26 DECEMBER 2022. - Koninklijk besluit houdende de terhandstelling van COVID-19 vaccins door artsen
Art. 1-5
Artikel 1. In het kader van de profylaxecampagne georganiseerd door de deelstaten tegen het COVID-19 virus, worden artsen aangeduid als personen zoals bedoeld in artikel 6, § 2, 8° van de wet betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen, gecoördineerd op 10 mei 2015. In deze hoedanigheid zijn zij gerechtigd om vaccins tegen voornoemd virus ter hand te stellen.
De in het eerste lid bedoelde arts kan een verpleegkundige machtigen om het vaccin namens hem en onder zijn verantwoordelijkheid ter hand te stellen aan een vooraf bepaalde patiënt, overeenkomstig de bepalingen van dit besluit. Voor de toepassing van dit lid, wordt de terhandstelling verricht namens en voor rekening van de arts.
Art.2. De terhandstelling van de vaccins bedoeld in dit besluit wordt gevolgd door de onmiddellijke toediening door de arts of een door hem gemandateerde verpleegkundige.
Art.3. De in artikel 1 bedoelde arts is verantwoordelijk voor de kwalitatieve bewaring ervan in de periode tussen de belevering door de groothandelaar en de terhandstelling.
De in het eerste lid bedoelde arts ontvangt en bewaart de door een groothandelaar geleverde vaccins op het adres van zijn praktijk, overeenkomstig de bewaarvoorschriften opgenomen in de samenvatting van de kenmerken van het product, bedoeld in artikel 6, § 1quinquies, eerste lid van de wet van 25 maart 1964 op de geneesmiddelen voor menselijk gebruik.
Art.4. Dit besluit treedt in werking op de dag volgend op de bekendmaking van dit besluit in het Belgisch Staatsblad.
Art. 5. De minister bevoegd voor Volksgezondheid is belast met de uitvoering van dit besluit.