15 DECEMBER 2022. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot bepaling van tijdelijke maatregelen om de vraag naar gas en elektriciteit te verminderen en voor toegang tot het statuut van beschermde afnemer voor de huishoudens in het kader van de energiecrisis
Art. 1-9
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:
1° `lichtgevende reclame': opschrift, vorm of beeld met als doel het publiek te informeren of de aandacht ervan te trekken, met inbegrip van de drager, in hoofdzaak bestaande uit één of meerdere lichtbronnen, uitgezonderd de uithangborden en de bewegwijzering voor wegen, plaatsen en gebouwen van algemeen nut;
2° `lichtgevend uithangbord': opschrift, vorm of beeld in hoofdzaak bestaande uit één of meerdere lichtbronnen, of een geheel van deze elementen, geplaatst op een gebouw en betrekking hebbend op een activiteit die er wordt uitgeoefend;
3° `handelszaak': geheel van voor het publiek toegankelijke lokalen waarin diensten aan het publiek worden verleend of roerende goederen aan het publiek worden verkocht, met inbegrip van de bijbehorende kantoren en lokalen;
4° `kantoren': gebouwen of delen van gebouwen die niet bij een woning horen en die bestemd zijn:
- hetzij voor beheers- of administratiewerkzaamheden van een onderneming of een openbare dienst;
- hetzij voor de uitoefening van een vrij beroep;
- hetzij voor de activiteiten van ondernemingen voor intellectuele dienstverlening;
5° `ordonnantie van 19 juli 2001': de ordonnantie van 19 juli 2001 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;
6° `ordonnantie van 1 april 2004': de ordonnantie van 1 april 2004 betreffende de organisatie van de gasmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, betreffende wegenisretributies inzake gas en elektriciteit en houdende wijziging van de ordonnantie van 19 juli 2001 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;
7° `huishouden': gezin in de zin van artikel 2, punt 30°, van de ordonnantie van 19 juli 2001 en artikel 3, punt 27°, van de ordonnantie van 1 april 2004;
8° `auto': auto in de zin van artikel 2, punt 2.21°, van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg.
Art.2. De lichtgevende reclame en de lichtgevende uithangborden worden ten minste tussen 23.00 en 6.00 uur gedoofd, met uitzondering van:
1° de lichtgevende uithangborden met betrekking tot nachtwinkels en horecazaken, met een geldige vergunning, die mogen blijven branden tijdens de effectieve openingsuren;
2° de lichtgevende uithangborden met betrekking tot apotheken of andere gebouwen waar wachtdiensten worden verzekerd, die mogen blijven branden tijdens de wachtdiensten.
De burgemeester van een gemeente kan van het eerste lid afwijken voor de lichtgevende reclame en/of lichtgevende uithangborden op een door hem bepaald deel van het gemeentelijke grondgebied, indien het noodzakelijk is ze na 23.00 uur verlicht te houden om een bestaand veiligheidsrisico in de openbare ruimte te beperken. In dat geval kan hij de in het eerste lid bedoelde uitschakelingstermijn beperken tot hetgeen strikt noodzakelijk is om dat risico het hoofd te bieden.
Art.3. De binnenverlichting van de handelszaken en de kantoren wordt ten minste van 23.00 tot 6.00 uur gedoofd, behalve wanneer er in die periode een activiteit wordt uitgeoefend; in dat geval mag de verlichting voor de duur van die activiteit blijven branden voor zover dat noodzakelijk is voor het goede verloop ervan.
Art.4. Elk gebouw dat wordt verwarmd of gekoeld met behulp van een of meer verwarmings- of klimaatregelingssystemen wordt uitgerust met handmatige of automatische deuren om het warmteverlies naar de buitenruimten te beperken.
Wanneer een of meer van die verwarmings- of klimaatregelingssystemen in werking zijn, mogen die deuren onder normale uitbatingsomstandigheden van het gebouw niet worden opengehouden door de natuurlijke persoon of rechtspersoon die voor het beheer van het gebouw of het betrokken deel van het gebouw verantwoordelijk is, met inbegrip van tijdens de openingsuren voor het publiek, behalve wanneer veiligheidseisen of aanbevelingen van de bevoegde autoriteiten het openhouden ervan opleggen, zoals de brandveiligheids- of brandalarmeisen.
Art.5. Het gebruik van verwarmings- of klimaatregelingssystemen die elektriciteit of gas verbruiken en buiten een gebouw werken, is verboden, met uitzondering van de systemen die werken:
- in een overdekte, luchtdichte ruimte, afgesloten door harde zijwanden die door een luchtdichte verbinding met de bovenwand zijn verbonden;
- in een vaste kiosk, met een geldige vergunning, die bestemd is voor de verkoop van goederen aan de consument;
- in een auto of mobiele installatie met een gesloten cabine die speciaal is ingericht voor de ambulante verkoop van goederen aan de consument, en daarvoor geldig is vergund, zoals een foodtruck of elke andere auto die is ingericht voor de ambulante verkoop van goederen op een markt;
- in een tijdelijke, overdekte en gesloten inrichting waar kermis- of circusactiviteiten worden georganiseerd of waar culturele, sportieve, feestelijke, religieuze of politieke evenementen worden gehouden, met een geldige vergunning.
Art.6. Naast het recht voorzien in de artikelen 25septies, § 1, § 2 en § 3 van de ordonnantie van 19 juli 2001 en 20quinquies, § 1, § 2 en § 3 van de ordonnantie van 1 april 2004, kan een huishouden om de toekenning van het statuut van beschermde afnemer vragen met inachtneming van de voorwaarden voorzien in voornoemde artikelen, na ontvangst van de aanmaning verzonden door de leverancier overeenkomstig de artikelen 25sexies, § 1, eerste lid, van de ordonnantie van 19 juli 2001 en 20quater, § 1, eerste lid, van de ordonnantie van 1 april 2004.
Art.7. Wordt gestraft met een geldboete van 1,20 tot 495 euro, wie:
1° als uitbater van een lichtgevende reclame of een lichtgevend uithangbord de verplichting bedoeld in artikel 2 niet nakomt;
2° als uitbater of zaakvoerder van een handelszaak of kantoren de verplichting bedoeld in artikel 3 niet nakomt;
3° de verplichting opgelegd in artikel 4 niet nakomt wanneer die op hem van toepassing is;
4° als verantwoordelijke voor het gebruik van een verwarmings- of klimaatregelingssysteem de verplichting opgelegd in artikel 5 niet nakomt;
Art.8. De bij dit besluit voorgeschreven maatregelen zijn van toepassing tot en met 31 december 2023. In geval van verlenging van de toepassingsperiode van verordening (EU) 2022/1854 van de Raad van 6 oktober 2022 betreffende een noodinterventie in verband met de hoge energieprijzen, naar aanleiding van de in artikel 20 bedoelde evaluatie van hoofdstuk II daarvan, kan de regering deze maatregelen verlengen tot na 31 december 2023 door zich aan te passen aan de nieuwe toepassingsperiode van genoemde verordening.
Art. 9. De minister die bevoegd is voor Energie, wordt belast met de uitvoering van dit besluit.