20 MEI 2022. - [ Ministerieel besluit tot vaststelling van de nadere regels en technische vereisten, vermeld in artikels 6.4.1/1, 6.4.1/1/1, 6.4.1/5, 6.4.1/1/4 en 6.4.1/5/1 van het Energiebesluit van 19 november 2010] (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 08-06-2022 en tekstbijwerking tot 23-04-2024)
HOOFDSTUK 1. [1 Hoofdstuk 1. Nadere regels en technische vereisten, vermeld in artikel 6.4.1/1, artikel 6.4.1/1/1, artikel 6.4.1/1/4, artikel 6.4.1/5 en artikel 6.4.1/5/1 van het Energiebesluit van 19 november 2010]1
Art. 1-3, 3/1, 4
HOOFDSTUK 2. - Slotbepalingen
Art. 5
BIJLAGEN.
Art. N1-N2
HOOFDSTUK 1. [1 Hoofdstuk 1. Nadere regels en technische vereisten, vermeld in artikel 6.4.1/1, artikel 6.4.1/1/1, artikel 6.4.1/1/4, artikel 6.4.1/5 en artikel 6.4.1/5/1 van het Energiebesluit van 19 november 2010]1
----------
(1)
Artikel 1. In dit ministerieel besluit wordt verstaan onder:
1° beschermd volume: het beschermd volume zoals gedefinieerd in artikel 1.1.3, 14° van het Energiedecreet van 8 mei 2009;
2° direct verwarmde ruimte: elke ruimte voorzien van een gebouwgebonden warmteafgiftetoestel;
3° indirect verwarmde ruimte: elke ruimte die zelf niet direct verwarmd wordt, maar die minstens één niet-permanente opening deelt met een direct verwarmde ruimte van dezelfde gebouweenheid. De openingen kunnen zich in horizontale, verticale en schuine scheidingsvlakken bevinden;
4° veranda: ruimte waarvan de dakbedekking voor minstens de helft transparant is en de toegevoegde wanden voor minstens de helft uit glas bestaan en die volledig kan afgesloten worden van de rest van de woning.
Art.2.De nadere regels en technische vereisten, vermeld in artikel 6.4.1/1 tiende lid en artikel 6.4.1/5 achtste lid, van het Energiebesluit van 19 november 2010, zijn de volgende:
1° wat betreft de nieuw geplaatste dak- of zoldervloerisolatie, vermeld in artikel 6.4.1/1, eerste lid, 1° en in artikel 6.4.1/5, eerste lid, 1° van het Energiebesluit van 19 november 2010:
a) de Rd-waarde van een bestaande isolatielaag en van de afwerkingslaag mag niet mee worden verrekend om aan de minimumeis te komen;
b) de lambdawaarden die gebruikt worden voor de berekening van de Rd-waarde worden bepaald volgens de richtlijnen van NBN B 62-002 of ETA (Europese Technische Goedkeuring) of komen voor op de CE-markering en de bijhorende DOP (Verklaring van Prestatie) van het product;
c) de premie wordt berekend op basis van de dak- of zoldervloeroppervlakte die met het nieuw aangekochte isolatiemateriaal werd geïsoleerd en kan nooit het aantal vierkante meter aangekocht isolatiemateriaal overschrijden;
d) alleen isolatie van ruimtes die na het aanbrengen van de isolatie direct of indirect verwarmd zijn komt in aanmerking;
e) de premie is geldig voor ofwel dakisolatie ofwel zoldervloerisolatie binnen hetzelfde beschermd volume, niet voor beide;
f) zoldervloerisolatie wordt alleen als dakisolatie beschouwd wanneer het de vloer van een onverwarmde zolder betreft;
g) als het de isolatie van een hellend dak betreft, moet ook een dampscherm aanwezig zijn langs de binnenzijde van het gebouw;
h) het aanvraagformulier, het door de aannemer ingevulde en ondertekende attest, de facturen en andere bewijsstukken, vermeld in artikel 3, tweede lid, 7° van het besluit van de Vlaamse Regering van 4 februari 2022 tot oprichting van een uniek loket voor de aanvraag en behandeling van bepaalde woon- en energiepremies en tot wijziging van het Energiebesluit van 19 november 2010 en het Besluit Vlaamse Codex Wonen van 2021, bevatten samen minstens:
1) de datum waarop de werken werden uitgevoerd;
2) de soort, het merk en het type van het isolatiemateriaal;
3) de kostprijs van het materiaal en de plaatsing;
4) het aantal vierkante meter isolatiemateriaal;
5) de dikte van het geplaatste isolatiemateriaal;
6) de Rd-waarde van het geplaatste isolatiemateriaal;
7) de vermelding of de isolatie werd aangebracht in het dak dan wel op de zoldervloer;
8) een verklaring dat de Rd-waarde van een bestaande isolatielaag en van de afwerkingslaag niet is mee verrekend;
9) een verklaring dat de lambdawaarden die gebruikt werden voor de berekening van de Rd-waarde werden bepaald volgens de richtlijnen van NBN B 62-002 of ETA (Europese Technische Goedkeuring) of voorkomen op de CE-markering en de bijhorende DOP (Verklaring van Prestatie) van het product;
10) een verklaring dat de ingediende facturen enkel betrekking hebben op isolatie van direct of indirect verwarmde ruimtes;
11) een verklaring dat, als het de isolatie van een zoldervloer betreft, het de vloer van een onverwarmde zolder betreft;
12) een verklaring dat, als het de isolatie van een hellend dak betreft, een dampscherm aanwezig is langs de binnenzijde;
13) als de dak- of zoldervloerisolatie werd aangebracht in een ander gebouw dan een premiewoning, woongebouw, collectief woongebouw of een nieuwe premiewoning, nieuw woongebouw of nieuw collectief woongebouw: een grondplan van het gebouw waar de isolatie werd aangebracht, met aanduiding van de betrokken oppervlaktes;
2° wat betreft de nieuw geplaatste spouwmuurisolatie, vermeld in artikel 6.4.1/1, eerste lid, 2° en in artikel 6.4.1/5, eerste lid, 2° van het Energiebesluit van 19 november 2010:
a) de spouw heeft een minimale breedte van 50 millimeter;
b) de volledige spouwbreedte moet worden opgevuld met het isolatiemateriaal;
c) de lambdawaarde van het gebruikte isolatiemateriaal mag hoogstens 0,065 W/m.K bedragen;
d) de lambdawaarden die gebruikt worden voor de berekening van de Rd-waarde worden bepaald volgens de richtlijnen van NBN B 62-002 of ETA (Europese Technische Goedkeuring) of komen voor op de CE-markering en de bijhorende DOP (Verklaring van Prestatie) van het product;
e) alleen isolatie van spouwmuren waarin nog geen isolatie aanwezig was, komt in aanmerking;
f) alleen isolatie van ruimtes die na het aanbrengen van de isolatie direct of indirect verwarmd zijn komt in aanmerking;
g) het isoleren van gemeenschappelijke muren, in het geval van een halfopen of gesloten bebouwing, komt niet in aanmerking;
h) de gebruikte materialen, plaatsingstechnieken en plaatsers moeten volledig voldoen aan de STS, vermeld in artikel 1, 1°, van het koninklijk besluit van 1 februari 2018 betreffende de statuten en de procedure voor de vaststelling van de Technische Specificaties. Punt 5.5 van de STS71-1 is daarbij niet van toepassing;
i) het aanvraagformulier, het door de aannemer ingevulde en ondertekende attest, de facturen en andere bewijsstukken, vermeld in artikel 3, tweede lid, 7° van het besluit van de Vlaamse Regering van 4 februari 2022 tot oprichting van een uniek loket voor de aanvraag en behandeling van bepaalde woon- en energiepremies en tot wijziging van het Energiebesluit van 19 november 2010 en het Besluit Vlaamse Codex Wonen van 2021, bevatten samen minstens:
1) de datum waarop de werken werden uitgevoerd;
2) de soort, het merk en het type van het isolatiemateriaal;
3) de kostprijs van het materiaal en de plaatsing;
4) het aantal opgevulde vierkante meter;
5) de dikte van het gebruikte isolatiemateriaal;
6) de lambdawaarde van het gebruikte isolatiemateriaal;
7) een verklaring dat de lambdawaarden bepaald worden volgens de richtlijnen van NBN B62-002 of ETA (Europese Technische Goedkeuring) of voorkomen op de CE-markering en de bijhorende DOP (Verklaring van Prestatie) van het product;
8) een verklaring van overeenkomstigheid waaruit blijkt dat is voldaan aan de STS, vermeld in 2°, h);
9) een verklaring dat de ingediende facturen enkel betrekking hebben op isolatie van een spouwmuur waarin nog geen isolatie aanwezig was;
10) een verklaring dat de ingediende facturen enkel betrekking hebben op isolatie van direct of indirect verwarmde ruimtes;
11) als de spouwmuurisolatie werd aangebracht in een ander gebouw dan een premiewoning, woongebouw, collectief woongebouw of een nieuwe premiewoning, nieuw woongebouw of nieuw collectief woongebouw: een grondplan van het gebouw waar de isolatie werd aangebracht, met aanduiding van de betrokken oppervlaktes;
3° wat betreft de nieuw geplaatste isolatie aan de buitenkant van een buitenmuur, vermeld in artikel 6.4.1/1, eerste lid, 3° en in artikel 6.4.1/5, eerste lid, 3° van het Energiebesluit van 19 november 2010:
a) de Rd-waarde van een bestaande isolatielaag en van de afwerkingslaag mag niet mee worden verrekend om aan de minimumeis te komen;
b) de lambdawaarden die gebruikt worden voor de berekening van de Rd-waarde worden bepaald volgens de richtlijnen van NBN B 62-002 of ETA (Europese Technische Goedkeuring) of komen voor op de CE-markering en de bijhorende DOP (Verklaring van Prestatie) van het product;
c) de premie wordt berekend op basis van de buitenmuuroppervlakte die met het nieuw aangekochte isolatiemateriaal werd geïsoleerd en kan nooit het aantal vierkante meter aangekocht isolatiemateriaal overschrijden;
d) alleen isolatie van ruimtes die na het aanbrengen van de isolatie direct of indirect verwarmd zijn komt in aanmerking;
e) het isoleren van gemeenschappelijke muren, in het geval van een halfopen of gesloten bebouwing, komt niet in aanmerking;
f) het aanvraagformulier, het door de aannemer ingevulde en ondertekende attest, de facturen en andere bewijsstukken, vermeld in artikel 3, tweede lid, 7° van het besluit van de Vlaamse Regering van 4 februari 2022 tot oprichting van een uniek loket voor de aanvraag en behandeling van bepaalde woon- en energiepremies en tot wijziging van het Energiebesluit van 19 november 2010 en het Besluit Vlaamse Codex Wonen van 2021, bevatten samen minstens:
1) de datum waarop de werken werden uitgevoerd;
2) de soort, het merk en het type van het isolatiemateriaal;
3) de kostprijs van het materiaal en de plaatsing;
4) het aantal vierkante meter isolatiemateriaal;
5) de dikte van het geplaatste isolatiemateriaal;
6) de Rd-waarde van het geplaatste isolatiemateriaal;
7) een verklaring dat de Rd-waarde van een bestaande isolatielaag en van de afwerkingslaag niet is mee verrekend;
8) een verklaring dat de lambdawaarden die gebruikt werden voor de berekening van de Rd-waarde werden bepaald volgens de richtlijnen van NBN B 62-002 of ETA (Europese Technische Goedkeuring) of voorkomen op de CE-markering en de bijhorende DOP (Verklaring van Prestatie) van het product;
9) een verklaring dat de ingediende facturen enkel betrekking hebben op isolatie van direct of indirect verwarmde ruimtes;
10) als de buitenmuurisolatie werd aangebracht aan de buitenzijde van een ander gebouw dan een premiewoning, woongebouw, collectief woongebouw of een nieuwe premiewoning, nieuw woongebouw of nieuw collectief woongebouw: een grondplan van het gebouw waar de isolatie werd aangebracht, met aanduiding van de betrokken oppervlaktes;
4° wat betreft de nieuw geplaatste isolatie aan de binnenkant van een buitenmuur, vermeld in artikel 6.4.1/1, eerste lid, 4° en in artikel 6.4.1/5, eerste lid, 4° van het Energiebesluit van 19 november 2010:
a) de Rd-waarde van een bestaande isolatielaag en van de afwerkingslaag mag niet mee worden verrekend om aan de minimumeis te komen;
b) de lambdawaarden die gebruikt worden voor de berekening van de Rd-waarde worden bepaald volgens de richtlijnen van NBN B 62-002 of ETA (Europese Technische Goedkeuring) of komen voor op de CE-markering en de bijhorende DOP (Verklaring van Prestatie) van het product;
c) de premie wordt berekend op basis van de buitenmuuroppervlakte die met het nieuw aangekochte isolatiemateriaal werd geïsoleerd en kan nooit het aantal vierkante meter aangekocht isolatiemateriaal overschrijden;
d) alleen isolatie van ruimtes die na het aanbrengen van de isolatie direct of indirect verwarmd zijn komt in aanmerking;
e) het isoleren van gemeenschappelijke muren, in het geval van een halfopen of gesloten bebouwing, komt niet in aanmerking;
f) het aanvraagformulier, het door de aannemer ingevulde en ondertekende attest, de facturen en andere bewijsstukken, vermeld in artikel 3, tweede lid, 7° van het besluit van de Vlaamse Regering van 4 februari 2022 tot oprichting van een uniek loket voor de aanvraag en behandeling van bepaalde woon- en energiepremies en tot wijziging van het Energiebesluit van 19 november 2010 en het Besluit Vlaamse Codex Wonen van 2021, bevatten samen minstens:
1) de datum waarop de werken werden uitgevoerd;
2) de soort, het merk en het type van het isolatiemateriaal;
3) de kostprijs van het materiaal en de plaatsing;
4) het aantal vierkante meter isolatiemateriaal;
5) de dikte van het geplaatste isolatiemateriaal;
6) de Rd-waarde van het geplaatste isolatiemateriaal;
7) een verklaring dat de Rd-waarde van een bestaande isolatielaag en van de afwerkingslaag niet is mee verrekend;
8) een verklaring dat de lambdawaarden die gebruikt werden voor de berekening van de Rd-waarde werden bepaald volgens de richtlijnen van NBN B 62-002 of ETA (Europese Technische Goedkeuring) of voorkomen op de CE-markering en de bijhorende DOP (Verklaring van Prestatie) van het product;
9) een verklaring dat de ingediende facturen enkel betrekking hebben op isolatie van direct of indirect verwarmde ruimtes;
10) een verklaring dat de werkzaamheden werden begeleid door een architect die ingeschreven is in de tabel van de Orde van Architecten en die een controletaak uitoefent op de werkzaamheden alsook het stamnummer van de begeleidende architect dan wel een verklaring dat het plaatsen van de isolatiematerialen werd uitgevoerd door een aannemer waarvan op het ogenblik van de uitvoering minstens de zaakvoerder of een werknemer beschikt over een certificaat van bekwaamheid, als vermeld in artikel 8.5.1, § 1, 8° van het Energiebesluit van 19 november 2010, alsook het certificeringsnummer van de uitvoerende aannemer, zaakvoerder of werknemer;
11) als de buitenmuurisolatie werd aangebracht aan de binnenzijde van een ander gebouw dan een premiewoning, woongebouw, collectief woongebouw of een nieuwe premiewoning, nieuw woongebouw of nieuw collectief woongebouw: een grondplan van het gebouw waar de isolatie werd aangebracht, met aanduiding van de betrokken oppervlaktes;
5° wat betreft de nieuw geplaatste vloerisolatie op volle grond of nieuw geplaatste isolatie op het plafond van een kelder of een verluchte ruimte onder een verwarmde ruimte, vermeld in artikel 6.4.1/1, eerste lid, 5° en in artikel 6.4.1/5, eerste lid, 5° van het Energiebesluit van 19 november 2010:
a) de Rd-waarde van een bestaande isolatielaag en van de afwerkingslaag mag niet mee worden verrekend om aan de minimumeis te komen;
b) de lambdawaarden die gebruikt worden voor de berekening van de Rd-waarde worden bepaald volgens de richtlijnen van NBN B 62-002 of ETA (Europese Technische Goedkeuring) of komen voor op de CE-markering en de bijhorende DOP (Verklaring van Prestatie) van het product;
c) de premie wordt berekend op basis van de vloeroppervlakte of kelderplafondoppervlakte die met het nieuw aangekochte isolatiemateriaal werd geïsoleerd en kan nooit het aantal vierkante meter aangekocht isolatiemateriaal overschrijden;
d) alleen isolatie van ruimtes die na het aanbrengen van de isolatie direct of indirect verwarmd zijn komt in aanmerking;
e) het aanvraagformulier, het door de aannemer ingevulde en ondertekende attest, de facturen en andere bewijsstukken, vermeld in artikel 3, tweede lid, 7° van het besluit van de Vlaamse Regering van 4 februari 2022 tot oprichting van een uniek loket voor de aanvraag en behandeling van bepaalde woon- en energiepremies en tot wijziging van het Energiebesluit van 19 november 2010 en het Besluit Vlaamse Codex Wonen van 2021, bevatten samen minstens:
1) de datum waarop de werken werden uitgevoerd;
2) de soort, het merk en het type van het isolatiemateriaal;
3) de kostprijs van het materiaal en de plaatsing;
4) het aantal vierkante meter isolatiemateriaal;
5) de dikte van het geplaatste isolatiemateriaal;
6) de Rd-waarde van het geplaatste isolatiemateriaal;
7) een verklaring dat de Rd-waarde van een bestaande isolatielaag en van de afwerkingslaag niet is mee verrekend;
8) een verklaring dat de lambdawaarden die gebruikt werden voor de berekening van de Rd-waarde werden bepaald volgens de richtlijnen van NBN B 62-002 of ETA (Europese Technische Goedkeuring) of voorkomen op de CE-markering en de bijhorende DOP (Verklaring van Prestatie) van het product;
9) een verklaring dat de ingediende facturen enkel betrekking hebben op isolatie van direct of indirect verwarmde ruimtes;
10) als de vloerisolatie op volle grond of de isolatie op het plafond van een kelder werd aangebracht in een ander gebouw dan een premiewoning, woongebouw, collectief woongebouw of een nieuwe premiewoning, nieuw woongebouw of nieuw collectief woongebouw: een grondplan van het gebouw waar de isolatie werd aangebracht, met aanduiding van de betrokken oppervlaktes;
6° wat betreft de oppervlakte beglazing, vermeld in artikel 6.4.1/1, eerste lid, 6° en in artikel 6.4.1/5, eerste lid, 6° van het Energiebesluit van 19 november 2010:
a) de Ug-waarde van de nieuw geplaatste beglazing wordt berekend volgens de norm NBN EN 673 in overeenstemming met de CE-markering;
b) transparante kunststofplaten (polycarbonaat) en lichtkoepels komen eveneens in aanmerking indien voldaan wordt aan de overige eisen, de U-waarde van de nieuwe transparante kunststofplaat (polycarbonaat) en van de nieuwe lichtkoepel worden bepaald respectievelijk volgens de normen NBN EN 16153 en NBN EN 1873, telkens in overeenstemming met de CE-markering;
c) de premie wordt berekend op basis van de nieuw geplaatste oppervlakte beglazing, waarbij de oppervlakte van de raamprofielen niet in rekening wordt gebracht;
d) alleen beglazing in ruimtes die na het plaatsen van de beglazing direct of indirect verwarmd zijn komt in aanmerking;
e) beglazing geplaatst in veranda's komt niet in aanmerking;
f) het aanvraagformulier, het door de aannemer ingevulde en ondertekende attest, de facturen en andere bewijsstukken, vermeld in artikel 3, tweede lid, 7° van het besluit van de Vlaamse Regering van 4 februari 2022 tot oprichting van een uniek loket voor de aanvraag en behandeling van bepaalde woon- en energiepremies en tot wijziging van het Energiebesluit van 19 november 2010 en het Besluit Vlaamse Codex Wonen van 2021, bevatten samen minstens:
1) de datum waarop de werken werden uitgevoerd;
2) het merk en het type van de geplaatste beglazing, transparante kunststofplaten (polycarbonaat) of lichtkoepels;
3) de kostprijs van het materiaal en de plaatsing;
4) het aantal vierkante meter geplaatste beglazing, transparante kunststofplaten (polycarbonaat) of lichtkoepels;
5) de Ug-waarde van het geplaatste glas, dan wel de U-waarde van de nieuwe transparante kunststofplaat (polycarbonaat) en van de nieuwe lichtkoepel;
6) in voorkomend geval: het type beglazing dat werd vervangen;
7) een verklaring dat het glas niet werd geplaatst in een veranda;
8) een verklaring dat de Ug-waarde van het geplaatste glas berekend werd volgens NBN EN 673 in overeenstemming met de CE-markering dan wel een verklaring dat de U-waarde van de nieuwe transparante kunststofplaat (polycarbonaat) en van de nieuwe lichtkoepel, bepaald werd respectievelijk volgens de normen NBN EN 16153 en NBN EN 1873, telkens in overeenstemming met de CE-markering;
9) een verklaring dat de ingediende facturen enkel betrekking hebben op het plaatsen van beglazing in direct of indirect verwarmde ruimtes;
10) een gedateerde foto van het geplaatste glas, waarbij ook het gebouw waarin het glas werd aangebracht duidelijk in beeld wordt gebracht.
7° wat betreft de asbestverwijdering, vermeld in artikel 6.4.1/1, vijfde en zesde lid en in artikel 6.4.1/5, derde en vierde lid van het Energiebesluit van 19 november 2010:
a) de persoon die het asbest verwijdert beschikt over een geldig attest eenvoudige handelingen conform de bepalingen in de Codex over het welzijn op het werk op het moment van uitvoering van de werken;
b) de asbestverwijdering gebeurt volgens de code van goede praktijk van OVAM `Veilig werken met asbestdaken en -gevels' of de aannemer is lid van het `Asbestcharter voor dakaannemers';
c) het aanvraagformulier, het door de aannemer ingevulde en ondertekende attest, de facturen en andere bewijsstukken, vermeld in artikel 3, tweede lid, 7° van het besluit van de Vlaamse Regering van 4 februari 2022 tot oprichting van een uniek loket voor de aanvraag en behandeling van bepaalde woon- en energiepremies en tot wijziging van het Energiebesluit van 19 november 2010 en het Besluit Vlaamse Codex Wonen van 2021, bevatten samen minstens:
1) voor werken uitgevoerd vanaf 1 oktober 2021: de datum van aangifte gevaarlijke werken 30bis bij de Sociale Zekerheid of de datum van melding van de uitvoering van de asbestverwijdering bij de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg, conform de bepalingen in de Codex over het welzijn op het werk;
2) de asbesthoudende dak-, onderdak- of geveloppervlakte in vierkante meter per type asbesthoudend materiaal (asbestcement onderdak, dakleien, golfplaten, gevelleien) dat werd verwijderd;
3) de kostprijs van de asbestverwijdering;
4) een verklaring dat het asbest werd verwijderd van het dak, onderdak dan wel de buitengevel;
5) een verklaring dat de persoon die de asbestverwijdering uitvoerde, beschikt over een geldig attest eenvoudige handelingen conform de bepalingen in de Codex over het welzijn op het werk op het moment van uitvoering van de werken;
6) een verklaring dat de uitvoerende werknemers of de zelfstandig aannemer het asbest verwijderde volgens de code van goede praktijk van OVAM `Veilig werken met asbestdaken en -gevels' ofwel de vermelding dat de aannemer lid is van het `Asbestcharter voor dakaannemers';
7) [1 ...]1
----------
(1)<MB 2024-04-15/04, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 03-05-2024>
Art.3.De technische eisen en nadere regels, vermeld in artikel 6.4.1/1/1, achtste lid en artikel 6.4.1/5/1, tiende lid, van het Energiebesluit van 19 november 2010, zijn de volgende:
1° wat betreft het thermische zonnecollectorsysteem, vermeld in artikel 6.4.1/1/1, eerste lid, 1° en artikel 6.4.1/5/1, eerste lid, 1° van het Energiebesluit van 19 november 2010:
a) de collector heeft een systeemtest (volgens EN12976 of volgens EN/TS 12977) ondergaan of bezit een Solar KeyMark;
b) fabrieksmatig geproduceerde systemen zijn gemarkeerd conform EN 12976-1;
c) de apertuuroppervlakte wordt berekend volgens NEN-EN12975;
d) enkel indien er voor de plaatsing van de thermische zonnecollectoren al een elektrische boiler aanwezig was die instond voor de volledige productie van het sanitair warm water, wordt naverwarming uitsluitend op basis van elektrische weerstandsverwarming aanvaard;
e) de persoon die de kwaliteitsvolle uitvoering van de installatie valideert moet beschikken over een certificaat van bekwaamheid, vermeld in artikel 8.5.1, § 1, 2° of 3° van het Energiebesluit van 19 november 2010;
f) enkel voor thermische zonnecollectorsystemen geplaatst in een premiewoning, woongebouw, collectief woongebouw of een nieuwe premiewoning, nieuw woongebouw of nieuw collectief woongebouw moet de inhoud van het boilervat minstens 40 liter per vierkante meter apertuuroppervlakte bedragen ingeval van vlakkeplaat collectoren en minstens 55 liter per vierkante meter apertuuroppervlakte ingeval van buiscollectoren;
g) het aanvraagformulier, het door de aannemer ingevulde en ondertekende attest, de facturen en andere bewijsstukken, vermeld in artikel 3, tweede lid, 7° van het besluit van de Vlaamse Regering van 4 februari 2022 tot oprichting van een uniek loket voor de aanvraag en behandeling van bepaalde woon- en energiepremies en tot wijziging van het Energiebesluit van 19 november 2010 en het Besluit Vlaamse Codex Wonen van 2021, bevatten samen minstens:
1) de datum waarop het thermisch zonnecollectorsysteem werd geplaatst;
2) de kostprijs van het materiaal en de plaatsing van het thermisch zonnecollectorsysteem;
3) het merk en het type van het thermisch zonnecollectorsysteem;
4) het aantal vierkante meter apertuuroppervlakte van de thermische zonnecollectoren;
5) het aantal liter van het opslagvat;
6) het certificeringsnummer van de persoon die de kwaliteitsvolle uitvoering van de installatie valideert, vermeld op het certificaat van bekwaamheid, vermeld in artikel 8.5.1, § 1, 2° of 3° van het Energiebesluit van 19 november 2010;
7) een verklaring dat de collector een systeemtest (volgens EN12976 of volgens EN/TS 12977) heeft ondergaan of een Solar KeyMark bezit of dat fabrieksmatig geproduceerde systemen gemarkeerd zijn conform EN 12976-1;
8) een verklaring dat de apertuuroppervlakte werd berekend volgens NEN-EN12975;
9) een verklaring dat de naverwarming niet uitsluitend met elektrische weerstandsverwarming gebeurt, tenzij er voordien al een elektrische boiler aanwezig was die instond voor de volledige productie van het sanitair warm water;
10) een verklaring dat de persoon die de kwaliteitsvolle uitvoering van de installatie valideert beschikt over een certificaat van bekwaamheid, vermeld in artikel 8.5.1, § 1, 2° of 3° van het Energiebesluit van 19 november 2010;
11) een gedateerde foto van de geïnstalleerde thermische zonnecollectoren waarbij ook het gebouw waarop de collectoren werden geplaatst duidelijk in beeld wordt gebracht;
2° [1 wat betreft de warmtepompen, vermeld in artikel 6.4.1/1/1, eerste lid, 2° tot en met 4° en in artikel 6.4.1/5/1, eerste lid, 2° van het Energiebesluit van 19 november 2010:
a) de lucht-waterwarmtepomp inclusief eventuele geïntegreerde weerstandsverwarming voor legionellabescherming is de enige centrale verwarming voor de premiewoning, woongebouw, collectief woongebouw of nieuwe premiewoning, nieuw woongebouw of nieuw collectief woongebouw of een ander gebouw;
b) de hybride lucht-waterwarmtepomp is de combinatie van een nieuwe elektrische lucht-waterwarmtepomp die minstens gebruikt wordt voor ruimteverwarming, met een nieuwe of bestaande gascondensatieketel, aangesloten op hetzelfde afgiftesysteem, die beiden worden aangestuurd met een gemeenschappelijke regeling die de opwekker of opwekkers met het beste rendement selecteert;
c) de warmtepomp kan niet worden gebruikt voor actieve koeling. Als de warmtepomp over een actieve koelfunctie beschikt, moet de actieve koelfunctie onomkeerbaar uitgeschakeld zijn. Dit kan enkel aangetoond worden doordat 'reversibel' een productoptie is die niet voorzien werd in de warmtepomp of de warmtepomp standaard niet reversibel is;
d) in afwijking van 2°, c) en voor investeringen met eindfactuur vanaf 1 juli 2022, mag de warmtepomp gebruikt worden voor actieve koeling als voor het gebouw waar de warmtepomp wordt geplaatst op de datum van de premieaanvraag een fotovoltaïsche installatie is aangemeld bij Fluvius en de nieuw geplaatste warmtepomp inclusief eventuele geïntegreerde weerstandsverwarming voor legionellabescherming de enige centrale verwarming is voor de premiewoning, woongebouw, collectief woongebouw of nieuwe premiewoning, nieuw woongebouw of nieuw collectief woongebouw of een ander gebouw;
e) als de warmtepomp wordt geplaatst in een premiewoning, woongebouw, collectief woongebouw of nieuwe premiewoning, nieuw woongebouw of nieuw collectief woongebouw moet de warmtepomp voldoen aan de minimale energie-efficiëntie eisen, zoals bepaald in bijlage 1 bij dit besluit;
f) als de warmtepomp wordt geplaatst in een ander gebouw dan een premiewoning, woongebouw, collectief woongebouw of nieuwe premiewoning, nieuw woongebouw of nieuw collectief woongebouw moet de warmtepomp voldoen aan de minimale energie-efficiëntie eisen, zoals bepaald in bijlage 2 bij dit besluit;
g) de warmteafgifte moet gebeuren via een systeem met een maximale afgiftetemperatuur van 55° C;
h) de persoon die de kwaliteitsvolle uitvoering van de installatie valideert moet beschikken over een certificaat van bekwaamheid, vermeld in artikel 8.5.1, § 1, 6° of 7° van het Energiebesluit van 19 november 2010;
i) het aanvraagformulier, het door de aannemer ingevulde en ondertekende attest, de facturen en andere bewijsstukken, vermeld in artikel 3, tweede lid, 7° van het besluit van de Vlaamse Regering van 4 februari 2022 tot oprichting van een uniek loket voor de aanvraag en behandeling van bepaalde woon- en energiepremies en tot wijziging van het Energiebesluit van 19 november 2010 en het Besluit Vlaamse Codex Wonen van 2021, bevatten samen minstens:
1) de datum waarop de warmtepomp werd geplaatst;
2) kostprijs van het materiaal en de plaatsing van de warmtepomp;
3) de soort, het merk en het type van de geplaatste warmtepomp;
4) het thermisch vermogen van de geplaatste warmtepomp;
5) in geval van elektrische warmtepompen: het elektrisch compressorvermogen;
6) in geval van gaswarmtepompen: het geïnstalleerd gasvermogen;
7) voor lucht-waterwarmtepompen: een verklaring dat de warmtepomp de enige centrale verwarming is voor het gebouw;
8) voor warmtepompen geplaatst in een bestaande premiewoning of nieuwe premiewoning: het Europees productlabel of het Europees pakketlabel met de minimale seizoensgebonden energie-efficiëntie, zoals vermeld in bijlage 1 bij dit besluit;
9) voor warmtepompen geplaatst in andere gebouwen dan premiewoningen, woongebouwen, collectieve woongebouwen, nieuwe premiewoningen, nieuwe woongebouwen of nieuwe collectieve woongebouwen: een bewijs van de minimale energie-efficiëntie, vermeld in bijlage 2 bij dit besluit;
10) het certificeringsnummer van de persoon die de kwaliteitsvolle uitvoering van de installatie valideert, vermeld op het certificaat van bekwaamheid, vermeld in artikel 8.5.1, § 1, 6° of 7° van het Energiebesluit van 19 november 2010;
11) in voorkomend geval: de technische fiche waarop wordt aangetoond dat de actieve koelfunctie onmogelijk is voor het geplaatste toestel of combinatie van het geplaatste toestel met standaard productoptie om de koelfunctie onomkeerbaar uit te schakelen, in het geval het gebouw niet beschikt over een fotovoltaïsche installatie of de warmtepomp niet de enige centrale verwarming voor het gebouw is;
12) voor warmtepompen waarvan de koelfunctie niet onomkeerbaar is uitgeschakeld: een verklaring dat de warmtepomp de enige centrale verwarming is voor het gebouw en dat het gebouw beschikt over een fotovoltaïsche installatie;
13) een verklaring dat de warmteafgifte gebeurt via een systeem met een maximale afgiftetemperatuur van 55° C;
14) in voorkomend geval: een verklaring dat de warmtepomp werd geïnstalleerd ter vervanging van de bestaande elektrische weerstandsverwarming in een premiewoning, nieuwe premiewoning, collectief woongebouw of nieuw collectief woongebouw die op het elektriciteitsdistributienet is aangesloten met toepassing van het uitsluitend nachttarief;
15) in voorkomend geval en voor een geothermische, lucht-water of lucht-lucht warmtepomp: een verklaring dat de warmtepomp werd geïnstalleerd in een gebouw gelegen in een gebied waar geen aardgasdistributienet aanwezig is op het ogenblik van de uitvoering van de werken;
16) een verklaring dat de persoon die de kwaliteitsvolle uitvoering van de installatie valideert beschikt over een certificaat van bekwaamheid, vermeld in artikel 8.5.1, § 1, 6° of 7° van het Energiebesluit van 19 november 2010]1;
3° wat betreft de warmtepompboiler, vermeld in artikel 6.4.1/1/1, eerste lid, 5° en in artikel 6.4.1/5/1, eerste lid, 3° van het Energiebesluit van 19 november 2010:
a) de warmtepompboiler beschikt over een Europees productlabel toegekend volgens de Gedelegeerde Verordening 812/2013 betreffende energie-etikettering van waterverwarmingstoestellen, warmwatertanks en pakketten van waterverwarmingstoestellen en zonne-energie-installaties van A+ of beter;
b) voor een woongebouw, collectief woongebouw of ander gebouw dan een premiewoning of nieuwe premiewoning komt de gelijktijdige installatie van meerdere warmtepompboilers in aanmerking;
c) het aanvraagformulier, het door de aannemer ingevulde en ondertekende attest, de facturen en andere bewijsstukken, vermeld in artikel 3, tweede lid, 7° van het besluit van de Vlaamse Regering van 4 februari 2022 tot oprichting van een uniek loket voor de aanvraag en behandeling van bepaalde woon- en energiepremies en tot wijziging van het Energiebesluit van 19 november 2010 en het Besluit Vlaamse Codex Wonen van 2021, bevatten samen minstens:
1) de datum waarop de warmtepompboiler werd geplaatst;
2) de kostprijs van het materiaal en de plaatsing van de warmtepompboiler;
3) het merk en het type van de warmtepompboiler;
4) het thermisch vermogen van de warmtepompboiler;
5) het elektrisch compressorvermogen van de warmtepompboiler;
6) het aantal liter van het opslagvat;
7) het Europees productlabel toegekend volgens de Gedelegeerde Verordening 812/2013 betreffende energie-etikettering van waterverwarmingstoestellen, warmwatertanks en pakketten van waterverwarmingstoestellen en zonne-energie-installaties;
8) een verklaring dat de geïnstalleerde warmtepompboiler of warmtepompboilers beschikken over een regeling om de warm watertemperatuur te verhogen bij een extern signaal om zo aan thermische opslag te doen.
----------
(1)<MB 2022-06-29/01, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 01-07-2022>
Art.3/1. [1 De ventilatievoorzieningen, vermeld in artikel 6.4.1/1/4, § 2, vierde lid van het Energiebesluit van 19 november 2010, moeten voldoen aan de minimale ventilatievoorzieningen bepaald in deel IX.2 van bijlage 18/4 bij het ministerieel besluit van 28 december 2018 houdende algemene bepalingen inzake de energieprestatieregelgeving, energieprestatiecertificaten en de certificering van aannemers en installateurs en zoals blijkt uit het energieprestatiecertificaat residentiële gebouwen ]1.
----------
(1)<Ingevoegd bij MB 2024-04-15/04, art. 5, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2025>
Art.4.Het Vlaams Energie en Klimaatagentschap kan richtlijnen bepalen betreffende de invulling van de in dit besluit vervatte technische vereisten waaraan de werkzaamheden, producten en installaties, vermeld in artikel 6.4.1/1, artikel 6.4.1/1/1, [1 6.4.1/1/4,]1 artikel 6.4.1/5 en artikel 6.4.1/5/1 van het Energiebesluit van 19 november 2010, of de uitvoerders respectievelijk plaatsers van deze werkzaamheden, producten en installaties moeten voldoen om in aanmerking te komen voor de premies.
----------
(1)<MB 2024-04-15/04, art. 6, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2025>
HOOFDSTUK 2. - Slotbepalingen
Art.5. Dit besluit treedt in werking op 1 juli 2022.
BIJLAGEN.
Art. N1. Bijlage 1. Minimale energie-efficiëntie eisen voor wat betreft de warmtepompen, vermeld in artikel 6.4.1/1/1, eerste lid, 2° tot en met 4° van het Energiebesluit van 19 november 2010
[2 Verordening (EU) Nr. 813/2013: de Gedelegeerde Verordening (EU) van de commissie nr. 813/2013 van 2 augustus 2013 tot uitvoering van Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad wat eisen inzake ecologisch ontwerp voor ruimteverwarmingstoestellen en combinatieverwarmingstoestellen betreft;
-Verordening (EU) Nr. 2016/2281: de Gedelegeerde Verordening (EU) van de Commissie nr. 2016/2281 van 30 november 2016 tot uitvoering van Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de totstandbrenging van een kader voor het vaststellen van eisen inzake ecologisch ontwerp voor energiegerelateerde producten, wat betreft eisen inzake ecologisch ontwerp voor luchtverwarmingsproducten, koelproducten, hogetemperatuurproces-chillers en ventilatorluchtkoelers;
- De Europese productfiche voor geothermische en lucht/water warmtepompen: de productfiche die in overeenstemming met tabel 2 van bijlage II van de Verordening (EU) Nr. 813/2013 verstrekt wordt voor ruimteverwarmingstoestellen met warmtepomp en combinatieverwarmingstoestellen met warmtepomp;
- De Europese productfiche voor lucht/lucht warmtepompen: de productfiche die in overeenstemming met tabel 14 van bijlage II van de Verordening (EU) Nr. 2016/2281 verstrekt wordt voor lucht/lucht warmtepompen]2
Tabel
[<font color="red">1</font> | <td colspan="3" valign="top">Minimaal Europees productlabel voor ruimteverwarming, minimale seizoensgebonden energie-efficiëntie of minimale Europese pakketlabeleis|||
Type warmtepomp | < 12 kW | > 12kW & <= 70 kW | > 70 kW |
1.Geothermisch | A++ | A++ | 150% <= Ns |
2. Lucht/water | A+ | A+ | 123% <= Ns |
3. Lucht/lucht | A+ | 137% <= Ns | 137% <= Ns |
4. Hybride lucht/water | 110% <= Ns* | 110% <= Ns* | 110% <= Ns*]<font color="red">1</font> |
[<font color="red">1</font> Type warmtepomp | <td colspan="3" valign="top">Minimum eis voor verwarming|||
<= 12 kW | > 12kW & <= 70 kW | > 70 kW | |
1. Geothermisch | 150% <= Ns * | 150% <= Ns * | 150% <= Ns * |
2. Lucht/water | 123% <= Ns * | 123% < = Ns * | 123% <= Ns * |
3. Lucht/lucht | 160% <= Ns ** | 137% <= Ns * * * | 137% <= Ns * * * |
4. Hybride lucht/water | 110% <= Ns* * ** | 110% <= Ns* * ** | 110% <= Ns* * **]<font color="red">1</font> |