Details





Titel:

6 OKTOBER 2022. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de subcategorieën van taxidiensten en de quota en tarieven die erop van toepassing zijn



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK 1. - De subcategorieën van taxidiensten
Art. 1-4
HOOFDSTUK 2. - De quota die gelden voor de categorieën en subcategorieën van taxidiensten
Art. 5
HOOFDSTUK 3. - De tarieven
Afdeling 1. - Tarieven die van toepassing zijn op de standplaatsdiensten en de straattaxidiensten
Art. 6-9
Afdeling 2. - Tarieven die van toepassing zijn op de ceremoniële taxidiensten
Art. 10
Afdeling 3. - Tarieven die van toepassing zijn op de collectieve taxiritten
Art. 11
Afdeling 4. - Jaarlijkse indexering
Art. 12
HOOFDSTUK 4. - Opheffings- en slotbepalingen
Art. 13-16



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

2003031472  2008031141  2010031474  2019040537 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

HOOFDSTUK 1. - De subcategorieën van taxidiensten
Artikel 1. Subcategorieën van standplaatstaxidiensten
  Binnen de categorie van de standplaatstaxidiensten kunnen de voertuigen onder de hierna genoemde voorwaarden voor een van de volgende subcategorieën worden bestemd:
  1° PBM: de voertuigen met de volgende kenmerken:
  a) volgens de datum op het inschrijvingsbewijs niet meer dan acht jaar oud zijn te rekenen vanaf de eerste ingebruikname;
  b) Een persoon in zijn rolstoel kunnen vervoeren;
  c) De voor de rolstoel en de gebruiker ervan voorbehouden minimumruimte is 1,40 meter hoog, 0,70 meter breed en 1,30 meter lang. Deze afmetingen moeten in acht genomen worden in de hele ruimte die voor de rolstoel en de gebruiker ervan is voorbehouden;
  d) Het voertuig moet aan het portier waarlangs ingestapt wordt, beschikken over een vrije hoogte van ten minste 1,35 m;
  e) De voor de rolstoel bestemde ruimte dient tussen de zetels van de andere passagiers te worden geïntegreerd en moet omgevormd kunnen worden tot een plaats voor een valide persoon door middel van een neerklapbare zetel;
  f) Het voertuig moet toegankelijk zijn via een zacht hellend vlak of een elevator;
  g) De hoogte van de vloer van het voertuig dient aangepast te zijn voor het comfort van de gebruiker. Indien een hellend vlak wordt aangebracht, moet het altijd goed werken en minstens aan de volgende vereiste veiligheidsvoorschriften voldoen:
  i) uitgerust zijn met antislipmatten;
  ii) uitgerust zijn met zijdelingse stootranden;
  iii) omzoomd zijn met een reflecterende strook van 10 mm;
  iv) een minimale nuttige breedte van 700 mm hebben;
  v) een niveauverschil van maximaal 1,5 mm hebben;
  vi) een maximumgewicht van minstens 350 kg kunnen dragen;
  vii) niet meer dan 22% hellen;
  h) Voldoende zijdelingse zichtbaarheid aan de gebruikers bieden;
  i) De gebruiker in zijn rolstoel optimale veiligheid bieden. Hiertoe moet de rolstoel aan de grond vastgezet worden door middel van een schokbestendig bevestigingssysteem met snelle vergrendeling, dat voldoet aan de meest recente geldende normen. Dat systeem moet altijd goed werken. De passagierszetels van het voertuig kunnen worden gebruikt om alle zijdelingse bewegingen van de rolstoel te beperken. Een handleiding voor het in elkaar zetten en uit elkaar halen van het verankeringssysteem moet zich aan boord van het voertuig bevinden;
  j) Vooraan en achteraan uitgerust zijn met een handgreep die het in- en uitstappen van de gebruikers vergemakkelijkt;
  k) De voor de rolstoel bestemde ruimte moet uitgerust zijn met een veiligheidsgordel met drie bevestigingspunten met verankering in de bodem en gehomologeerd overeenkomstig de meest recente geldende normen. Deze moet altijd goed werken. Een handleiding die de werking van de veiligheidsgordel uiteenzet, moet zich binnen handbereik van de passagier in zijn rolstoel aan boord van het voertuig bevinden;
  2° "Nuluitstoot" - elektrisch: de voertuigen met de volgende kenmerken:
  a) volgens de datum op het inschrijvingsbewijs niet meer dan acht jaar oud zijn te rekenen vanaf de eerste ingebruikname;
  b) enkel aangedreven door een elektrische motor.
  3° "Nuluitstoot" - waterstof: de voertuigen met de volgende kenmerken:
  a) volgens de datum op het inschrijvingsbewijs niet meer dan acht jaar oud zijn te rekenen vanaf de eerste ingebruikname;
  b) Aangedreven worden door een elektrische motor met een brandstofcel.

Art.2. Subcategorieën van straattaxidiensten
  Binnen de categorie van de straattaxidiensten kunnen de voertuigen onder de hierna genoemde voorwaarden voor een van de volgende subcategorieën worden bestemd:
  1° PBM: de voertuigen met de onder artikel 1, 1° opgesomde kenmerken;
  2° "Nuluitstoot" - elektrisch: de voertuigen met de onder artikel 1, 2° vermelde kenmerken;
  3° "Nuluitstoot" - waterstof: de voertuigen met de onder artikel 1, 3° vermelde kenmerken:
  4° "Grote luxe": de voertuigen met de volgende kenmerken:
  a) volgens de datum op het inschrijvingsbewijs niet meer dan tien jaar oud zijn te rekenen vanaf de eerste ingebruikname;
  b) een wielbasis van 2,90 meter of meer hebben;
  c) een nieuwe aankoopwaarde hebben van minstens 60.500 euro volgens de prijzen exclusief opties en exclusief taksen, zoals opgenomen in de officiële prijscatalogus voor verkoop in nieuwe staat van de constructeur of verdeler aan de eindverbruiker. Deze voorwaarde geldt niet voor de luxevoertuigen die momenteel door een exploitant van een dienst voor het verhuren van voertuigen met chauffeur in toepassing van de ordonnantie van 27 april 1995 betreffende de taxidiensten en de diensten voor het verhuren van voertuigen met chauffeur zijn geregistreerd.
  De in het eerste lid vermelde bedragen worden automatisch geïndexeerd op 1 januari van elk jaar en voor de eerste keer op 1 januari 2023, op de volgende basis:
  "nieuw bedrag = 60.500 euro x [index van de consumptieprijzen van de maand december voorafgaand aan de indexering] gedeeld door [index van de consumptieprijzen van de maand december 2021]"

Art.3. Subcategorieën van ceremoniële taxidiensten
  Binnen de categorie van de ceremoniële taxidiensten kunnen de voertuigen voor de subcatégorie "Oldtimers" worden bestemd indien zij voldoen aan de voorwaarden van artikel 5, § 2, 7°, van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 25 januari 2018 betreffende het instellen van een lage-emissiezone.

Art.4. Omschakeling naar de "algehele nuluitstoot"
  § 1. Onder voorbehoud van de veronderstellingen in §§ 2 tot en met 4 moeten vanaf 1 januari 2025:
  1° alle nieuw geregistreerde voertuigen, met inbegrip van de vervangvoertuigen, een nuluitstoot hebben;
  2° worden de in de artikelen 1 en 2 bedoelde "nuluitstoot"-subcategorieën niet meer gebruikt bij de toekenning van de identificatievignetten.
  § 2. Lid 1 is niet van toepassing op voertuigen die zijn ingedeeld in een van de in de artikelen 1 en 2 genoemde subcategorieën van PBM.
  § 3. Een individuele afwijking van § 1 kan door de Administratie worden toegestaan aan de exploitant die ter staving van zijn verzoek om afwijking de bestelbon voor een "nuluitstoot" voertuig bezorgt, waaruit blijkt dat de leveringstermijn meer dan vijf maanden bedraagt vanaf de ondertekening van genoemde bon. Deze vrijstelling eindigt 10 werkdagen na de datum van aflevering van het voertuig.
  § 4. Indien zij vóór het verstrijken van de in § 1 bedoelde termijn, na het gemotiveerde advies van de taskforce Elektrische Oplaadpunten, vaststelt dat de plaatsing van de openbare infrastructuur van oplaadpunten op die datum niet voldoende zal zijn, verschuift de Regering de termijn naar een door haar te bepalen datum, afhankelijk van de snelheid waarmee de bedoelde infrastructuur wordt geplaatst.

HOOFDSTUK 2. - De quota die gelden voor de categorieën en subcategorieën van taxidiensten
Art.5. De quota
  Onderstaande tabel bepaalt voor de categorieën en subcategorieën van taxidiensten waarop hij betrekking heeft, het minimum- en/of maximumaantal voertuigen waarvoor de in artikel 17 van de ordonnantie bedoelde identificatievignetten, met uitzondering van de vignetten voor de reservevoertuigen, afgeleverd kunnen worden:


Categorie/
  Subcategorie
Minimum Maximum Catégorie/
  Sous-catégorie
Minimum Maximum
      
1.Standplaatstaxi's  1425 1. Taxis de station  1425
PBM 150  PMR 150  
Nuluitstoot elektrisch 140  Zéro-
  émissions électrique
140  
Nuluitstoot waterstof 25  Zéro-
  émissions hydrogène
25  
2. Straattaxi's  1825 2. Taxis de rue  1825
PBM 50  PMR 50  
Nuluitstoot elektrisch 50  Zéro-
  émissions électrique
50  
Nuluitstoot waterstof 25  Zéro-
  émissions hydrogène
25  
Grote luxe  85 Grand luxe  85
HOOFDSTUK 3. - De tarieven

Afdeling 1. - Tarieven die van toepassing zijn op de standplaatsdiensten en de straattaxidiensten
Art.6. Tarieven in geval van een panne van het voertuig   § 1. In geval van een panne van het voertuig die snel hersteld kan worden, kan de gebruiker ervoor kiezen om:   1° hetzij het voertuig te verlaten en het op het moment van het ontstaan van de panne geregistreerde bedrag te betalen;   2° hetzij aan boord van het voertuig te blijven met, in dat geval, aftrek van de wachttijd voor de herstelling.   § 2. In geval van een panne van het voertuig die niet snel hersteld kan worden, een ongeval of een ander incident waardoor het voertuig niet verder kan, is het op het moment van het ontstaan van het oponthoud geregistreerde bedrag verschuldigd, op voorwaarde dat de exploitant zijn best doet om de gebruiker een ander voertuig te bezorgen en mits het instapgeld voor dat andere voertuig wordt afgetrokken.
Art.7. Specifieke tariefbepalingen voor de standplaatstaxidiensten die zonder reservering worden verleend
  Voor standplaatstaxidiensten die zonder reservering worden verleend, zijn de volgende forfaitaire tarieven van toepassing:
  1° Het instapgeld voor de gebruiker wordt vastgesteld op 2,60 euro;
  2° Voor nachtritten tussen 22 uur en 6 uur wordt een forfaitaire toeslag van 2,00 euro toegepast;
  3° De prijs per minuut wordt vastgesteld op 60 eurocent per begonnen minuut;
  4° De kilometerprijs wordt vastgesteld op 2,30 euro per kilometer;
  5° Het minimumtarief voor een rit wordt vastgesteld op 8 euro.

Art.8. Specifieke tariefbepalingen voor de diensten die op basis van reservering worden verleend
  § 1. Voor de standplaatstaxidiensten die op basis van reservering worden verleend en voor de straattaxidiensten, met uitzondering van de in artikel 9 bedoelde luxediensten, gelden de volgende minimumtarieven:
  1° Het instapgeld voor de gebruiker wordt vastgesteld op 1,50 euro;
  2° De prijs per minuut wordt tegen 40 eurocent per begonnen minuut aangerekend;
  3° De kilometerprijs wordt vastgesteld op 1,50 euro per kilometer;
  4° Het minimumtarief voor een rit wordt vastgesteld op 8 euro.
  § 2. De maximumtarieven worden geplafonneerd op 200% van de onder § 1, 1°, 2° en 3° bedoelde tarieven.

Art.9. Specifieke tariefbepalingen voor de straattaxidiensten die behoren tot de subcategorie "luxevoertuigen"
  § 1. Voor de luxe-straattaxidiensten zijn de volgende minimumtarieven van toepassing:
  1° Het instapgeld wordt vastgesteld op 5 euro;
  2° De prijs per minuut wordt vastgesteld op 1 euro per begonnen minuut;
  3° De kilometerprijs wordt vastgesteld op 3 euro per kilometer.
  § 2. De maximumtarieven worden geplafonneerd op 500% van de onder § 1 bedoelde tarieven.

Afdeling 2. - Tarieven die van toepassing zijn op de ceremoniële taxidiensten

Art.10. Minimumtarieven   § 1. Voor de ceremoniële taxidiensten gelden de volgende minimumtarieven:   1° Voor de minimale huurtijd van drie uur: 90 euro exclusief btw;   2° Voor elk bijkomend uur: 30 euro exclusief btw.
Afdeling 3. - Tarieven die van toepassing zijn op de collectieve taxiritten

Art.11. Specifieke tariefbepalingen voor de collectieve taxiritten   § 1. De forfaitaire bijdrage die de gebruiker in het kader van een door de regering toegestane collectieve taxirit moet betalen, is vastgesteld op 6 euro per gebruiker en per rit.   § 2. Naast de in § 1 bedoelde forfaitaire gebruikersbijdrage bestaat er een forfaitaire gewestelijke bijdrage waarvan de waarde en de wijze van betaling zijn vastgesteld in de door de regering verleende exclusieve concessie voor de toewijzing van collectieve taxiritten.
Afdeling 4. - Jaarlijkse indexering

Art.12. Indexeringsprincipes   § 1. De in de afdelingen 1 en 2 vermelde bedragen zijn gekoppeld aan de index van consumptieprijzen van de maand van de inwerkingtreding van dit besluit.   § 2. Vanaf 1 januari 2024 worden ze automatisch aangepast op 1 januari van elk jaar afhankelijk van de evolutie van de index van consumptieprijzen van de maand november van het voorgaande jaar.   § 3. De geïndexeerde bedragen zijn naar het lagere veelvoud van 50 cent afgerond.
HOOFDSTUK 4. - Opheffings- en slotbepalingen

Art.13. Overgangsbepalingen   Voor de exploitanten van diensten voor het verhuren van voertuigen met chauffeur die in toepassing van artikel 48 van de ordonnantie exploitanten van straattaxidiensten worden, is de in artikel 2, eerste lid, 4°, c) van dit besluit vermelde voorwaarde niet van toepassing op de voertuigen die zij in de luxe-klasse hebben geregistreerd overeenkomstig artikel 85, 2° van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 29 maart 2007 betreffende de taxidiensten en de diensten voor het verhuren van voertuigen met chauffeur. Die voertuigen worden beschouwd als behorende tot de subcategorie luxe-straattaxi's.
Art.14. Opheffingen:
  De volgende besluiten worden opgeheven:
  1° Het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 4 september 2003 tot vaststelling van het maximum aantal voertuigen waarvoor vergunningen voor het exploiteren van een taxidienst afgeleverd kunnen worden op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;
  2° Het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 20 maart 2008 ter vastlegging van de minimumtarieven van toepassing op de diensten voor het verhuren van voertuigen met chauffeur;
  3° Het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 26 augustus 2010 ter bepaling van de tarieven die van toepassing zijn op de taxidiensten;
  4° Het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 21 februari 2019 ter vastlegging van de tarieven van toepassing op de collectieve taxi's.

Art.15. Inwerkingtreding
  Dit besluit treedt in werking op 21 oktober 2022.

Art. 16. Uitvoeringsbevoegdheid
  De minister die bevoegd is voor de taxidiensten en de diensten voor het verhuren van voertuigen met chauffeur, wordt belast met de uitvoering van dit besluit.