17 JUNI 2022. - Koninklijk besluit tot wijziging van artikel 8bis van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders
Art. 1-3
Artikel 1. In artikel 8bis van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 21 juni 1994 en laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 28 december 2020, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
a) in paragraaf 1, tweede lid, wordt de bepaling onder 1° vervangen als volgt:
"1° wat de handarbeiders betreft die onder het Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijf ressorteren, met uitzondering van de handarbeiders die tewerkgesteld zijn aan werken in de witloofteelt of de champignonteelt: de handarbeider tewerkgesteld gedurende maximaal 65 dagen per kalenderjaar, tenzij de tewerkstelling bestaat uit het aanplanten en onderhouden van parken en tuinen;
voor het jaar 2022, wat de handarbeiders betreft die onder het Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijf ressorteren, met uitzondering van de handarbeiders die tewerkgesteld zijn aan werken in de fruitteelt: de handarbeider tewerkgesteld gedurende maximaal 65 dagen per kalenderjaar, tenzij de tewerkstelling bestaat uit het aanplanten en onderhouden van parken en tuinen;";
b) in paragraaf 1, tweede lid, wordt de bepaling onder 6° vervangen als volgt:
"6° voor het jaar 2022, wat de handarbeiders betreft die tewerkgesteld zijn in de fruitteelt: de handarbeider tewerkgesteld gedurende maximaal 100 dagen per kalenderjaar, met uitzondering van de werknemers die ressorteren onder het Paritair Comité voor de uitzendarbeid, wat de laatste 35 dagen van de 100 dagen betreft.";
c) paragraaf 1 wordt aangevuld met een lid, luidende:
"In afwijking van het tweede lid, worden de quota bedoeld in het tweede lid voor het jaar 2022 aangepast als volgt: het maximum van 30 dagen wordt telkens 60 dagen en het maximum van 65 dagen wordt telkens 100 dagen.";
d) paragraaf 2 wordt aangevuld met een lid, luidende:
"Voor het jaar 2022 wordt het maximum van 65 dagen, bedoeld in het eerste lid, 100 dagen.";
e) paragraaf 3 wordt aangevuld met een lid, luidende:
"Voor het jaar 2022 wordt, in afwijking van het eerst lid, de beperking tot 65 dagen verhoogd tot 100 dagen.";
f) in paragraaf 4 wordt het tweede lid vervangen als volgt:
"Wordt niet als gelegenheidsarbeider in de zin van dit artikel beschouwd, de werknemer die in de loop van de 180 voorafgaande dagen in dezelfde onderneming heeft gewerkt met toepassing van de wet in een andere hoedanigheid dan die van gelegenheidsarbeider zoals hier omschreven.";
g) in paragraaf 4 wordt het zesde lid vervangen als volgt:
"Voor de toepassing van deze paragraaf verstaat men onder dezelfde onderneming, het geheel van juridische entiteiten die worden bestuurd door dezelfde bestuurders en/ of beheerders of die behoren tot dezelfde technische bedrijfseenheid zoals bedoeld in de wet van 20 september 1948 houdende organisatie van het bedrijfsleven.";
h) de paragrafen 4/1 en 4/2 worden vervangen als volgt:
" § 4/1. Voor de berekening van de 180 dagen, bedoeld in paragraaf 4, wordt geen rekening gehouden met een tewerkstelling in de onderneming tijdens genoemde periode, wanneer deze werd uitgevoerd in het kader van een contract voor bepaalde duur of voor een duidelijk omschreven werk van maximaal zes opeenvolgende kalenderweken.
§ 4/2. In afwijking van paragraaf 4 is de 180-dagenregel niet van toepassing op de werknemer die als gelegenheidswerknemer in dezelfde onderneming wenst te werken nadat diens arbeidsovereenkomst op de wettelijke pensioenleeftijd werd beëindigd.".
Art.2. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2022.
Art. 3. De minister bevoegd voor Werk en de minister bevoegd voor Sociale Zaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.