Details





Titel:

23 SEPTEMBER 2022. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994



Inhoudstafel:


Art. 1-9



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. In artikel 203/1, tweede lid, van het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 27 april 2017, wordt de zin "De referteperiode wordt evenwel verlengd tot maximaal achttien maanden voor de seizoenarbeiders, de arbeiders bij tussenpozen en de deeltijdse werknemers die zich wegens hun arbeidsregeling in de onmogelijkheid bevinden hun wachttijd te vervullen binnen zes maanden." vervangen als volgt:
  "Zij volbrengen echter hun wachttijd indien zij over een periode van zes maanden honderddrieëndertig arbeidsuren presteren op voorwaarde dat zij zich wegens hun arbeidsregeling in de onmogelijkheid bevinden om vierhonderd arbeidsuren te presteren tijdens deze zes maanden.".

Art.2. In artikel 205/1, § 3, tweede lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 27 april 2017, wordt de zin "De referteperiode wordt evenwel verlengd tot maximaal negen maanden voor de seizoenarbeiders, de arbeiders bij tussenpozen en de deeltijdse werknemers die zich wegens hun arbeidsregeling in de onmogelijkheid bevinden hun verminderde wachttijd in drie maanden te volbrengen." vervangen als volgt :
  "Zij volbrengen echter hun wachttijd indien zij over een periode van drie maanden zevenenzestig arbeidsuren of gelijkgestelde uren presteren op voorwaarde dat zij zich wegens hun arbeidsregeling in de onmogelijkheid bevinden om tweehonderd arbeidsuren te presteren tijdens deze drie maanden.".

Art.3. Artikel 206/1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 27 april 2017, wordt vervangen als volgt :
  "Art. 206/1. Voor de toekenning van de in artikel 113 van de gecoördineerde wet bedoelde moederschapsuitkering, is een vrijstelling van wachttijd van toepassing voor de persoon die de hoedanigheid van gerechtigde in de zin van artikel 86, § 1, 1°, van de gecoördineerde wet verkrijgt, op voorwaarde dat hij de voormelde hoedanigheid verkrijgt uiterlijk de dertigste dag nadat hij de hoedanigheid van gerechtigde bedoeld in artikel 3 van het koninklijk besluit van 20 juli 1971 houdende instelling van een uitkeringsverzekering en een moederschapsverzekering ten voordele van de zelfstandigen en van de meewerkende echtgenoten verloor en hij de in die regeling voorgeschreven wachttijd heeft volbracht of ervan was vrijgesteld.".

Art.4. In hetzelfde besluit wordt een artikel 206/2 ingevoegd, luidende :
  "Art. 206/2. Wanneer iemand niet van de vervulling van de wachttijd in het stelsel van de zelfstandigen was vrijgesteld en slechts voor één kalenderkwartaal waarin hij de hoedanigheid van gerechtigde bedoeld in artikel 3 van het koninklijk besluit van 20 juli 1971 houdende instelling van een uitkeringsverzekering en een moederschapsverzekering ten voordele van de zelfstandigen en van de meewerkende echtgenoten had, de op grond van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen verschuldigde bijdrage heeft betaald, wordt voor de toekenning van de in artikel 113 van de gecoördineerde wet bepaalde moederschapsuitkering de wachttijd verminderd tot drie maanden die ten minste zestig arbeidsdagen of gelijkgestelde dagen omvatten, op voorwaarde dat er geen termijn van meer dan dertig dagen verstreken is tussen het verlies van de voormelde hoedanigheid van gerechtigde in het stelsel van de zelfstandigen en het verwerven van de hoedanigheid van gerechtigde in de zin van artikel 86, § 1, 1°, van de gecoördineerde wet.
  De seizoenarbeiders, de arbeiders bij tussenpozen en de deeltijdse werknemers volbrengen de verminderde wachttijd indien zij over een periode van drie maanden, tweehonderd arbeidsuren of gelijkgestelde uren presteren. Zij volbrengen echter hun wachttijd indien zij over een periode van drie maanden zevenenzestig arbeidsuren of gelijkgestelde uren presteren op voorwaarde dat zij zich wegens hun arbeidsregeling in de onmogelijkheid bevinden om tweehonderd arbeidsuren te presteren tijdens deze drie maanden.".

Art.5. In artikel 207/2 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 27 april 2017, worden de woorden "206/2," ingevoegd tussen de woorden "206/1," en de woorden "207,".

Art.6. In titel III, hoofdstuk III, van hetzelfde besluit, wordt in de Franse tekst het woord "stage" telkens vervangen door de woorden "stage d'attente".

Art.7. In artikel 292 van hetzelfde besluit, wordt in de Franse tekst het woord "stage" vervangen door de woorden "stage d'attente".

Art.8. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 2 augustus 2022 en is van toepassing op de periodes van moederschapsbescherming, omgezet moederschapsverlof, vaderschaps- of geboorteverlof, adoptieverlof en pleegouderverlof die ten vroegste op deze datum aanvatten.

Art. 9. De minister bevoegd voor Sociale Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.