10 APRIL 2022. - Koninklijk besluit nr. 56 met betrekking tot de teruggaaf inzake belasting over de toegevoegde waarde aan belastingplichtigen gevestigd in een andere lidstaat dan de lidstaat van teruggaaf en aan niet in de Gemeenschap gevestigde belastingplichtigen
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Art. 1-2
HOOFDSTUK 2. - Teruggaaf inzake belasting over de toegevoegde waarde aan belastingplichtigen gevestigd in een andere lidstaat dan de lidstaat van teruggaaf
Afdeling 1. - België is de lidstaat van teruggaaf
Art. 3-21
Afdeling 2. - België is de lidstaat van vestiging
Art. 22-27
HOOFDSTUK 3. - Teruggaaf inzake belasting over de toegevoegde waarde aan niet in de Gemeenschap gevestigde belastingplichtigen
Art. 28-45
HOOFDSTUK 4. - Slotbepalingen
Art. 46-48
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Artikel 1. Dit koninklijk besluit voorziet in de omzetting van de Richtlijn 2008/9/EG van de Raad van 12 februari 2008 tot vaststelling van nadere voorschriften voor de in Richtlijn 2006/112/EG vastgestelde teruggaaf van de belasting over de toegevoegde waarde aan belastingplichtigen die niet in de lidstaat van teruggaaf maar in een andere lidstaat gevestigd zijn en in de omzetting van de Richtlijn 86/560/EEG van de Raad van 17 november 1986 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der Lid-Staten inzake omzetbelasting - Regeling voor de teruggaaf van de belasting over de toegevoegde waarde aan niet op het grondgebied van de Gemeenschap gevestigde belastingplichtigen.
Art.2. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:
1° "in een andere lidstaat dan in de lidstaat van teruggaaf gevestigde belastingplichtige": elke belastingplichtige in de zin van artikel 9, lid 1, van de Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde die niet in de lidstaat van teruggaaf, maar in een andere lidstaat is gevestigd;
2° "niet in de Gemeenschap gevestigde belastingplichtige": elke belastingplichtige in de zin van artikel 4, § 1, van het Wetboek, die geen zetel van bedrijfsuitoefening heeft gevestigd op het grondgebied van de Gemeenschap, daar niet over een vaste inrichting beschikt van waaruit de handelingen worden verricht, noch, bij gebreke aan dergelijke zetel of vaste inrichting, aldaar zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats heeft;
3° "lidstaat van teruggaaf": de lidstaat waar de belasting over de toegevoegde waarde aan de niet in de lidstaat van teruggaaf gevestigde belastingplichtige of de niet in de Gemeenschap gevestigde belastingplichtige in rekening werd gebracht ter zake van de voor genoemde belastingplichtige in deze lidstaat verrichte diensten of leveringen van goederen, dan wel ter zake van de invoer van goederen in deze lidstaat;
4° "teruggaaftijdvak": het tijdvak waarop het teruggaafverzoek betrekking heeft;
5° "teruggaafverzoek": het verzoek om teruggaaf van de aan de in 1° of 2° bedoelde belastingplichtige in rekening gebrachte belasting over de toegevoegde waarde ter zake van de voor genoemde belastingplichtige in de lidstaat van teruggaaf verrichte diensten of leveringen van goederen, of ter zake van de invoer van goederen in deze lidstaat;
6° "aanvrager": de in 1° of 2° bedoelde belastingplichtige die het teruggaafverzoek doet.
HOOFDSTUK 2. - Teruggaaf inzake belasting over de toegevoegde waarde aan belastingplichtigen gevestigd in een andere lidstaat dan de lidstaat van teruggaaf
Afdeling 1. - België is de lidstaat van teruggaaf
Art.3. De in deze afdeling bedoelde regeling van teruggaaf is van toepassing op elke in artikel 2, 1°, bedoelde belastingplichtige die aan de volgende voorwaarden voldoet:
1° de belastingplichtige heeft gedurende het tijdvak waarop het teruggaafverzoek betrekking heeft in België geen zetel van zijn economische activiteit gehad, noch een vaste inrichting van waaruit de handelingen werden verricht, noch, bij gebrek aan een dergelijke zetel of vaste inrichting, zijn woonplaats of zijn gebruikelijke verblijfplaats;
2° de belastingplichtige heeft gedurende het tijdvak waarop het teruggaafverzoek betrekking heeft geen leveringen van goederen of diensten verricht die geacht worden in België plaats te vinden, met uitzondering van de volgende handelingen:
a) vervoer en daarmee samenhangende diensten die vrijgesteld zijn krachtens de artikelen 39 tot en met 42 van het Wetboek;
b) leveringen van goederen of diensten waarvan de medecontractant de belasting verschuldigd is krachtens artikel 51, § 2, van het Wetboek;
c) leveringen van goederen of diensten waarvoor de belastingplichtige gebruikmaakt van één van de bijzondere regelingen bedoeld in titel XII, hoofdstuk 6, afdeling 3 of 4, van de Richtlijn 2006/112/EG.
Art.4. § 1. De in artikel 3 bedoelde belastingplichtige kan teruggaaf krijgen van de belasting geheven op de aan hem in België geleverde goederen of verleende diensten of van in België ingevoerde goederen, in de mate dat deze belastingplichtige in de lidstaat waar hij is gevestigd handelingen verricht waarvoor recht op aftrek ontstaat en deze goederen en diensten worden gebruikt voor:
1° de handelingen bedoeld in artikel 45,
§ 1, 2° en 3°, van het Wetboek;
2° de handelingen waarvoor de belasting overeenkomstig artikel 51, § 2, van het Wetboek verschuldigd is door de medecontractant.
§ 2. Het recht op teruggaaf van de voorbelasting wordt bepaald overeenkomstig de artikelen 45, 48 en 49 van het Wetboek.
Zijn van de teruggaaf uitgesloten:
1° de belastingbedragen die het bedrag te boven gaan dat wettelijk verschuldigd is;
2° de gefactureerde belastingbedragen voor leveringen van goederen die krachtens artikel 39, § 1, 2°, of 39bis van het Wetboek van de belasting vrijgesteld zijn of kunnen worden.
§ 3. Wanneer de in artikel 3 bedoelde belastingplichtige in de lidstaat waar hij is gevestigd, zowel handelingen verricht die in die lidstaat een recht op aftrek doen ontstaan, als handelingen die in die lidstaat geen recht op aftrek doen ontstaan, kan van de overeenkomstig de paragrafen 1 en 2 betaalde voorbelasting slechts dat gedeelte van de belasting worden teruggegeven dat overeenkomstig artikel 173 van de Richtlijn 2006/112/EG, zoals toegepast door de lidstaat van vestiging, aan eerstgenoemde handelingen kan worden toegerekend.
Art.5. De in artikel 3 bedoelde belastingplichtige die in België teruggaaf van de belasting wenst te verkrijgen, richt langs elektronische weg een teruggaafverzoek dat hij indient bij de lidstaat waar hij is gevestigd, via de door deze lidstaat ingestelde portaalsite.
Art.6. § 1. Het teruggaafverzoek bevat de volgende gegevens:
1° de naam en het volledige adres van de aanvrager;
2° een elektronisch adres;
3° een omschrijving van de beroepsactiviteit van de aanvrager waarvoor de goederen of diensten worden afgenomen;
4° het teruggaaftijdvak waarop het verzoek betrekking heeft;
5° een verklaring van de aanvrager dat hij gedurende het teruggaaftijdvak geen leveringen van goederen of diensten heeft verricht waarvan de plaats geacht wordt in België te zijn gelegen, met uitzondering van de handelingen bedoeld in artikel 3, 2° ;
6° het btw-identificatienummer of het fiscaal registratienummer van de aanvrager;
7° zijn bankgegevens (inclusief IBAN en BIC).
Behalve de in het eerste lid bedoelde gegevens worden in het teruggaafverzoek voor iedere factuur en ieder invoerdocument de volgende gegevens vermeld:
1° de naam en het volledige adres van de leverancier of dienstverrichter;
2° behalve in het geval van invoer, het btw-identificatienummer dat de letters BE bevat van de leverancier of dienstverrichter bedoeld in artikel 50 van het Wetboek;
3° de datum en het nummer van de factuur of het invoerdocument;
4° de maatstaf van heffing en het bedrag van de belasting, uitgedrukt in euro;
5° het bedrag van de aftrekbare belasting berekend volgens artikel 4, §§ 1 en 2, en uitgedrukt in euro;
6° in voorkomend geval, het aftrekbare gedeelte berekend volgens artikel 4, § 3, uitgedrukt in percenten;
7° de aard van de afgenomen goederen en diensten, aangegeven door middel van de volgende codes:
1. = brandstof;
2. = verhuur van vervoermiddelen;
3. = uitgaven in verband met vervoermiddelen, andere dan die voor de goederen en diensten waarnaar wordt verwezen met de codes 1 en 2;
4. = wegentol en andere heffingen met betrekking tot het gebruik van de weginfrastructuur;
5. = reiskosten, zoals taxikosten, kosten van het openbaar vervoer;
6. = logies;
7. = spijzen, drank en restauratie;
8. = toegang tot beurzen en tentoonstellingen;
9. = weelde-uitgaven, en uitgaven voor ontspanning en representatie;
10. = andere.
Indien code 10 wordt gebruikt, wordt de aard van de afgenomen goederen en diensten aangegeven.
§ 2. De gegevens bedoeld in paragraaf 1 worden bewaard gedurende een termijn gelijk aan die bedoeld in de artikelen 81tot 83 van het Wetboek.
Art.7. De administratie belast met de belasting over de toegevoegde waarde kan de aanvrager verzoeken om langs elektronische weg aan de hand van codes aanvullende gegevens te verstrekken met betrekking tot iedere code bedoeld in artikel 6, § 1, tweede lid, 7°, voor zover die gegevens noodzakelijk blijken wegens beperkingen van het recht op aftrek voorzien in het Wetboek.
Art.8. Onverminderd de krachtens artikel 16 gevraagde gegevens, voegt de aanvrager samen met het teruggaafverzoek langs elektronische weg een afschrift bij van de factuur of het invoerdocument, wanneer de maatstaf van heffing op de factuur of het invoerdocument 1.000 euro of meer bedraagt. Indien de factuur evenwel betrekking heeft op brandstof, is dit drempelbedrag 250 euro.
Art.9. De aanvrager omschrijft zijn beroepsactiviteit aan de hand van geharmoniseerde numerieke NACE codes.
Art.10. Indien het aftrekbare gedeelte bedoeld in artikel 4, § 3, overeenkomstig artikel 175 van de Richtlijn 2006/112/EG wordt aangepast na de indiening van het teruggaafverzoek, corrigeert de aanvrager het bedrag dat wordt teruggevraagd of dat reeds is teruggegeven.
De correctie vindt plaats in een teruggaafverzoek dat gedaan wordt binnen het kalenderjaar volgend op het desbetreffende teruggaaftijdvak, dan wel, mocht de aanvrager in dat kalenderjaar geen teruggaafverzoek indienen, door via de door de lidstaat van vestiging ingestelde portaalsite een afzonderlijke verklaring toe te zenden.
Art.11. § 1. Het teruggaafverzoek heeft betrekking op een teruggaaftijdvak dat ten hoogste één kalenderjaar bedraagt en ten minste drie kalendermaanden. Het teruggaafverzoek kan evenwel betrekking hebben op een tijdvak van minder dan drie kalendermaanden wanneer dit tijdvak het resterende gedeelte van een kalenderjaar betreft.
§ 2. Als het teruggaafverzoek een teruggaaftijdvak betreft van minder dan één kalenderjaar maar wel minstens drie kalendermaanden, dan bedraagt het bedrag van de belasting waarop het teruggaafverzoek betrekking heeft ten minste 400 euro.
Als het teruggaafverzoek betrekking heeft op een kalenderjaar of het resterende gedeelte van een kalenderjaar, dan bedraagt het bedrag van de belasting ten minste 50 euro.
Art.12. Het teruggaafverzoek wordt uiterlijk op 30 september van het kalenderjaar volgend op het teruggaaftijdvak bij de lidstaat van vestiging ingediend. Het teruggaafverzoek wordt alleen als ingediend aangemerkt indien de aanvrager alle in de artikelen 6, 7 en 9 gevraagde gegevens heeft verstrekt.
Art.13. Het teruggaafverzoek heeft betrekking op:
1° de belasting geheven op leveringen van goederen en diensten waarvoor een factuur werd uitgereikt overeenkomstig artikel 53, § 2, van het Wetboek, tijdens het teruggaaftijdvak, mits de belasting vóór of op het tijdstip van de uitreiking van de factuur opeisbaar geworden is, of ten aanzien waarvan de belasting opeisbaar geworden is tijdens het teruggaaftijdvak, mits voor die handelingen een factuur werd uitgereikt overeenkomstig artikel 53, § 2, van het Wetboek, vooraleer de belasting opeisbaar is geworden;
2° de belasting geheven op de invoer van goederen die gedurende het teruggaaftijdvak heeft plaatsgevonden.
Het teruggaafverzoek kan ook betrekking hebben op facturen of invoerdocumenten die nog niet het voorwerp hebben uitgemaakt van eerdere teruggaafverzoeken voor zover die betrekking hebben op handelingen die tijdens het kalenderjaar van het teruggaaftijdvak werden verricht.
Art.14. De administratie stelt de aanvrager onverwijld langs elektronische weg in kennis van de datum van ontvangst van het teruggaafverzoek.
Art.15. Binnen een termijn van vier maanden vanaf de datum bedoeld in artikel 14 deelt de administratie:
1° haar beslissing om het teruggaafverzoek in te willigen langs elektronische weg aan de aanvrager mee;
2° haar beslissing om het teruggaafverzoek geheel of gedeeltelijk te verwerpen per aangetekende zending aan de aanvrager mee.
Art.16. § 1. Ingeval de administratie meent niet alle dienstige informatie te hebben ontvangen om met betrekking tot het geheel of een deel van het teruggaafverzoek een uitspraak te kunnen doen, kan zij binnen de in artikel 15 genoemde termijn van vier maanden, langs elektronische weg in het bijzonder de aanvrager of de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van vestiging om aanvullende gegevens verzoeken. Indien de aanvullende gegevens worden opgevraagd bij een andere persoon dan de aanvrager of de bevoegde autoriteiten van een lidstaat, wordt alleen langs elektronische weg om gegevens verzocht indien de bestemmeling van het verzoek over de desbetreffende apparatuur beschikt.
Zo nodig kan de administratie om verdere aanvullende gegevens verzoeken.
De gevraagde gegevens kunnen ook het overleggen van het origineel of een afschrift van de factuur of het invoerdocument omvatten wanneer de administratie redenen heeft om te twijfelen aan het bestaan van een bepaalde vordering. In dat geval zijn de drempelbedragen van artikel 8 niet van toepassing.
§ 2. De krachtens paragraaf 1 gevraagde gegevens worden binnen een maand na ontvangst van het verzoek om informatie door de bestemmeling van het verzoek aan de administratie verstrekt.
Art.17. Indien de administratie om aanvullende gegevens verzoekt, deelt zij op de wijze zoals voorzien in artikel 15, 1° of 2°, in afwijking van de termijn bepaald in artikel 15, haar beslissing aan de aanvrager mee binnen twee maanden na ontvangst van de gevraagde gegevens of, indien niet op haar verzoek gereageerd is, binnen twee maanden na het verstrijken van de in artikel 16, § 2, genoemde termijn. De termijn waarover de administratie beschikt om te beslissen over een volledige of gedeeltelijke teruggaaf, bedraagt evenwel in ieder geval ten minste zes maanden vanaf de ontvangst van het in artikel 6, § 1, eerste lid, bedoelde teruggaafverzoek.
Wanneer de administratie verdere aanvullende gegevens vraagt overeenkomstig artikel 16, § 1, tweede lid, stelt zij binnen acht maanden nadat het teruggaafverzoek is ontvangen, de aanvrager in kennis van haar beslissing op de wijze zoals voorzien in artikel 15, 1° of 2°.
Art.18. Indien het teruggaafverzoek wordt ingewilligd, wordt het goedgekeurde teruggaafbedrag uiterlijk binnen tien werkdagen na het verstrijken van de in artikel 15 genoemde termijn terugbetaald, of, indien om aanvullende of verdere aanvullende gegevens is verzocht, na het verstrijken van de termijnen overeenkomstig artikel 17.
De teruggaaf vindt plaats door gebruik te maken van de in artikel 6, § 1, eerste lid, 7°, bedoelde bankgegevens die door de aanvrager worden verstrekt. In voorkomend geval worden de bankkosten voor het overmaken in mindering gebracht op het aan de aanvrager te betalen bedrag.
Art.19. Indien het teruggaafverzoek geheel of ten dele wordt afgewezen, worden de redenen hiervoor door de administratie per aangetekende zending tegelijkertijd met de weigeringsbeslissing aan de aanvrager meegedeeld.
Indien geen beslissing over het teruggaafverzoek wordt genomen binnen de termijnen vastgesteld in deze afdeling, wordt dit verzoek als ingewilligd aangemerkt onder voorbehoud van de toepassing van artikel 20.
Art.20. Wanneer teruggaaf op frauduleuze of anderszins onrechtmatige wijze is verkregen, gaat de administratie onmiddellijk over tot invordering van de ten onrechte betaalde bedragen en van eventuele fiscale geldboeten en nalatigheidsinteresten opgelegd volgens de procedure voorzien in het Wetboek, onverminderd de bepalingen inzake wederzijdse bijstand ter invordering van de belasting over de toegevoegde waarde.
Wanneer fiscale geldboeten of nalatigheidsinteresten opgelegd maar niet betaald zijn, kan de administratie elke verdere teruggaaf aan de betrokken belastingplichtige ten belope van het onbetaalde bedrag opschorten.
Art.21. Correcties betreffende een eerder teruggaafverzoek als bedoeld in artikel 10, worden door de administratie in meer of in min met het teruggaafbedrag verrekend of, in geval van toezending van een afzonderlijke verklaring, afzonderlijk ingevorderd of terugbetaald.
Afdeling 2. - België is de lidstaat van vestiging
Art.22. De in België gevestigde belastingplichtige die overeenkomstig artikel 50 van het Wetboek voor btw-doeleinden is geïdentificeerd, met uitsluiting van de btw-eenheid in de zin van artikel 4, § 2, van het Wetboek, en de leden van een btw-eenheid in de zin van artikel 4, § 2, van het Wetboek kunnen overeenkomstig de bepalingen van de Richtlijn 2008/9/EG, teruggaaf krijgen van de btw geheven op de aan hen in de lidstaat van teruggaaf geleverde goederen of verleende diensten of van in die lidstaat ingevoerde goederen.
Art.23. De in België gevestigde aanvrager die in een andere lidstaat teruggaaf van de btw wenst te verkrijgen, richt langs elektronische weg een teruggaafverzoek aan de lidstaat van teruggaaf dat hij indient via de portaalsite die de administratie in België heeft ingesteld.
Art.24. § 1. Het teruggaafverzoek bevat de volgende gegevens:
1° de naam en het volledige adres van de aanvrager;
2° een elektronisch adres;
3° een omschrijving van de beroepsactiviteit van de aanvrager waarvoor de goederen of diensten worden afgenomen;
4° het teruggaaftijdvak waarop het verzoek betrekking heeft;
5° een verklaring van de aanvrager dat hij gedurende het teruggaaftijdvak geen leveringen van goederen of diensten heeft verricht waarvan de plaats geacht wordt in de lidstaat van teruggaaf te zijn gelegen, met uitzondering van de volgende handelingen:
a) vervoer en daarmee samenhangende diensten die vrijgesteld zijn krachtens de artikelen 144, 146, 148, 149, 151, 153, 159 of 160 van de Richtlijn 2006/112/EG;
b) leveringen van goederen of dienstverrichtingen waarvan de afnemer krachtens de artikelen 194 tot en met 197 en artikel 199 van de Richtlijn 2006/112/EG de btw verschuldigd is;
c) leveringen van goederen of diensten waarvoor de belastingplichtige gebruikmaakt van één van de bijzondere regelingen bedoeld in titel XII, hoofdstuk 6, afdeling 3 of 4, van de Richtlijn 2006/112/EG;
6° het btw-identificatienummer bedoeld in artikel 50 van het Wetboek;
7° zijn bankgegevens, inclusief IBAN en BIC.
Behalve de in het eerste lid bedoelde gegevens worden in het teruggaafverzoek voor iedere factuur en ieder invoerdocument de volgende gegevens vermeld:
1° de naam en het volledige adres van de leverancier of dienstverrichter;
2° behalve in het geval van invoer, het btw-identificatienummer van de leverancier of dienstverrichter of zijn fiscaal registratienummer, toegekend door de lidstaat van teruggaaf overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 239 en 240 van de Richtlijn 2006/112/EG;
3° behalve in het geval van invoer, het landencodenummer van de lidstaat van teruggaaf overeenkomstig de bepalingen van artikel 215 van de Richtlijn 2006/112/EG;
4° de datum en het nummer van de factuur of het invoerdocument;
5° de maatstaf van heffing en het bedrag aan btw, uitgedrukt in de munteenheid van de lidstaat van teruggaaf;
6° het bedrag van de aftrekbare belasting over de toegevoegde waarde berekend volgens de bepalingen inzake het recht op aftrek in de lidstaat van teruggaaf en uitgedrukt in de munteenheid van deze lidstaat. Als de belastingplichtige in België zowel handelingen verricht die een recht op aftrek doen ontstaan als handelingen die geen recht op aftrek doen ontstaan, kan slechts dat gedeelte van de btw worden teruggegeven dat aftrekbaar is overeenkomstig artikel 46 van het Wetboek;
7° in voorkomend geval, het verhoudingsgetal van de aftrek, berekend volgens de bepalingen van artikel 46 van het Wetboek en uitgedrukt in percenten;
8° de aard van de afgenomen goederen en diensten, aangegeven door middel van de codes voorzien in artikel 9 van de Richtlijn 2008/9/EG zoals omgezet in de lidstaat van teruggaaf.
§ 2. De gegevens bedoeld in paragraaf 1 worden bewaard gedurende een termijn gelijk aan die bedoeld in de artikelen 81tot 83 van het Wetboek.
Art.25. De aanvrager kan worden gevraagd zijn beroepsactiviteit te omschrijven aan de hand van geharmoniseerde numerieke NACE codes.
Art.26. Het teruggaafverzoek wordt uiterlijk op 30 september van het kalenderjaar volgend op het teruggaaftijdvak ingediend. Het teruggaafverzoek wordt alleen als ingediend aangemerkt indien de aanvrager alle in de artikelen 24 en 25 gevraagde gegevens heeft verstrekt.
De administratie stuurt de aanvrager onverwijld langs elektronische weg een bevestiging van ontvangst.
Art.27. De administratie stuurt het verzoek niet door aan de lidstaat van teruggaaf wanneer de in België gevestigde aanvrager gedurende het teruggaaftijdvak:
1° niet aan de belasting over de toegevoegde waarde is onderworpen;
2° slechts overeenkomstig het Wetboek vrijgestelde leveringen van goederen of diensten verricht zonder recht op aftrek;
3° valt onder de vrijstellingsregeling van belasting in het voordeel van kleine ondernemingen als bedoeld in artikel 56bis van het Wetboek;
4° valt onder de forfaitaire regeling voor landbouwondernemers als bedoeld in artikel 57 van het Wetboek.
De administratie stelt de aanvrager langs elektronische weg in kennis van haar krachtens het eerste lid genomen beslissing.
HOOFDSTUK 3. - Teruggaaf inzake belasting over de toegevoegde waarde aan niet in de Gemeenschap gevestigde belastingplichtigen
Art.28. De in dit hoofdstuk bedoelde regeling van teruggaaf is van toepassing op elke in artikel 2, 2°, bedoelde belastingplichtige die aan de volgende voorwaarden voldoet:
1° de belastingplichtige heeft gedurende het tijdvak waarop het teruggaafverzoek betrekking heeft in de Gemeenschap geen zetel van zijn economische activiteit gehad, noch een vaste inrichting van waaruit de handelingen werden verricht, noch, bij gebrek aan een dergelijke zetel of vaste inrichting, zijn woonplaats of zijn gebruikelijke verblijfplaats;
2° de belastingplichtige heeft gedurende het tijdvak waarop het teruggaafverzoek betrekking heeft geen leveringen van goederen of diensten verricht die geacht worden in België plaats te vinden, met uitzondering van de volgende handelingen:
a) vervoer en daarmee samenhangende diensten die vrijgesteld zijn krachtens de artikelen 39 tot en met 42 van het Wetboek;
b) leveringen van goederen of diensten waarvan de medecontractant de belasting verschuldigd is krachtens artikel 51, § 2, van het Wetboek;
c) leveringen van goederen of diensten waarvoor de belastingplichtige gebruikmaakt van één van de bijzondere regelingen bedoeld in titel XII, hoofdstuk 6, afdeling 2 tot 4, van de Richtlijn 2006/112/EG.
Art.29. § 1. De in artikel 28 bedoelde belastingplichtige kan teruggaaf krijgen van de belasting geheven op de aan hem in België geleverde roerende goederen of verleende diensten of van in België ingevoerde goederen, in de mate dat deze belastingplichtige in het land waar hij is gevestigd handelingen verricht waarvoor recht op aftrek ontstaat en deze goederen en diensten worden gebruikt voor:
1° de handelingen bedoeld in artikel 45, § 1, 2° en 3°, van het Wetboek;
2° de handelingen waarvoor de belasting overeenkomstig artikel 51, § 2, van het Wetboek verschuldigd is door de medecontractant.
§ 2. Het recht op teruggaaf van de voorbelasting wordt bepaald overeenkomstig de artikelen 45, 48 en 49 van het Wetboek.
Zijn van de teruggaaf uitgesloten:
1° de belastingbedragen die het bedrag te boven gaan dat wettelijk verschuldigd is;
2° de gefactureerde belastingbedragen voor leveringen van goederen die krachtens artikel 39, § 1, 2°, of 39bis van het Wetboek van de belasting vrijgesteld zijn of kunnen worden.
§ 3. Wanneer de in artikel 28 bedoelde belastingplichtige in het land waar hij is gevestigd, zowel handelingen verricht die in dat land een recht op aftrek doen ontstaan, als handelingen die in dat land geen recht op aftrek doen ontstaan, kan van de overeenkomstig de paragrafen 1 en 2 betaalde voorbelasting slechts dat gedeelte van de belasting worden teruggegeven dat overeenkomstig artikel 46, § 1, van het Wetboek, aan eerstgenoemde handelingen kan worden toegerekend.
Art.30. De in artikel 28 bedoelde belastingplichtige die in België teruggaaf van de belasting wenst te verkrijgen, richt langs elektronische weg een teruggaafverzoek dat hij indient via de portaalsite die de administratie in België heeft ingesteld.
Art.31. § 1. Het teruggaafverzoek bevat de volgende gegevens:
1° de naam en het volledige adres van de aanvrager;
2° een elektronisch adres;
3° een omschrijving van de beroepsactiviteit van de aanvrager waarvoor de goederen of diensten worden afgenomen;
4° het teruggaaftijdvak waarop het verzoek betrekking heeft;
5° een verklaring van de aanvrager dat hij gedurende het teruggaaftijdvak geen leveringen van goederen of diensten heeft verricht waarvan de plaats geacht wordt in België te zijn gelegen, met uitzondering van de handelingen bedoeld in artikel 28, 2° ;
6° het btw-identificatienummer of het fiscaal registratienummer van de aanvrager in het land waar hij de zetel van zijn economische activiteit of bij gebrek aan een dergelijke zetel, zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats heeft;
7° het totaalbedrag van de belasting waarop de aanvraag betrekking heeft;
8° zijn bankgegevens met inbegrip van de identificatiegegevens van de bankinstelling;
9° een verklaring van de aanvrager dat hij er zich toe verbindt alle ten onrechte ontvangen bedragen terug te betalen.
Behalve de in het eerste lid bedoelde gegevens worden in het teruggaafverzoek voor iedere factuur en ieder invoerdocument de volgende gegevens vermeld:
1° een volgnummer;
2° behalve in het geval van invoer, de naam en het volledige adres en het btw-identificatienummer dat de letters BE bevat van de leverancier of dienstverrichter bedoeld in artikel 50 van het Wetboek;
3° de datum en het nummer van de factuur of het invoerdocument;
4° de maatstaf van heffing en het bedrag van de belasting, uitgedrukt in euro;
5° het bedrag van de aftrekbare belasting berekend volgens artikel 29, §§ 1 en 2, en uitgedrukt in euro;
6° in voorkomend geval, het aftrekbare gedeelte berekend volgens artikel 29, § 3, uitgedrukt in percenten;
7° de aard van de afgenomen goederen en diensten.
§ 2. Indien de belastingplichtige tijdens het teruggaaftijdvak handelingen heeft verricht in België zoals bedoeld in artikel 28, 2°, a) en b), worden naast de gegevens bedoeld in paragraaf 1 in het teruggaafverzoek de volgende stukken bijgevoegd:
1° kopieën van de uitgereikte facturen;
2° documenten die de toepassing van een vrijstelling van de belasting aantonen.
§ 3. De gegevens bedoeld in paragrafen 1 en 2 worden bewaard gedurende een termijn gelijk aan die bedoeld in de artikelen 81 tot 83 van het Wetboek.
Art.32. De aanvrager voegt aan zijn teruggaafverzoek langs elektronische weg een bewijs toe waaruit blijkt dat hij de hoedanigheid bezit van belastingplichtige overeenkomstig artikel 4, § 1, van het Wetboek.
Art.33. Onverminderd de krachtens artikel 41 gevraagde gegevens, voegt de aanvrager samen met het teruggaafverzoek langs elektronische weg een afschrift bij van de factuur of het invoerdocument, wanneer de maatstaf van heffing op de factuur of het invoerdocument 1.000 euro of meer bedraagt. Indien de factuur evenwel betrekking heeft op brandstof, is dit drempelbedrag 250 euro.
Art.34. Indien het aftrekbare gedeelte bedoeld in artikel 29, § 3, overeenkomstig artikel 46, § 1, van het Wetboek wordt aangepast na de indiening van het teruggaafverzoek, corrigeert de aanvrager het bedrag dat wordt teruggevraagd of dat reeds is teruggegeven.
De correctie vindt plaats in een teruggaafverzoek dat gedaan wordt binnen het kalenderjaar volgend op het desbetreffende teruggaaftijdvak, dan wel, mocht de aanvrager in dat kalenderjaar geen teruggaafverzoek indienen, door een afzonderlijke verklaring toe te zenden via de portaalsite die de administratie in België heeft ingesteld.
Art.35. § 1. Het teruggaafverzoek heeft betrekking op een teruggaaftijdvak dat ten hoogste één kalenderjaar bedraagt en ten minste drie kalendermaanden. Het teruggaafverzoek kan evenwel betrekking hebben op een tijdvak van minder dan drie kalendermaanden wanneer dit tijdvak het resterende gedeelte van een kalenderjaar betreft.
§ 2. Als het teruggaafverzoek een teruggaaftijdvak betreft van minder dan één kalenderjaar maar wel minstens drie kalendermaanden, dan bedraagt het bedrag van de belasting waarop het teruggaafverzoek betrekking heeft ten minste 400 euro.
Als het teruggaafverzoek betrekking heeft op een kalenderjaar of het resterende gedeelte van een kalenderjaar, dan bedraagt het bedrag van de belasting ten minste 50 euro.
Art.36. Het teruggaafverzoek wordt uiterlijk op 30 september van het kalenderjaar volgend op het teruggaaftijdvak ingediend. Het teruggaafverzoek wordt alleen als ingediend aangemerkt indien de aanvrager alle in de artikelen 31 en 32 gevraagde gegevens heeft verstrekt.
Art.37. Het teruggaafverzoek heeft betrekking op:
1° de belasting geheven op leveringen van goederen en diensten waarvoor een factuur werd uitgereikt overeenkomstig artikel 53, § 2, van het Wetboek, tijdens het teruggaaftijdvak, mits de belasting vóór of op het tijdstip van de uitreiking van de factuur opeisbaar geworden is, of ten aanzien waarvan de belasting opeisbaar geworden is tijdens het teruggaaftijdvak, mits voor die handelingen een factuur werd uitgereikt overeenkomstig artikel 53, § 2, van het Wetboek, vooraleer de belasting opeisbaar is geworden;
2° de belasting geheven op de invoer van goederen die gedurende het teruggaaftijdvak heeft plaatsgevonden.
Het teruggaafverzoek kan ook betrekking hebben op facturen of invoerdocumenten die nog niet het voorwerp hebben uitgemaakt van eerdere teruggaafverzoeken voor zover die betrekking hebben op handelingen die tijdens het kalenderjaar van het teruggaaftijdvak werden verricht.
Art.38. De administratie stelt de aanvrager onverwijld langs elektronische weg in kennis van de datum van ontvangst van het teruggaafverzoek.
Art.39. Binnen een termijn van vier maanden vanaf de datum bedoeld in artikel 38 deelt de administratie:
1° haar beslissing om het teruggaafverzoek in te willigen langs elektronische weg aan de aanvrager mee;
2° haar beslissing om het teruggaafverzoek geheel of gedeeltelijk te verwerpen per aangetekende zending aan de aanvrager mee.
Art.40. § 1. Ingeval de administratie meent niet alle dienstige informatie te hebben ontvangen om met betrekking tot het geheel of een deel van het teruggaafverzoek een uitspraak te kunnen doen, kan zij binnen de in artikel 39 genoemde termijn van vier maanden, langs elektronische weg de aanvrager om aanvullende gegevens verzoeken. Indien de aanvullende gegevens worden opgevraagd bij een andere persoon dan de aanvrager wordt alleen langs elektronische weg om gegevens verzocht indien de bestemmeling van het verzoek over de desbetreffende apparatuur beschikt.
Zo nodig kan de administratie om verdere aanvullende gegevens verzoeken.
De gevraagde gegevens kunnen ook het overleggen van het origineel of een afschrift van de factuur of het invoerdocument omvatten wanneer de administratie redenen heeft om te twijfelen aan het bestaan van een bepaalde vordering. In dat geval zijn de drempelbedragen van artikel 33 niet van toepassing.
§ 2. De krachtens paragraaf 1 gevraagde gegevens worden binnen een maand na ontvangst van het verzoek om informatie door de bestemmeling van het verzoek aan de administratie verstrekt.
Art.41. Indien de administratie om aanvullende gegevens verzoekt, deelt zij op de wijze zoals voorzien in artikel 39, 1° of 2°, in afwijking van de termijn bepaald in artikel 39, haar beslissing aan de aanvrager mee binnen twee maanden na ontvangst van de gevraagde gegevens of, indien niet op haar verzoek gereageerd is, binnen twee maanden na het verstrijken van de in artikel 40, § 2, genoemde termijn. De termijn waarover de administratie beschikt om te beslissen over een volledige of gedeeltelijke teruggaaf, bedraagt evenwel in ieder geval ten minste zes maanden vanaf de ontvangst van het in artikel 31, § 1, bedoelde teruggaafverzoek.
Wanneer de administratie verdere aanvullende gegevens vraagt overeenkomstig artikel 40, § 1, tweede lid, stelt zij binnen acht maanden nadat het teruggaafverzoek is ontvangen, de aanvrager in kennis van haar beslissing op de wijze zoals voorzien in artikel 39, 1° of 2°.
Art.42. Indien het teruggaafverzoek wordt ingewilligd, wordt het goedgekeurde teruggaafbedrag uiterlijk binnen tien werkdagen na het verstrijken van de in artikel 39 genoemde termijn terugbetaald, of, indien om aanvullende of verdere aanvullende gegevens is verzocht, na het verstrijken van de termijnen overeenkomstig artikel 41.
De teruggaaf vindt plaats door gebruik te maken van de in artikel 31, § 1, 8°, bedoelde bankgegevens die door de aanvrager worden verstrekt. In voorkomend geval worden de bankkosten voor het overmaken in mindering gebracht op het aan de aanvrager te betalen bedrag.
Art.43. Indien het teruggaafverzoek geheel of ten dele wordt afgewezen, worden de redenen hiervoor door de administratie per aangetekende zending tegelijkertijd met de beslissing aan de aanvrager meegedeeld.
Indien geen beslissing over het teruggaafverzoek wordt genomen binnen de termijnen vastgesteld in dit hoofdstuk, wordt dit verzoek als ingewilligd aangemerkt onder voorbehoud van de toepassing van artikel 44.
Art.44. Wanneer teruggaaf op frauduleuze of anderszins onrechtmatige wijze is verkregen, gaat de administratie onmiddellijk over tot invordering van de ten onrechte betaalde bedragen en van eventuele fiscale geldboeten en nalatigheidsinteresten opgelegd volgens de procedure voorzien in het Wetboek, onverminderd de bepalingen inzake wederzijdse bijstand ter invordering van de belasting over de toegevoegde waarde.
Wanneer fiscale geldboeten of nalatigheidsinteresten opgelegd maar niet betaald zijn, kan de administratie elke verdere teruggaaf aan de betrokken belastingplichtige ten belope van het onbetaalde bedrag opschorten.
Art.45. Correcties betreffende een eerder teruggaafverzoek als bedoeld in artikel 34, worden door de administratie in meer of in min met het teruggaafbedrag verrekend of, in geval van toezending van een afzonderlijke verklaring, afzonderlijk ingevorderd of terugbetaald.
HOOFDSTUK 4. - Slotbepalingen
Art.46. Het koninklijk besluit nr. 56 van 9 december 2009 met betrekking tot de teruggaaf inzake belasting over de toegevoegde waarde aan belastingplichtigen gevestigd in een andere lidstaat dan de lidstaat van teruggaaf wordt opgeheven.
Art.47. Dit besluit treedt in werking op 1 juli 2022 voor de teruggaafverzoeken die na 30 juni 2022 worden ingediend.
Art. 48. De minister bevoegd voor Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.