21 DECEMBER 2022. - Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot vaststelling van de voorwaarden voor de organisatie van een hybride opleiding in het onderwijs voor sociale promotie
HOOFDSTUK 1. - Inleidende bepalingen
Afdeling 1. - Definities
Art. 1
Afdeling 2. - Doel
Art. 2-3
HOOFDSTUK 2. - Algemene bepalingen
Afdeling 1. - Communicatie
Art. 4
Afdeling 2. - Bevoegdheden van de docent
Art. 5
Afdeling 3. - Bevoegdheden van de inrichtende macht
Art. 6-8
Afdeling 4. - Verantwoordelijkheden van de Inspectiedienst
Art. 9
HOOFDSTUK 3. - Opheffings- en slotbepalingen
Art. 10-12
HOOFDSTUK 1. - Inleidende bepalingen
Afdeling 1. - Definities
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
1° "decreet" : het decreet van 16 april 1991 houdende de organisatie van het onderwijs inzake sociale promotie;
2° "hybride onderwijs": leervorm gedefinieerd in artikel 5bis, 15°, van het decreet;
3° "docent" : de leraar of deskundige waarop een beroep wordt gedaan onder de voorwaarden bepaald in het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 26 januari 1993 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder een beroep wordt gedaan op deskundigen, aangeworven op basis van hun bijzondere bekwaamheden, voor het verrichten van bepaalde prestaties in het onderwijs voor sociale promotie onder het stelsel 1;
4° "leerplatform": online digitale omgeving die het gebruik van collaboratieve pedagogische instrumenten mogelijk maakt die communicatie, integratie en co-constructie van pedagogische reeksen vergemakkelijken, en verschillende feedback en leeranalyse biedt;
5° "co-constructie": constructie van onderwijsreeksen door verschillende docenten, met inbegrip van samenwerking door meerdere docenten in dezelfde onderwijsreeks;
6° "feedback": informatie in verband met de leerdoelen en evaluatiecriteria die aan de leerling wordt verstrekt, zoals concrete manieren om zich te verbeteren, aanduidingen van sterke en zwakke punten, aanvullende oefeningen aangepast aan de ondervonden moeilijkheden;
7° "scripting van onderwijsreeksen": een gedetailleerde beschrijving van elke onderwijsreeks. Deze beschrijving bestaat uit vier elementen: leerdoelen, inhoud, pedagogische activiteiten (of methoden) en evaluatiestrategieën;
8° "techno-pedagoog": ambt bedoeld in artikel 86, § 2, van het decreet - programma van 14 juli 2021 betreffende diverse maatregelen in verband met de bestrijding van de coronaviruscrisis, het Europees herstelplan, Gelijke kansen, Schoolgebouwen, WBE, Vrouwenrechten, Hoger onderwijs, Wetenschappelijk onderzoek, de non-profitsector, Onderwijs en Begrotingsfondsen.
Afdeling 2. - Doel
Art.2. Het hybride onderwijs kan van toepassing zijn op een onderwijsactiviteit of -activiteiten die een onderwijseenheid vormen als bedoeld in artikel 5bis, 9°, van het decreet van 16 april 1991 houdende de organisatie van onderwijs- of vormingsactiviteiten voor sociale promotie als bedoeld in artikel 26 van voornoemd decreet.
De beslissing om onderwijseenheden of opleidingsactiviteiten in hybride vorm op te zetten is onderworpen aan het voorafgaande advies van de sociale overlegorganen.
Art.3. Elke onderwijseenheid of opleidingsactiviteit in hybride vorm moet apart worden georganiseerd van die welke volledig in presentie wordt aangeboden. Op voorwaarde dat een aankondigingstermijn van 48 uur in acht wordt genomen zodat de lerenden zich kunnen organiseren en om alle voorwaarden van dit besluit in acht te nemen, met uitzondering van artikel 2, lid 2, en artikel 4, kan een onderwijseenheid of een opleidingsactiviteit die openstaat voor presentie-onderwijs, worden omgezet in hybride onderwijs indien het om uitzonderlijke redenen (staking in het openbaar vervoer, lockdown, enz.) aangewezen is een deel van de onderwijseenheid of de opleidingsactiviteit in hybride onderwijs te geven, is het wenselijk een deel van de onderwijseenheid of de opleidingsactiviteit op afstand of in co-modale vorm te geven.
HOOFDSTUK 2. - Algemene bepalingen
Afdeling 1. - Communicatie
Art.4. De instellingen stellen de overheid op de door haar vastgestelde wijze in kennis van de organisatie van onderwijseenheden of opleidingsactiviteiten die op hybride wijze worden georganiseerd.
Afdeling 2. - Bevoegdheden van de docent
Art.5. De docent stelt een draaiboek op voor de onderwijsreeksen die hij ontwikkelt of, in geval van gebruik van onderwijsreeksen die hij niet zelf heeft gemaakt, controleert of er een draaiboek is voor de onderwijsreeksen van de onderwijseenheden of van de opleidingsactiviteiten die in hybridisatie worden georganiseerd en die een continu of discontinu geheel van in de tijd gelede reeksen vormen met het oog op de verwezenlijking van de volgende doelstellingen, rekening houdend met het project van de instelling en de kenmerken van het publiek dat haar bezoekt:
1° de doelstellingen van het pedagogische dossier;
2° de pedagogische doelstellingen die de opleidingsactiviteit structureren en niet onderworpen zijn aan een certificaatevaluatie.
De docent definieert of formaliseert in gedrukte of digitale vorm de indeling van de inhoud van de opleiding in real time en op afstand in synchrone of asynchrone modus, het doel van de onderwijssequenties gericht op het verwerven van vaardigheden, de keuzes van de animaties, de navigatiewijzen in het leertraject en de soorten gebruikte media.
De docent deelt aan de studenten in digitale of gedrukte vorm de methoden van ondersteuning en interactie met en tussen de studenten, de doelstellingen, de leermomenten, de wijzen van hybridisatie volgens de te ontwikkelen leerresultaten en de methoden van certificatiebeoordeling mee, met uitzondering van de opleidingsactiviteiten.
Afdeling 3. - Bevoegdheden van de inrichtende macht
Art.6. In het kader van de in artikel 5, lid 3, bedoelde ondersteuning organiseert de inrichtende macht de ondersteuning met betrekking tot de toe-eigening van het leerplatform door de studenten, rekening houdend met de mate van autonomie en de specifieke behoeften van de studenten.
Art.7. De inrichtende macht garandeert gelijke toegang tot internet en computerapparatuur, inzonderheid:
1° door de materiële en technische middelen te koppelen aan de verbinding waardoor hybride onderwijs kan worden verstrekt;
2° door alle studenten de mogelijkheid te garanderen om over de materiële en technische middelen te beschikken om deel te nemen aan alle onderwijsactiviteiten, hetzij door hun toegang te verlenen tot lokalen met een digitale infrastructuur, hetzij door hun apparatuur ter beschikking te stellen;
3° door te garanderen dat alle docenten over de materiële en technische middelen beschikken om deze activiteiten uit te voeren.
Met betrekking tot de punten 1 en 2 geeft de inrichtende macht in het huishoudelijk reglement van haar instelling(en) aan hoe de student in voorkomend geval om toegang tot internet of tot computerfaciliteiten kan verzoeken.
De inrichtende macht biedt een leerplatform voor studenten, docenten en toezichthoudend personeel.
Art.8. De inrichtende macht zorgt ervoor dat docenten die hybride onderwijsactiviteiten verzorgen specifieke pedagogische en technische ondersteuning krijgen voor deze onderwijsvorm, teneinde de kwaliteit van de toegepaste hybride strategieën te waarborgen.
De pedagogische en technische ondersteuning is inzonderheid gebaseerd op:
1° de individuele of groepsopleidingen die door de docent worden gevolgd;
2° de ondersteuning van pedagogische adviseurs en techno-pedagogen bij de ontwikkeling van pedagogische instrumenten en ondersteuning van de digitale overgang;
3° de ondersteuning van techno-pedagogen, in het kader van de uitvoering van leerprojecten in verband met hybride onderwijs;
4° de middelen die het Centre de Ressources Pédagogiques (CRP) van de Franse Gemeenschap ter beschikking stelt van de docenten in het onderwijs voor sociale promotie in het kader van het hybride onderwijs.
Afdeling 4. - Verantwoordelijkheden van de Inspectiedienst
Art.9. De inspectie, bedoeld in artikel 3, derde lid, 3°, van het decreet van 10 januari 2019 betreffende de Algemene Inspectiedienst is belast met het opstellen van een verslag voor de regering over de stand van zaken van het hybride onderwijs voor sociale promotie, de analyse en de conformiteit van de pedagogische inrichting ervan en de relevantie ervan voor de pedagogische dossiers. Dit verslag wordt geïntegreerd in het meerjarenplan bedoeld in artikel 5, § 2, van het decreet van 10 januari 2019 betreffende de Algemene Inspectiedienst.
HOOFDSTUK 3. - Opheffings- en slotbepalingen
Art.10. Het besluit van de regering van de Franse Gemeenschap van 8 mei 2014 tot vaststelling van de voorwaarden voor de organisatie van e-learningactiviteiten door het Onderwijs voor Sociale Promotie wordt opgeheven.
Art.11. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van het academiejaar 2022-2023.
Art. 12. De minister bevoegd voor het Onderwijs voor Sociale Promotie is belast met de uitvoering van dit besluit.