Details





Titel:

7 APRIL 2023. - Koninklijk besluit tot wijziging van artikel 19 van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 14-04-2023 en tekstbijwerking tot 02-10-2023)



Inhoudstafel:


Art. 1-5



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1969112813 



Uitvoeringsbesluit(en):

2023204838 



Artikels:

Artikel 1. Artikel 19, § 2, van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 20 juli 2022, wordt aangevuld met de bepaling onder 26°, luidende:
  "26° het bedrag van de vergoeding voortkomende uit:
  - de overdracht of de verlening van een licentie door de oorspronkelijke rechthebbende van auteursrechten en naburige rechten, alsook van de wettelijke en verplichte licenties die bij wet zijn geregeld, bedoeld in boek XI, titel 5, van het Wetboek van economisch recht of in analoge bepalingen van buitenlands recht;
  - die betrekking hebben op originele werken van letterkunde of kunst zoals bedoeld in artikel XI.165 van het Wetboek van economisch recht of op prestaties van uitvoerende kunstenaars zoals bedoeld in artikel XI.205 van hetzelfde Wetboek;
  - met het oog op de exploitatie of het daadwerkelijk gebruik van deze rechten, behalve in het geval van een gebeurtenis veroorzaakt buiten de wil van de overeenkomstsluitende partijen, overeenkomstig de eerlijke beroepsgebruiken, door de verkrijger, de licentiehouder of een derde;
  - op voorwaarde dat de voormelde oorspronkelijke rechthebbende beschikt over een kunstwerkattest als bedoeld in artikel 6 van de wet van 16 december 2022 tot oprichting van de Kunstwerkcommissie en tot verbetering van de sociale bescherming van kunstwerkers, of in analoge bepalingen of met gelijkaardige gevolgen heeft genomen door een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte; of
  - bij gebrek daaraan, dat de rechthebbende in het kader van de overdracht of de verlening van een licentie in overeenstemming met de eerste drie streepjes deze rechten overdraagt of in licentie geeft aan een derde voor mededeling aan het publiek, voor openbare uitvoering of opvoering, of voor reproductie.
  Volgende voorwaarden zijn van toepassing op de in het eerste lid vermelde vergoeding:
  a) tijdens de periode van de vier kwartalen van het kalenderjaar, mag het bedrag van de toegekende vergoedingen voor de overdracht of het in licentie geven van auteursrechten en naburige rechten, ten hoogste 30 pct. bedragen van de som van:
  - het totaalbedrag van het loon onderworpen aan socialezekerheidsbijdragen waarop de werknemer recht heeft;
  - het totaalbedrag van de door de werkgever aan de betrokken werknemer toegekende vergoedingen voor de overdracht of het in licentie geven van auteursrechten en naburige rechten;
  indien het bedrag van de toegekende vergoedingen meer bedraagt dan 30 pct. van de bovenvermelde som, dan wordt het bedrag dat deze 30 pct. overschrijdt onderworpen aan socialezekerheidsbijdragen;
  b) zowel het loon als de vergoeding voor de overdracht of het in licentie geven van de rechten zijn op een marktconforme manier vastgesteld. De werkgever houdt de bewijstukken van de verschillende beoordelingselementen ter beschikking van de Rijksdienst voor sociale zekerheid;
  c) het bedrag van de vergoeding wordt vermeld in de kwartaalaangifte aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid van het kwartaal waarin de vergoeding wordt toegekend.
  Indien de bovenvermelde rechten werden of worden verleend ter vervanging of ter omzetting van loon, premies, voordelen in natura of enig ander voordeel of een aanvulling hierbij, al dan niet bijdrageplichtig voor de sociale zekerheid, zijn de bepalingen in het tweede lid niet toepasselijk behalve indien aan volgende voorwaarden cumulatief is voldaan:
  - de werkgever heeft voor deze werknemer deze vergoeding als roerende inkomsten, bedoeld in artikel 17, § 1, 5°, van het WIB 92, aangegeven in de personenbelasting voor het belastbaar tijdperk 2022 of 2021, 2020, 2019 of 2018 in geval van regularisatie;
  - het bedrag van de vergoeding is beperkt tot het kleinste van volgende bedragen voor het jaar 2022 of 2021, 2020, 2019 of 2018 in geval van regularisatie:
  o het bedrag in de personenbelasting als roerende inkomsten bedoeld in artikel 17, § 1, 5°, WIB 92, aangegeven;
  o het verschil tussen de vergoeding die bij de fiscus en de vergoeding die bij de RSZ werd aangegeven als tegenprestatie voor de geleverde arbeid verricht in uitvoering van de arbeidsovereenkomst;
  - de werkgever geeft voor eind 2023 het om te zetten bedrag bij de RSZ aan en legt op verzoek het bewijs van het omgezette bedrag voor.".

Art.2.De werkgever die voldoet aan de cumulatieve voorwaarden voorzien in artikel 19, § 2, 26°, derde lid, van het bovenvermelde koninklijk besluit van 28 november 1969, ingevoegd bij artikel 1, kan de situatie van elk van zijn werknemers bij RSZ régulariseren voor de jaren 2018, 2019, 2020, 2021 en 2022 op basis van zijn fiscale situatie. Daartoe doet die werkgever [1 uiterlijk 31 december 2023]1 aangifte van alle niet bij de RSZ aangegeven vergoedingen die overeenkomen met de bedragen die voor de jaren 2018, 2019, 2020, 2021 en 2022 in de personenbelasting als roerende inkomsten bedoeld in artikel 17, § 1, 5°, WIB 92, werden aangegeven. De geregulariseerde bedragen geven niet langer aanleiding tot nabetaling van bijdragen, bijdrageopslagen, forfaitaire vergoedingen of verwijlintresten bij de RSZ.
  ----------
  (1)<KB 2023-09-27/02, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2023>

Art.3. De Koning evalueert twee jaar na de inwerkingtreding van dit besluit de impact op de financiering van de sociale zekerheid van de maatregel bedoeld in artikel 1, evenals elk eventueel oneigenlijk gebruik van deze maatregel, geëvalueerd in het kader van een algemene evaluatie, waarvoor het advies van de Nationale Arbeidsraad zal worden ingewonnen.

Art.4. Dit besluit heeft uitwerking op 1 januari 2023.

Art. 5. De minister die Werk onder zijn bevoegdheid heeft en de minister die Sociale Zaken onder zijn bevoegdheid heeft zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.