2 SEPTEMBER 2022. - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 30 november 2018 houdende de uitvoering van het decreet van 18 mei 2018 houdende de Vlaamse sociale bescherming, wat betreft de facturatie aan de zorgkassen van de tegemoetkoming voor de bijkomende erkenning oriënterend kortverblijf
Art. 1-8
Artikel 1. Aan artikel 458 van het besluit van de Vlaamse Regering van 30 november 2018 houdende de uitvoering van het decreet van 18 mei 2018 houdende de Vlaamse sociale bescherming wordt een punt 3° toegevoegd dat luidt als volgt: "3° de tegemoetkoming voor de opvang van personen in een centrum voor kortverblijf met een bijkomende erkenning, vermeld in artikel 505/1."
Art.2. In artikel 473 § 1 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 7 december 2018, 17 mei 2019 en 16 juli 2021, wordt punt 16° opgeheven.
Art.3. In boek 3, deel 2, titel 3, hoofdstuk 1, afdeling 1, van het hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2021, wordt onderafdeling 17, die bestaat uit artikel 504, opgeheven.
Art.4. In boek 3, deel 2, titel 3, hoofdstuk 1, van hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2021, wordt een afdeling 3, die bestaat uit artikel 505/1, toegevoegd, die luidt als volgt:
"Afdeling 3 De tegemoetkoming voor de opvang van personen in een centrum voor kortverblijf met een bijkomende erkenning
Art. 505/1. De tegemoetkoming voor de opvang van personen in een centrum voor kortverblijf met een bijkomende erkenning bedraagt per verblijfsdag en per gebruiker 49,59 euro."
Art.5. In hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2021, wordt boek 3/2 dat bestaat uit artikel 534/9, 534/10 en 534/11 opgeheven.
Art.6. In artikel 668 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 8 mei 2020, wordt punt 4° opgeheven.
Art.7. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2023.
Art. 8. De Vlaamse minister, bevoegd voor het welzijn, de Vlaamse minister, bevoegd voor de gezondheids- en woonzorg, en de Vlaamse minister, bevoegd voor de sociale bescherming, zijn, ieder wat hem of haar betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.