20 MAART 2022. - Ministerieel besluit over de keuring van de binneninstallatie, de niet-aangesloten binneninstallatie, de installatie voor tweedecircuitwater en de privéwaterafvoer
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen en definities
Art. 1-2
HOOFDSTUK 2. - Minimale vereisten ter beveiliging van terugstroming
Art. 3
HOOFDSTUK 3. - Nadere regels over de keuring
Afdeling 1. - Keuring van de binneninstallatie en de niet-aangesloten binneninstallatie
Art. 4-10
Afdeling 2. - Keuring van de installatie voor tweedecircuitwater
Art. 11-14
Afdeling 3. - Keuring van de privéwaterafvoer
Art. 15-17
HOOFDSTUK 4. - Organisatie en kwaliteitsborging van de keuring
Art. 18-21
HOOFDSTUK 5. - Inhoud en archivering van het keuringsattest en het keuringsdossier
Art. 22-24
HOOFDSTUK 6. - Slotbepalingen
Art. 25-28
BIJLAGE.
Art. N
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen en definities
Artikel 1. Dit besluit voorziet in een gedeeltelijke omzetting van richtlijn (EU) 2020/2184 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2020 `betreffende de kwaliteit van voor menselijke consumptie bestemd water (herschikking)', artikel 10.
Art.2. In dit besluit wordt verstaan onder:
1° besluit van 8 april 2011: het besluit van de Vlaamse Regering van 8 april 2011 houdende bepalingen van rechten en plichten van de exploitanten van een openbaar waterdistributienetwerk en hun klanten met betrekking tot de levering van water bestemd voor menselijke consumptie, de uitvoering van de saneringsverplichting, de niet-aangesloten binneninstallatie en installaties voor tweedecircuitwater in onroerende goederen die niet aangesloten zijn of worden op het openbaar waterdistributienetwerk, en het algemeen waterverkoopreglement;
2° inventaris: een inventaris als vermeld in artikel 18, tweede lid;
3° uitvoeringsplan: een schematische voorstelling van het te keuren systeem die geen rekening houdt met de exacte plaats en ligging van de onderdelen ervan maar die, met behulp van symbolen, het te keuren systeem en de onderdelen die opgenomen zijn op de inventaris, weergeeft.
HOOFDSTUK 2. - Minimale vereisten ter beveiliging van terugstroming
Art.3. § 1. De minimale vereisten ter beveiliging van terugstroming, hetzij in of naar de binneninstallatie of de niet-aangesloten binneninstallatie, hetzij naar het openbaar waterdistributienetwerk, worden gezamenlijk uitgewerkt door de exploitanten.
De Vlaamse Milieumaatschappij kan op elk moment, hetzij op eigen initiatief, hetzij op verzoek van de exploitant advies verlenen over de minimale vereisten ter beveiliging van terugstroming, vermeld in het eerste lid.
§ 2. De minimale vereisten ter beveiliging van terugstroming, vermeld in de eerste paragraaf, worden uiterlijk op 3 maanden na de inwerkingtreding aangemeld aan de Vlaamse Milieumaatschappij.
§ 3. Alle wijzigingen van de gezamenlijke minimale vereisten ter beveiliging van terugstroming, vermeld in de eerste paragraaf, worden aangemeld aan de Vlaamse Milieumaatschappij.
§ 4. De exploitant maakt de gezamenlijke minimale vereisten ter beveiliging van terugstroming, vermeld in de eerste paragraaf, bekend op zijn website, en maakt ze ook bekend via andere passende kanalen. Op verzoek van de klant bezorgt de exploitant de gezamenlijke minimale vereisten ter beveiliging van terugstroming aan de klant.
HOOFDSTUK 3. - Nadere regels over de keuring
Afdeling 1. - Keuring van de binneninstallatie en de niet-aangesloten binneninstallatie
Art.4. De conformiteit voor aansluiting of voor gebruik van een binneninstallatie of een niet-aangesloten binneninstallatie wordt beoordeeld op basis van de volgende criteria:
1° de criteria, vermeld in punt 1.2 van bijlage 2, die bij dit besluit is gevoegd, voor een binneninstallatie die aangesloten is of aangesloten zal worden op het openbaar waterdistributienetwerk;
2° de criteria, vermeld in punt 1.3 van bijlage 2, die bij dit besluit is gevoegd, voor een niet-aangesloten binneninstallatie in een onroerend goed dat aangesloten is of aangesloten wordt op het openbaar waterdistributienetwerk;
3° de criteria, vermeld in punt 1.4. van bijlage 2, die bij dit besluit is gevoegd, voor een niet-aangesloten binneninstallatie in een onroerend goed dat niet aangesloten is of wordt op het openbaar waterdistributienetwerk.
De Vlaamse Milieumaatschappij kan de criteria, vermeld in paragraaf 1, vanuit technisch oogpunt verduidelijken of nader specificeren.
Art.5. Om de vastgestelde herstelmaatregelen uit te voeren conform artikel 7/1, § 5, van het besluit van 8 april 2011, gelden de maximale termijnen, vermeld in punt 3.1 van bijlage 2, die bij dit besluit is gevoegd.
Art.6. Om de vastgestelde herstelmaatregelen uit te voeren conform artikel 7/1, § 6, artikel 12/4, § 6, en artikel 27/6, § 6, van het besluit van 8 april 2011, gelden de maximale termijnen, vermeld in punt 3.2 van bijlage 2, die bij dit besluit is gevoegd.
Art.7. Om de vastgestelde herstelmaatregelen uit te voeren conform artikel 12/4, § 5, van het besluit van 8 april 2011, gelden de maximale termijnen, vermeld in punt 3.3 van bijlage 2.
Art.8. In artikel 7/1, § 1, eerste lid, 2°, artikel 12/4, § 1, 2°, en artikel 27/6, § 1, eerste lid, 2°, van het besluit van 8 april 2011 wordt verstaan onder belangrijke wijzigingen: alle wijzigingen in de binneninstallatie en de niet-aangesloten binneninstallatie die aanleiding kunnen geven tot een rechtstreekse verbinding als vermeld in artikel 7 van het voormelde besluit, of een inbreuk op de minimale vereiste beveiliging tegen terugstroming van langdurig stilstaand water of een vloeistof die behoort tot vloeistofcategorie 3, 4 of 5 als vermeld in punt 1.1 van bijlage 2, die bij dit besluit is gevoegd.
Art.9. De keuring van de binneninstallatie en de niet-aangesloten binneninstallatie beperkt zich in de volgende gevallen tot de volgende delen:
1° bij een keuring naar aanleiding van belangrijke wijzigingen die de volksgezondheid of de goede werking van de binneninstallatie, de niet-aangesloten binneninstallatie en het openbaar waterdistributienetwerk kunnen bedreigen, tot het deel van de binneninstallatie en de niet-aangesloten binneninstallatie waar belangrijke wijzigingen als vermeld in artikel 8, zijn uitgevoerd, als de overige delen van de binneninstallatie en de niet-aangesloten binneninstallatie al zijn gekeurd;
2° bij de keuring nadat herstelmaatregelen genomen zijn naar aanleiding van een voorafgaande keuring ervan, tot het deel van de binneninstallatie en de niet-aangesloten binneninstallatie waar de herstelmaatregelen zijn opgelegd, op voorwaarde dat de keuring uitgevoerd wordt door dezelfde keurder of door een keurder die voor dezelfde werkgever werkt.
Art.10. Bij een keuring van een niet-aangesloten binneninstallatie informeert de keurder de aanvrager over de wettelijke kwaliteitseisen en de bijbehorende controleverplichtingen voor water bestemd voor menselijke consumptie.
Afdeling 2. - Keuring van de installatie voor tweedecircuitwater
Art.11. De gebruiksconformiteit voor een installatie voor tweedecircuitwater wordt beoordeeld op basis van de criteria, vermeld in 2.1 van bijlage 2, die bij dit besluit is gevoegd.
Art.12. De termijnen om de vastgestelde herstelmaatregelen uit te voeren conform artikel 12/3, § 5, van het besluit van 8 april 2011, zijn opgenomen in punt 3.3 van bijlage 2, die bij dit besluit is gevoegd.
Art.13. In artikel 12/3, § 1, 2°, en artikel 27/7, § 1, eerste lid, 2°, van het besluit van 8 april 2011 wordt verstaan onder belangrijke wijzigingen:
1° de plaatsing of wijziging van een bestaand bijvulsysteem of voedingspunt met water afkomstig van een binneninstallatie of een niet-aangesloten binneninstallatie in een installatie voor tweedecircuitwater;
2° de plaatsing of wijziging van een afnamepunt in een installatie voor tweedecircuitwater dat mogelijk kan worden aangewend voor toepassingen die water bestemd voor menselijke consumptie vereisen.
Art.14. De keuring van de installatie voor tweedecircuitwater beperkt zich in de volgende gevallen tot de volgende delen:
1° bij een keuring naar aanleiding van belangrijke wijzigingen tot het deel van de installatie voor tweedecircuitwater waar belangrijke wijzigingen als vermeld in artikel 13, zijn uitgevoerd als de overige delen van de installatie voor tweedecircuitwater al zijn gekeurd;
2° bij een keuring nadat herstelmaatregelen genomen zijn naar aanleiding van een voorafgaande keuring ervan, tot het deel van de installatie voor tweedecircuitwater waar de herstelmaatregelen zijn opgelegd, op voorwaarde dat de keuring uitgevoerd wordt door dezelfde keurder of door een keurder die voor dezelfde werkgever werkt.
Afdeling 3. - Keuring van de privéwaterafvoer
Art.15. § 1. De conformiteit voor aansluiting van een privéwaterafvoer wordt beoordeeld op basis van de criteria, vermeld in bijlage 3, die bij dit besluit is gevoegd.
§ 2. De criteria, vermeld in paragraaf 1, kunnen aangevuld worden met gezamenlijke nadere technische specificaties van de exploitanten.
De Vlaamse Milieumaatschappij kan op elk moment, hetzij op eigen initiatief, hetzij op verzoek van de exploitant advies verlenen over de gezamenlijke nadere technische specificaties, vermeld in het eerste lid.
§ 3. De gezamenlijke nadere technische specificaties of elke wijziging van de gezamenlijke nadere technische specificaties worden aan de Vlaamse Milieumaatschappij aangemeld.
De exploitant maakt de gezamenlijke nadere technische specificaties bekend op zijn website en via andere passende kanalen. Op verzoek van de klant bezorgt de exploitant hem de gezamenlijke nadere technische specificaties.
Art.16. Om de vastgestelde herstelmaatregelen uit te voeren conform artikel 12/1, § 4, van het besluit van 8 april 2011, geldt een maximale termijn van zestig dagen.
Art.17. De keuring van de privéwaterafvoer beperkt zich in geval van een keuring nadat herstelmaatregelen genomen zijn naar aanleiding van een voorafgaande keuring ervan, tot het deel van de privéwaterafvoer waar de herstelmaatregelen zijn opgelegd, op voorwaarde dat de keuring uitgevoerd wordt door dezelfde keurder of door een keurder die voor dezelfde werkgever werkt.
HOOFDSTUK 4. - Organisatie en kwaliteitsborging van de keuring
Art.18. Voor de keuring van een binneninstallatie, een niet-aangesloten binneninstallatie, een installatie voor tweedecircuitwater of de privéwaterafvoer stelt de aanvrager de volgende informatie ter beschikking van de keurder:
1° bij een keuring voor een eerste ingebruikname:
a) de inventaris van het te keuren systeem met de bijbehorende bewijsstukken;
b) een uitvoeringsplan van het te keuren systeem;
c) de omgevingsvergunning in geval van een keuring van de privéwaterafvoer;
2° bij een keuring om een andere reden dan een eerste ingebruikname:
a) de inventaris van het te keuren systeem met de bijhorende bewijstukken, op basis van de gegevens die beschikbaar zijn voor de aanvrager;
b) een uitvoeringsplan van het te keuren systeem.
Onder inventaris als vermeld in paragraaf 1, 1°, wordt een van de volgende inventarissen voor een van de volgende systemen verstaan:
1° inventaris binneninstallatie: de identificatie van de ontwerper en installateur van de installatie en een overzicht van alle kranen, beveiligingen, toestellen en alle gebruikte additieven in de binneninstallatie met, indien van toepassing en conform de richtlijnen van de exploitant, de vermelding van de naam, het type of het serie- en fabricagenummer;
2° inventaris installatie voor tweedecircuitwater: de identificatie van de ontwerper en installateur van de installatie en een overzicht van alle afnamepunten en bijvulsystemen of voedingspunten in de installatie voor tweedecircuitwater;
3° inventaris privéwaterafvoer: een overzicht met informatie als vermeld in bijlage 1, die bij dit besluit is gevoegd, over het gebouw, het dak, de verharding, een individuele (voor)behandelingsinstallatie, de buffervoorziening, de infiltratievoorziening en de hemelwaterput, die geïnventariseerd moet worden voor de keuring van de privéwaterafvoer;
4° inventaris niet-aangesloten binneninstallatie: de identificatie van de ontwerper en installateur van de installatie en een overzicht van alle kranen, beveiligingen, toestellen en alle gebruikte additieven in de niet-aangesloten binneninstallatie met, indien van toepassing en conform de richtlijnen van de exploitant, de vermelding van de naam, het type of het serie- en fabricagenummer, van de aangewende waterbronnen voor de bevoorrading van de niet-aangesloten binneninstallatie.
Art.19. Een keurder mag niet betrokken zijn bij activiteiten die in conflict kunnen zijn met de onafhankelijkheid van zijn oordeel en zijn integriteit met betrekking tot zijn keuringsactiviteiten.
Art.20. De keuring van de binneninstallatie, de niet-aangesloten binneninstallatie, de installatie voor tweedecircuitwater en de privéwaterafvoer wordt georganiseerd en uitgevoerd volgens de NBN EN ISO/IEC 17020.
De exploitant of het samenwerkingsverband met derden als vermeld in artikel 7/1, § 3, artikel 12/1, § 3, artikel 12/3, § 4, artikel 12/4, § 4, artikel 27/6, § 3, en artikel 27/7, § 3, van het besluit van 8 april 2011, waarborgt de kwaliteit van het keuringsproces voor keuringen waarop dit besluit betrekking heeft door uiterlijk op 1 januari 2024 op basis van de criteria van de norm NBN EN ISO/IEC 17020 geaccrediteerd te zijn als keuringsinstelling type A voor wat betreft de keuringen van de privéwaterafvoer en als keuringsinstelling type C voor de overige keuringen.
Het bewijs van accreditatie en de auditverslagen die aan de accreditatie gekoppeld zijn, worden ter beschikking gehouden van de Vlaamse Milieumaatschappij.
Elke wijziging in de status van accreditatie wordt gemeld aan de Vlaamse Milieumaatschappij.
Art.21. De exploitant maakt de lijst van de door hem aanvaarde keurders bekend via zijn website en via andere passende kanalen.
HOOFDSTUK 5. - Inhoud en archivering van het keuringsattest en het keuringsdossier
Art.22. Het keuringsattest bevat uitsluitend de volgende gegevens:
1° een unieke identificatie en uitgiftedatum;
2° de identificatie van de keurder;
3° het adres van het onroerend goed dat wordt gekeurd;
4° de datum van uitvoering van de keuring;
5° bij een keuring van een binneninstallatie, een niet-aangesloten binneninstallatie of een installatie voor tweedecircuitwater: de aanduiding van het type gebouw met specificering of het gaat over een publiek gebouw categorie 1 of categorie 2 als vermeld in artikel 11, § 3, van het besluit van de Vlaamse Regering van 13 december 2002;
6° bij een keuring van een privéwaterafvoer: de aanduiding of het een lozing betreft van huishoudelijk afvalwater of niet-huishoudelijk afvalwater;
7° het type keuring met specificering als vermeld in artikel 7/1, § 1, artikel 12/1, § 1, artikel 12/3, § 1, artikel 12/4, § 1, artikel 27/6, § 1, en artikel 27/7, § 1, van het besluit van 8 april 2011;
8° het type installatie met specificering of het gaat om een binneninstallatie, een installatie voor tweedecircuitwater, een niet-aangesloten binneninstallatie of een privéwaterafvoer;
9° de benodigde informatie om de conformiteit van de te keuren installatie te kunnen beoordelen conform bijlage 2 en 3;
10° de uitspraak over de conformiteit van de gekeurde installatie;
11° de herstelmaatregelen en de uitvoeringstermijn van de herstelmaatregelen, vermeld in artikel 7/1, § 5 en § 6, artikel 12/1, § 4, artikel 12/3, § 5, artikel 12/4, § 5 en § 6, en artikel 27/6, § 6, van het besluit van 8 april 2011;
12° de herstelmaatregelen, vermeld in artikel 7/1, § 8, artikel 12/3, § 6, artikel 12/4, § 9, artikel 27/6, § 8, en artikel 27/7, § 6, van het besluit van 8 april 2011;
13° bij een keuring van een niet-aangesloten binneninstallatie: een verwijzing naar de wettelijke kwaliteitseisen die van toepassing zijn en de bijbehorende controleverplichtingen voor water bestemd voor menselijke consumptie;
14° een opmerkingenveld waarin aspecten die niet bepalend zijn voor de conformiteit kunnen worden opgenomen;
15° de volledige inventaris van het gekeurde systeem op basis van de vaststellingen tijdens de keuring.
De exploitant of het samenwerkingsverband met derden als vermeld in artikel 7/1, § 4, artikel 12/1, § 3, artikel 12/3, § 4, artikel 12/4, § 4, artikel 27/6, § 3, en artikel 27/7, § 3, van het besluit van 8 april 2011, legt uiterlijk 3 maanden na de inwerkingtreding van dit besluit het model van het keuringsattest dat gebruikt wordt voor de verschillende types van keuringen voor aan de Vlaamse Milieumaatschappij. Alle beoogde wijzigingen aan de modellen van de keuringsattesten worden voorgelegd aan de Vlaamse Milieumaatschappij.
De Vlaamse Milieumaatschappij legt de keuringsattesten vast die gebruikt mogen worden om een keuring uit te voeren. De Vlaamse Milieumaatschappij maakt het model van het attest bekend via zijn website.
Art.23. De exploitant voorziet in een digitaal registratiesysteem waarin alle keuringsdossiers worden opgenomen, afgeleverd worden vanaf de inwerkingtreding van dit besluit. De exploitant start uiterlijk 6 maanden na de inwerkingtreding van dit besluit met de digitale registratie en zorgt uiterlijk 6 maanden na de inwerkingtreding van dit besluit ervoor dat minimaal het keuringsattest beschikbaar kan worden gesteld voor de klant via de woningpas.
Het keuringdossier bestaat uit de volgende documenten:
1° een uitvoeringsplan van het gekeurde systeem;
2° het keuringsattest voor het gekeurde systeem.
Art.24. De klant of de titularis is verplicht om het keuringsdossier bij te houden en ter beschikking te stellen in het kader van controle- en inventarisatietaken van de exploitant.
HOOFDSTUK 6. - Slotbepalingen
Art.25. Het ministerieel besluit van 28 juni 2011 betreffende de keuring van de binneninstallatie en de privéwaterafvoer, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 22 april 2014, wordt opgeheven.
Art.26. Bij een herkeuring naar aanleiding van een voorafgaande keuring vóór de inwerkingtreding van dit besluit gelden de bepalingen van dit besluit. De herkeuring beperkt zich tot het deel van de installatie waar de herstelmaatregelen zijn uitgevoerd.
Art.27. Artikel 15, 19, 20 en 30 van het besluit van 24 mei 2019 van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 16 september 1997 betreffende de samenstelling en de werking van de lokale adviescommissie omtrent de minimale levering van elektriciteit, gas en water, wat betreft de aanvraagprocedure om de debietsbeperking op de watertoevoer in te stellen of weg te nemen, en tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 8 april 2011 houdende bepalingen van rechten en plichten van de exploitanten van een openbaar waterdistributienetwerk en hun klanten met betrekking tot de levering van water bestemd voor menselijke consumptie, de uitvoering van de saneringsverplichting en het algemeen waterverkoopreglement, wat betreft onder andere de hervorming van de procedure voor de afsluiting van de watertoevoer, de keuring van de binneninstallatie en de privéwaterafvoer, en tot wijziging van het besluit van 27 november 2015 tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunningen, wat betreft een procedureel aspect treden in werking overeenkomstig artikel 32, 2° van dat besluit.
Art.28. Dit ministerieel besluit treedt in werking op de dag van zijn bekendmaking.
BIJLAGE.
Art. N.
(Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 29-03-2023, p. 34791)