17 MAART 2022. - Koninklijk besluit tot wijziging van artikel 4 en opheffing van het artikel 4bis van het koninklijk besluit van 9 januari 1995 tot vaststelling voor de handarbeiders en ermee gelijkgestelden die verzekeringsplichtig zijn ten opzichte van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders van het fictief loon voor de inactiviteitsdagen die met normale werkelijke arbeidsdagen worden gelijkgesteld door de wetgeving betreffende de jaarlijkse vakantie van de werknemers
Art. 1-4
Artikel 1. Artikel 4 van het koninklijk besluit van 9 januari 1995 tot vaststelling voor de handarbeiders en ermee gelijkgestelden die verzekeringsplichtig zijn ten opzichte van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders van het fictief loon voor de inactiviteitsdagen die met normale werkelijke arbeidsdagen worden gelijkgesteld door de wetgeving betreffende de jaarlijkse vakantie van de werknemers, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 22 juni 2004, wordt vervangen als volgt:
"Art. 4. Voor de personen die verbonden zijn door een arbeidsovereenkomst voor het leveren van artistieke prestaties en/of het produceren van artistieke werken in de zin van artikel 1bis, § 1, van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, mag het in artikel 1 bedoelde fictief dagloon voor de met normale werkelijke arbeidsdagen gelijkgestelde dagen het bedrag van 110 euro en 39 cent niet overstijgen.
Vanaf het vakantiejaar 2022 wordt het hierboven vermelde bedrag elk vakantiejaar aangepast op grond van de evolutie van de waarde van de afgevlakte gezondheidsindex. De indexatie gebeurt als volgt: basisbedrag zoals hierboven vermeld vermenigvuldigd met de afgevlakte gezondheidsindex van de maand voorafgaand aan 1 januari van het vakantiejaar en gedeeld door de afgevlakte gezondheidsindex van de maand voorafgaand aan 1 januari van het voorgaande vakantiejaar.".
Art.2. Artikel 4bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij de koninklijk besluit van 16 december 2003, wordt opgeheven.
Art.3. Dit besluit is voor de eerste maal van toepassing voor de berekening van het vakantiegeld voor het vakantiejaar 2021, vakantiedienstjaar 2020.
Art. 4. De minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.