Details





Titel:

17 JUNI 2022. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering betreffende het verhogen van de minima in het kader van de strijd tegen de armoede



Inhoudstafel:


Art. 1-5



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. In artikel 114 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering, vervangen bij het koninklijk besluit van 23 juli 2012 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 17 augustus 2013, 20 juli 2015, 3 september 2017, 2 juni 2019, 22 december 2020 en 14 juli 2021, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in paragraaf, 3, 3°, wordt het bedrag van "15,91 euro" vervangen als volgt :
  a) vanaf 1 januari 2022 door het bedrag van "16,09 euro";
  b) vanaf 1 januari 2023 door het bedrag van "16,27 euro";
  2° in paragraaf 4, eerste lid, wordt het bedrag van "22,04 euro" tweemaal vervangen als volgt:
  a) vanaf 1 januari 2022 door het bedrag van "22,29 euro";
  b) vanaf 1 januari 2023 door het bedrag van "22,54 euro".

Art.2. In artikel 115 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 3 september 2017 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 2 juni 2019, 22 december 2020 en 14 juli 2021, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in paragraaf 1, 1°, wordt het bedrag van "37,83 euro" vervangen als volgt :
  a) vanaf 1 januari 2022 door het bedrag van "38,26 euro";
  b) vanaf 1 januari 2023 door het bedrag van "38,69 euro";
  2° in paragraaf 1, 2°, wordt het bedrag van "30,66 euro" vervangen als volgt :
  a) vanaf 1 januari 2022 door het bedrag van "31,00 euro";
  b) vanaf 1 januari 2023 door het bedrag van "31,35 euro";
  3° in paragraaf 2, eerste lid, 1°, wordt het bedrag van "29,51 euro" vervangen als volgt :
  a) vanaf 1 januari 2022 door het bedrag van "29,84 euro";
  b) vanaf 1 januari 2023 door het bedrag van "30,18 euro";
  4° in paragraaf 2, eerste lid, 2°, wordt het bedrag van "27,24 euro" vervangen als volgt :
  a) vanaf 1 januari 2022 door het bedrag van "27,55 euro";
  b) vanaf 1 januari 2023 door het bedrag van "27,86 euro";
  5° in paragraaf 2, eerste lid, 3° en 4°, a), wordt het bedrag van "22,58 euro" vervangen als volgt :
  a) vanaf 1 januari 2022 door het bedrag van "22,83 euro";
  b) vanaf 1 januari 2023 door het bedrag van "23,09 euro";
  6° in paragraaf 2, eerste lid, 4°, b), wordt het bedrag van "22,04 euro" vervangen als volgt :
  a) vanaf 1 januari 2022 door het bedrag van "22,29 euro";
  b) vanaf 1 januari 2023 door het bedrag van "22,54 euro".

Art.3. In artikel 124 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 23 juli 2012, 17 augustus 2013, 20 juli 2015, 3 september 2017, 15 oktober 2018, 2 juni 2019, 22 december 2020 en 14 juli 2021, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in het eerste lid, 1°, wordt het bedrag van "36,86 euro" vervangen als volgt :
  a) vanaf 1 januari 2022 door het bedrag van "37,27 euro";
  b) vanaf 1 januari 2023 door het bedrag van "37,69 euro";
  2° in het eerste lid, 2°, a), wordt het bedrag van "10,18 euro" vervangen als volgt :
  a) vanaf 1 januari 2022 door het bedrag van "10,29 euro";
  b) vanaf 1 januari 2023 door het bedrag van "10,41 euro";
  3° in het eerste lid, 2°, b), wordt het bedrag van "16,00 euro" vervangen als volgt :
  a) vanaf 1 januari 2022 door het bedrag van "16,18 euro";
  b) vanaf 1 januari 2023 door het bedrag van "16,36 euro";
  4° in het eerste lid, 2°, c), wordt het bedrag van "26,74 euro" vervangen als volgt :
  a) vanaf 1 januari 2022 door het bedrag van "27,04 euro";
  b) vanaf 1 januari 2023 door het bedrag van "27,34 euro";
  5° in het eerste lid, 3°, a), wordt het bedrag van "8,43 euro" vervangen als volgt :
  a) vanaf 1 januari 2022 door het bedrag van "8,52 euro";
  b) vanaf 1 januari 2023 door het bedrag van "8,62 euro";
  6° in het eerste lid, 3°, b), wordt het bedrag van "13,44 euro" vervangen als volgt :
  a) vanaf 1 januari 2022 door het bedrag van "13,59 euro";
  b) vanaf 1 januari 2023 door het bedrag van "13,74 euro";
  7° in het tweede lid wordt het bedrag van "9,40 euro" vervangen als volgt:
  a) vanaf 1 januari 2022 door het bedrag van "9,51 euro";
  b) vanaf 1 januari 2023 door het bedrag van "9,62 euro";
  8° in het tweede lid wordt het bedrag van "15,10 euro" vervangen als volgt:
  a) vanaf 1 januari 2022 door het bedrag van "15,27 euro";
  b) vanaf 1 januari 2023 door het bedrag van "15,44 euro";
  9° in het derde lid wordt het bedrag van "38,29 euro" vervangen als volgt :
  a) vanaf 1 januari 2022 door het bedrag van "38,72 euro";
  b) vanaf 1 januari 2023 door het bedrag van "39,16 euro".

Art.4. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2022.

Art. 5. De minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.