zijn toegewezen,
  c) de vrouwelijke ambtenaren tussen de kennisgeving van hun zwangerschap aan de directeur-generaal en het akkoord van de arbeidsarts voor een herneming van de wacht na de bevalling,
  d) de ambtenaren die geen wachtdienst doen.".

Art.130. In artikel 305 van hetzelfde besluit worden volgende wijzigingen aangebracht:
  a) in de Franse versie, wordt het woord "opérationnel" vervangen door het woord "opérationnels";
  b) in de Nederlandse versie, wordt het woord "bekenmaking" vervangen door het woord "bekendmaking";
  c) de woorden "en in geval van afwezigheid om welke reden dan ook, ten laatste op de tweede dag van de werkhervatting", worden toegevoegd na het woord "bekendmaking".

Art.131. Artikel 309 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt:
  "Art. 309. De aanvraag tot cumulatie wordt schriftelijk ingediend bij de operationeel HRM-dienst door middel van een modelformulier. De operationele dienst HRM bezorgt de directieraad een gemotiveerd advies over de aanvraag. ".

Art.132. Artikel 313 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt:
  "Art. 313. Een machtiging tot cumulatie kan altijd worden herroepen door de directieraad. Bij intrekking van de machtiging moet de betrokkene binnen een termijn van zes maanden een einde maken aan de uitoefening van de bedoelde beroepsactiviteit. ".

Art.133. Artikel 314 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt:
  "Art. 314. Onverminderd een tuchtvordering stelt de directieraad, zodra hij vaststelt dat een cumulatie die werd geweigerd of die niet werd aangevraagd, wordt uitgeoefend, de betrokkene in gebreke om deze te beëindigen binnen een termijn van zes maanden.".

Art.134. Artikel 315 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt:
  "Art. 315. Niemand kan zijn hoedanigheid van ambtenaar verliezen vóór de wettelijke pensioenleeftijd, behalve in de gevallen waarin voorzien is in de wetgeving met betrekking tot de pensioenen en het huidig besluit.".

Art.135. Artikel 316 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt:
  "Art. 316. Het ambt van het personeelslid eindigt:
  1° door ontslag wegens negatieve evaluatie of in geval van onvermogen om te voldoen aan de benoemingsvoorwaarden tijdens de aanwervingsstage;
  2° door ontslag van ambtswege krachtens artikel 316/1;
  3° door afzetting;
  4° door vrijwillig ontslag;
  5° door eervol ontslag beoogd in artikel 316/3;
  6° wanneer de betrokkene definitief ongeschikt is om zijn functies te vervullen als vermeld in artikel 117 van de wet van 14 februari 1961 voor economische expansie, sociale vooruitgang en financieel herstel en niet kan wedertewerkgesteld worden als vermeld in artikel 113;
  7° in geval van een tweede benoeming in een andere openbare dienst, zodra deze benoeming niet meer kan aangevochten worden voor de Raad van State;
  8° door de oppensioenstelling;
  9° in geval van overlijden.".

Art.136. In hetzelfde besluit worden de artikelen 316/1 tot 316/4 ingevoegd, luidend als volgt:
  "Art. 316/1. § 1. Het ontslag van ambtswege wordt door de benoemende overheid uitgesproken wanneer het personeelslid:
  1° niet langer aan een aanwervingsvoorwaarde voldoet die vastgelegd is in artikel 14 of een benoemingsvoorwaarde bedoeld in artikel 41, 41/1 of 42 voor zover deze benoemingsvoorwaarde nog steeds noodzakelijk is voor de uitoefening van de functie;
  2° de bepalingen betreffende de onverenigbaarheden of cumulatie overtreedt;
  3° twee opeenvolgende " onvoldoende " evaluatievermeldingen krijgt in een periode van drie jaar;
  4° afwezig is zonder toelating of zonder geldige reden gedurende meer dan zesenzeventig prestatie-uren;
  5° niet het volledige aantal door het federaal statuut vereiste uren voortgezette opleiding volgt;
  6° van ambtswege ontslagen wordt om tuchtredenen;
  7° zich in een onregelmatige benoemingssituatie bevindt, op voorwaarde dat, met uitzondering van misleiding of bedrog, die onregelmatigheid door de overheid die hem heeft benoemd is vastgesteld binnen de termijn bepaald voor het instellen van beroep tot nietigverklaring bij de Raad van State of, als een zodanig beroep is ingesteld, tijdens de procedure;
  8° zich in een geval bevindt waarin de toepassing van de burgerlijke wetten en van de strafwetten de ambtsneerlegging ten gevolge heeft.
  § 2. Het personeelslid kan enkel ambtshalve worden ontslagen wegens het niet-volgen van het volledige aantal door het federaal statuut vereiste uren voortgezette opleiding, indien hij een dienstanciënniteit heeft van minstens vijf jaar.
  § 3. Het personeelslid dat ambtshalve wordt ontslagen geniet een beëindigingsvergoeding gelijk aan drie keer de gemiddelde maandelijkse bezoldiging van de twaalf laatste maanden. De diverse premies en toelagen worden niet in rekening gebracht voor berekening van de beëindigingsvergoeding.
  § 4. Het personeelslid dat ambtshalve wordt ontslagen wegens twee evaluatievermeldingen "onvoldoende" geniet een beëindigingsvergoeding gelijk aan twaalf keer zijn laatste maandelijkse bezoldiging indien hij minstens twintig jaar dienst telt, gelijk aan acht keer of zes keer deze bezoldiging naargelang hij tien jaar dienst telt of minder dan tien jaar dienst.
  Voor de toepassing van dit artikel, moet onder "bezoldiging" worden verstaan elke wedde, loon of vergoeding geldend als wedde of loon, rekening houdend met de verhogingen of verminderingen die te wijten zijn aan de schommelingen van de spilindex van de consumptieprijzen. De in aanmerking te nemen bezoldiging is die welke verschuldigd is voor volledige prestaties, eventueel met inbegrip van de haard- of standplaatstoelage, rekening houdend met de verhogingen of verminderingen die te wijten zijn aan de schommelingen van de spilindex van de consumptieprijzen.
  De in artikel 351 beoogde toelage wordt niet in aanmerking genomen bij de berekening van deze bezoldiging.
  Art. 316/2. Het vrijwillig ontslag kan op elk moment gegeven worden, door het personeelslid, mits een vooropzeg van dertig dagen die ingaat vanaf de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin het ontslag betekend werd aan de officier-dienstchef. De duur van de vooropzeg kan verminderd worden in onderlinge overeenstemming.
  Art. 316/3. § 1. Het eervol ontslag wordt ambtshalve aan het personeelslid verleend door de directieraad:
  1° bij het begin van de maand waarin het met pensioen gaat;
  2° aan het einde van de maand waarin het de leeftijd van vijfenzestig jaar bereikt.
  § 2. Het eervol ontslag uit zijn ambt kan worden verleend, op zijn vraag, aan het personeelslid dat:
  1° ten minste 20 jaar dienst telt;
  2° van ambtswege ontslagen is ingevolge een ongeval tijdens de dienst of door het feit van de dienst.
  § 3. Aan het personeelslid dat eervol uit zijn ambt wordt ontslagen, kan de eretitel van zijn graad worden verleend.
  Het personeelslid dat eervol uit zijn ambt ontslagen wordt, kan het uitgangsuniform dragen voor het bijwonen van plechtigheden of van officiële feesten georganiseerd door de DBDMH of andere openbare besturen.
  Art. 316/4. § 1. Er wordt van rechtswege een einde gesteld aan de hoedanigheid van de ambtenaar wanneer de ambtenaar de wettelijke pensioenleeftijd bereikt.
  § 2. In afwijking van § 1 en mits hun akkoord, uitzonderlijk en indien het belang van de dienst zulks vereist, kunnen de ambtenaren in dienst worden gehouden voor een periode van zes maanden na de wettelijke pensioenleeftijd te hebben bereikt.
  De ambtenaren van rang A3, A4, A5 en A5+ kunnen in dienst worden gehouden voor een periode van zes maanden, driemaal hernieuwbaar, na de wettelijke pensioenleeftijd te hebben bereikt, mits akkoord van deze ambtenaren, uitzonderlijk en indien het belang van de dienst zulks vereist. De ambtenaren die in dienst blijven na de wettelijke pensioensleeftijd, behouden tijdens die periode hun hoedanigheid van functionaris.
  De beslissing om iemand in dienst te houden na de wettelijke pensioenleeftijd wordt genomen door de benoemende overheid. ".

Art.137. In artikel 318 van hetzelfde besluit wordt het deel van de tabel betreffende niveau C vervangen door wat volgt:
  NIVEAU B
  adjudant B252
  B251
  sergeant-majoor B153
  B152
  sergeant B152
  B151

Art.138. Artikel 320 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt:
  "Art. 320. Een hogere weddeschaal kan niet worden toegekend zolang de ambtenaar onderworpen is aan een tuchtsanctie die niet is doorgehaald en indien hij ten minste de evaluatievermelding "voldoende" heeft gekregen.".

Art.139. In hetzelfde besluit, boek II, titel I, hoofdstuk II, afdeling II, wordt de letter "C" vervangen door de letter "B".

Art.140. In artikel 324 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  a) in het eerste lid, wordt het woord "C151" vervangen door het woord "B151";
  b) in het tweede lid, wordt het woord "C152" vervangen door het woord "B152".

Art.141. In artikel 325 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  a) in het eerste lid, wordt het woord "C152" vervangen door het woord "B152";
  b) in het tweede lid, wordt het woord "C153" vervangen door het woord "B153".

Art.142. In artikel 326 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  a) in het eerste lid, wordt het woord "C251" vervangen door het woord "B251";
  b) in het tweede lid, wordt het woord "C252" vervangen door het woord "B252".

Art.143. In artikel 333 van hetzelfde besluit worden de woorden "tot niveau C" vervangen door de woorden "tot niveau B".

Art.144. In artikel 337 van hetzelfde besluit worden in het vijfde lid de volgende wijzigingen aangebracht:
  a) punt a) wordt geschrapt;
  b) in punt b) wordt in beide gevallen het woord "werkdag" vervangen door het woord "dag".

Art.145. In Boek II, Titel II, hoofdstuk I van hetzelfde besluit, wordt een artikel 339/1 ingevoegd, luidend als volgt:
  "Art. 339/1. Na een arbeidsongeval behoudt het personeelslid de premies en de toelagen waarop het recht had in zijn arbeidsregeling voorafgaand aan het ongeval en dit tot de consolidatiedatum.".

Art.146. In artikel 342 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  a) de woord "maandelijks" wordt geschrapt;
  b) de woorden "tijdens de referentieperiode van vier maanden" worden ingevoegd tussen de woorden "gepresteerde uren" en "wordt naar".

Art.147. Artikel 343 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt:
  "Art. 343. Onverminderd de mogelijkheid bedoeld in artikel 7 van de wet van 19 april 2014 om een individueel akkoord met betrekking tot de arbeidstijd te sluiten, wordt elk overuur in het licht van de bepalingen over de arbeidstijd vastgelegd in de wet van 19 april 2014 over de organisatie van de arbeidstijd gecompenseerd door verlof. ".

Art.148. In artikel 347 van hetzelfde besluit worden de woorden "door de hiërarchische meerdere" ingevoegd tussen de woorden "uitzonderlijk" en "worden opgelegd".

Art.149. In artikel 351 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  a) in paragraaf 1 worden de woorden "aan een wachtdienst" vervangen door de woorden "aan de operationele diensten zoals bepaald in het arbeidsreglement";
  b) in paragraaf 2 wordt d) geschrapt;
  c) een paragraaf 2/1 wordt ingevoegd, luidend als volgt: " § 2/1. de zwangerschap en/of ingevolge de bevalling 100 % van de in paragraaf 1 bedoelde premie in de volgende gevallen :
  a) na een tewerkstelling op een andere werkplek in een administratief stelsel overeenkomstig artikel 195, paragraaf 1, leden 3 tot 6;
  b) na een dienstvrijstelling in toepassing van artikel 195, paragraaf 1, lid 7.
  De vrouwelijke ambtenaar geniet van de in paragraaf 1 bedoelde premie in deze omstandigheden totdat de arbeidsgeneeskunde heeft besloten dat terugkeer in een operationele dienst mogelijk is.";
  d) in paragraaf 3 worden de woorden "wedertewerkstellingstoelage" vervangen door de woorden "premie voor operationaliteit".

Art.150. In artikel 368, derde lid, van hetzelfde besluit worden de woorden "Het begrip `prestatie' en de" ingevoegd voor de woorden "De minimum en" en het woord "De" wordt geschrapt.

Art.151. Artikel 369 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met de woorden ", tenzij de directieraad anders beslist in functie van de behoeften van de dienst".

Art.152. In artikel 374 van hetzelfde besluit, wordt het derde lid vervangen door wat volgt: "In afwijking van artikel 419 van het algemeen statuut, worden enkel de ervaring als beroepsbrandweerman in aanmerking genomen voor de berekening van de graad- en niveauanciënniteit.".

Art.153. In artikel 381, § 1, van de Franse versie van hetzelfde besluit wordt het leesteken "." toegevoegd na de woorden "Moniteur belge".

Art.154. In artikel 382 van de Nederlandse versie van hetzelfde besluit wordt het teken " § 3." ingevoegd vóór de woorden "De selectie van mandaathouders van rang A4".

Art.155. In artikel 387 van de Nederlandse versie van hetzelfde besluit, worden de woorden "officier-diensthoofd" door "officier-dienstchef" vervangen.

Art.156. In de artikelen 424, 425 en 426 van de Franse versie van hetzelfde besluit wordt telkens het teken " § " ingevoegd vóór het cijfer "1".

Art.157. In artikel 426 van de Nederlandse versie van hetzelfde besluit wordt het teken " § 1." ingevoegd voor het eerste lid.

Art.158. In artikel 429 van hetzelfde besluit wordt de zin "op de datum van de inwerkingtreding van het samenwerkingsakkoord tot uitvoering van artikel 306, § 2 van het federaal statuut," vervangen door de woorden "op 1 maart 2018".

Art.159. Artikel 429/1 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt:
  "Art. 429/1. De procedures met betrekking tot de stages die gestart zijn voor de inwerkingtreding van het besluit van 13 juli 2023 tot wijziging van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 24 augustus 2017 houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van het operationeel personeel van de Dienst voor Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp blijven onderworpen aan de geldende statutaire bepalingen op de datum van de toelating tot de stage.".

Art.160. Artikel 429/2 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt:
  "Art. 429/2. De aanwervings-, stage- en bevorderingsprocedures waarvoor de betrekking(en) vacant verklaard werd(en) voor de inwerkingtreding van het besluit van 13 juli 2023 tot wijziging van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 24 augustus 2017 houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van het operationeel personeel van de Dienst voor Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp, worden voortgezet op basis van de bepalingen die op hen van toepassing waren voor deze datum.".

Art.161. In artikel 431 van hetzelfde besluit, in artikel 431, worden de woorden "niveaus C en D" vervangen door de woorden "niveaus B en D".

Art.162. In hetzelfde besluit wordt een artikel 431/2 ingevoegd, luidend als volgt:
  "Art. 431/2. De personeelsleden die houder zijn van de graden van sergeant, sergeant-majoor en adjudant die op de datum van de inwerkingtreding van dit besluit de in artikel 368 van het algemeen statuut bedoelde tweetaligheidstoelage genieten, blijven het bedrag van de tweetaligheidstoelage ontvangen dat aan de personeelsleden van niveau C wordt toegekend, tot ze kunnen aantonen dat ze geslaagd zijn voor het examen voor de personeelsleden van niveau B, bedoeld in artikel 7 van het koninklijk besluit van 8 maart 2001 tot vaststelling van de voorwaarden voor het uitreiken van de bewijzen omtrent de taalkennis voorgeschreven bij de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966.".

Art.163. In artikel 438, § 1, wordt het tweede lid aangevuld met de volgende zin: "Deze bepaling is niet van toepassing indien de beëindiging van de activiteiten van de ambtenaar in het gespecialiseerde team voortvloeit uit een in het arbeidsreglement vastgelegde tekortkoming van zijnentwege.".

Art.164. Artikel 439 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art.165. In artikel 441 van hetzelfde besluit worden de woorden "op de datum van de inwerkingtreding van het samenwerkingsakkoord tot uitvoering van artikel 306, § 2, van het koninklijk besluit van 19 april 2014 betreffende het administratief statuut van het operationeel personeel van de hulpverleningszones," telkens vervangen door de woorden "op 1 maart 2018".

Art.166. Artikel 441/1 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt:
  "Art. 441/1. De tuchtprocedures die begonnen zijn voor de inwerkingtreding van het besluit van 13 juli 2023 tot wijziging van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 24 augustus 2017 houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van het operationeel personeel van de Dienst voor Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp (DBDMH) worden verdergezet volgens de bepalingen die op hen van toepassing waren vóór deze datum."

Art.167. In Boek V, Titel II van hetzelfde besluit, wordt hoofdstuk III, dat de artikelen 442, 443 en 443/1 bevat, opgeheven.

HOOFDSTUK II. - Opheffingsbepalingen
Art.168. Worden afgeschaft:
  1. het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 19 mei 1994 houdende vaststelling van de weddeschalen van de bijzondere graden van de Brusselse Hoofdstedelijke Dienst voor Brandweer en dringende Medische Hulp;
  2. het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 19 mei 1994 houdende de werkingsregels van de Brusselse Hoofdstedelijke Dienst voor Brandweer en Dringende Medische Hulp.

HOOFDSTUK III. - Overgangsbepalingen
Art.169. Dit besluit wordt van kracht op 1 september 2023.

Art. 170. De Minister van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bevoegd met Brandbestrijding en Dringende Medisch Hulp wordt belast met de uitvoering van dit besluit.