10 MAART 2022. - Koninklijk besluit betreffende de proefbank voor vuurwapens
HOOFDSTUK 1. - DEFINITIES EN TOEPASSINGSGEBIED
Art. 1-2
HOOFDSTUK 2. - LIGGING VAN DE PROEFBANK
Art. 3
HOOFDSTUK 3. - RAAD VAN BESTUUR VAN DE PROEFBANK
Art. 4-10
HOOFDSTUK 4. - DE DIRECTEUR
Art. 11-18
HOOFDSTUK 5. - PROTOCOLAKKOORDEN
Art. 19
HOOFDSTUK 6. - DE PROEVEN EN INSPECTIES
Art. 20-26
HOOFDSTUK 7. - FACTURATIE VAN GERECHTSKOSTEN
Art. 27
HOOFDSTUK 8. - SLOTBEPALINGEN
Art. 28-31
BIJLAGEN.
Art. N1-N6
HOOFDSTUK 1. - DEFINITIES EN TOEPASSINGSGEBIED
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:
1° Overeenkomst: de overeenkomst tot wederzijdse erkenning van draagbare vuurwapens goedgekeurd bij de wet van 20 januari 1971 houdende goedkeuring van de overeenkomst tot wederzijdse erkenning van de beproevingsstempels voor draagbare vuurwapens en van het reglement met bijlagen I en II, opgemaakt te Brussel op 1 juli 1969;
2° C.I.P.: de Vaste Internationale Commissie ter beproeving van draagbare vuurwapens opgericht bij de Overeenkomst;
3° C.I.P.-bank: een proefbank voor vuurwapens erkend door de C.I.P.;
4° vuurwapen: met betrekking tot de proef, een wapen dat kan geladen worden met minstens een ontplofbare stof in los kruit of vervat in een patroon, die kan aangestoken worden;
5° onderdeel onderworpen aan de proef: origineel onderdeel of identiek vervangstuk, ontworpen voor een vuurwapen, essentieel voor de werking ervan, onderworpen aan sterke mechanische belastingen bij het schieten en opgenomen in het kader van het reglement van de Overeenkomst of in bijlage 1 bij dit besluit;
6° wapens: de vuurwapens, onderdelen onderworpen aan de proef alsook patronen;
7° conventionele wapens: de vuurwapens en onderdelen onderworpen aan de proef die geïnventariseerd zijn in het kader van het reglement van de Overeenkomst alsook de handelspatronen;
8° niet-conventionele wapens: de vuurwapens en de eraan aangepaste onderdelen onderworpen aan de proef, opgenomen in bijlage 1 bij dit besluit, vervaardigd per eenheid of in beperkt aantal, en die niet zijn opgenomen in het kader van het reglement van de Overeenkomst;
9° handelspatronen: industrieel vervaardigde patronen in grote hoeveelheden, door lading van hulzen met ontplofbare stoffen en eventueel een kogel, hagels of een projectiel, waarvan het kaliber opgenomen is in het kader van het reglement van de Overeenkomst, in elementaire verpakkingen van verschillende eenheden en bestemd voor de verkoop door een wapenhandelaar.
Art.2. Vallen niet onder de toepassing van de hoofdstuk 6 van dit besluit:
1° de door de politiediensten gebruikte patronen;
2° wapens die zich op het nationale grondgebied bevinden met een tijdelijke vergunning in het kader van de Wapenwet van 8 juni 2006.
HOOFDSTUK 2. - LIGGING VAN DE PROEFBANK
Art.3. De proefbank is gevestigd te Luik.
HOOFDSTUK 3. - RAAD VAN BESTUUR VAN DE PROEFBANK
Art.4. De Raad van Bestuur van de proefbank ziet toe op de correcte uitoefening van de activiteiten van de proefbank.
Art.5. De Raad van Bestuur is belast met de controle op het financieel en boekhoudkundig beheer van de proefbank.
De Raad van Bestuur maakt het ontwerp van begroting ter goedkeuring over aan de minister bevoegd voor Economie en de minister bevoegd voor Justitie, elk voor wat zijn onderscheiden bevoegdheid betreft.
Art.6. De Raad van Bestuur maakt jaarlijks het jaarverslag op over de werkzaamheden van de proefbank voor het voorgaande jaar.
Art.7. De Raad van Bestuur kan beslissen om adviesraden op te richten in het kader van de activiteiten van de proefbank.
Art.8. De Raad van Bestuur laat tweejaarlijks een externe veiligheidsaudit van de proefbank en een jaarlijkse interne audit van het kwaliteitsmanagementsysteem uitvoeren.
Art.9. De leden van de Raad van Bestuur kunnen steeds de lokalen van de proefbank betreden, met inachtneming van de interne procedures bepaald door de organen van de proefbank.
Art.10. § 1. Aan de leden van de Raad van Bestuur wordt, per vergadering, een zitpenning toegekend waarvan het bedrag vastgesteld is als volgt:
1° 400 euro aan de voorzitter van de Raad van Bestuur;
2° 250 euro aan de onafhankelijke leden van de Raad van Bestuur.
Aan de door de Koning benoemde regeringscommissarissen wordt, per vergadering, een zitpenning toegekend van 250 euro.
Het aantal toegekende zitpenningen per persoon wordt beperkt tot 15 per jaar.
§ 2. De in de paragraaf 1 bedoelde bedragen zijn gekoppeld aan de consumptieprijsindex en worden jaarlijks geïndexeerd op 1 januari. De indexering zal voor de eerste maal gebeuren op 1 januari van het jaar dat volgt op de inwerkingtreding van dit besluit met als referentie-index de consumptieprijsindex van de maand voorafgaand aan de inwerkingtreding van dit besluit.
§ 3. De vergoeding van de verplaatsingskosten van de leden van de Raad van Bestuur en de regeringscommissarissen wordt vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 18 januari 1965 houdende algemene regeling inzake reiskosten.
HOOFDSTUK 4. - DE DIRECTEUR
Art.11. De directeur is verantwoordelijk voor het toezicht op de algemene werking van de proefbank met respect voor de geldende wetgeving.
De directeur is meer specifiek belast met de naleving van de wet van 8 juli 2018 houdende bepalingen inzake de proefbank voor vuurwapens en de uitvoeringsbesluiten ervan.
Minstens halfjaarlijks maakt de directeur een rapport op over de uitoefening van zijn bevoegdheden in het kader van de algemene werking van de proefbank. Dit rapport wordt voorgelegd aan de Raad van Bestuur.
Art.12. De directeur neemt deel aan werkgroepen betreffende materies die aansluiten bij de wettelijke opdrachten van de proefbank, in het bijzonder aan werkgroepen waarin nationale of internationale regelgeving wordt voorbereid, indien hij daartoe wordt opgedragen door de minister bevoegd voor Economie of de minister bevoegd voor Justitie, elk voor wat zijn onderscheiden bevoegdheid betreft.
Indien wenselijk stelt de directeur een delegatie van afgevaardigden samen om deel te nemen aan de werkgroepen.
Art.13. De directeur wordt door Ons benoemd op gezamenlijke voordracht van de minister bevoegd voor Economie en de minister bevoegd voor Justitie, na raadpleging van de Raad van Bestuur.
Art.14. De directeur geniet het voordeel van de weddeschaal NA42, zoals bepaald in bijlage 1 van het koninklijk besluit van 25 oktober 2013 betreffende de geldelijke loopbaan van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt.
De Raad van Bestuur beslist over de toekenning van eventuele andere voordelen aan de directeur.
De regels die van toepassing zijn op managementfuncties in de federale overheid vormen hiervoor een leidraad.
Art.15. De directeur wordt jaarlijks geëvalueerd door de Raad van Bestuur.
Art.16. Ingeval van dringende reden die de goede werking van de proefbank in het gedrang brengt, kan de Raad van Bestuur de directeur schorsen.
De gemotiveerde beslissing tot schorsing wordt binnen de twee werkdagen ter kennis gebracht aan de directeur en aan de minister bevoegd voor Economie en de minister bevoegd voor Justitie.
Art.17. De directeur wordt ontslagen door Ons, op gezamenlijk voorstel van de minister bevoegd voor Economie en de minister bevoegd voor Justitie.
Art.18. Wanneer de directeur wordt ontslagen of wanneer zijn mandaat niet wordt hernieuwd, heeft hij recht op een beëindigingsvergoeding, op voorwaarde dat de directeur niet kan genieten van een rustpensioen of beroepsinkomen en niet om dringende redenen werd ontslagen.
De beëindigingsvergoeding bedraagt een twaalfde van de geïndexeerde jaarwedde van de directeur, vermenigvuldigd met het aantal gepresteerde jaren als directeur van de proefbank, met een maximum van zes jaar.
De vergoeding wordt pro rata op maandelijkse basis uitbetaald.
HOOFDSTUK 5. - PROTOCOLAKKOORDEN
Art.19. De proefbank kan, in het belang van haar goede werking protocolakkoorden afsluiten met overheden of instellingen.
De proefbank sluit een protocolakkoord af met de federale overheidsdienst Justitie, de federale politie en het College van de hoven en rechtbanken inzake de inventarisatie en het vervoer van wapens die met name voor vernietiging zijn bestemd in het kader van artikel 24, eerste lid, van de wet van 8 juni 2006 houdende regeling van economische en individuele activiteiten met wapens.
HOOFDSTUK 6. - DE PROEVEN EN INSPECTIES
Art.20. Conventionele wapens worden onderworpen aan een voorafgaande proef of inspectie naar gelang het geval, uitgevoerd op de proefbank volgens de voorschriften van het reglement van de Overeenkomst.
De vuurwapens en onderdelen onderworpen aan de proef die geslaagd zijn voor de proef overeenkomstig het eerste lid worden gemarkeerd met de volgende geschikte stempels:
1° de stempels voorgeschreven door het reglement van de Overeenkomst volgens het type proef;
2° de identificatiestempel van de proefbank vermeld in bijlage 2 bij dit besluit;
3° de stempel met het symbool voor het jaar vermeld in bijlage 3 bij dit besluit of de stempel met het volledige jaar in vier cijfers.
Het geweigerde vuurwapen of onderdeel dat aan de proef werd onderworpen wordt enkel gemarkeerd met de identificatiestempel van de proefbank vermeld in bijlage 2 bij dit besluit.
De elementaire verpakkingen van de patronen die voor de inspectie geslaagd zijn, dragen de afdruk van de stempel bepaald door het reglement van de Overeenkomst.
Art.21. De proeven, de inspecties en de stempels uitgevoerd op conventionele wapens volgens de voorschriften van het reglement van de Overeenkomst door een C.I.P.-bank, worden erkend.
De conventionele wapens die, volgens het geval, beproefd of geïnspecteerd werden en met de gepaste stempels gemarkeerd werden volgens de bepaling van het eerste lid, worden vrijgesteld van de voorafgaande proef of van de inspectie naar gelang het geval, bij de proefbank.
Art.22. De niet-conventionele wapens met hun bijzondere patronen worden aan een voorafgaande proef bij de proefbank onderworpen volgens één van de specifieke procedures beschreven in bijlage 4 bij dit besluit.
Het vuurwapen en de voornoemde onderdelen onderworpen aan de proef en die hierin geslaagd zijn, worden met de volgende gepaste stempels gemarkeerd:
1° het kaliber op elke loop indien het ontbreekt;
2° de identificatiestempel van de proefbank vermeld in bijlage 2 bij dit besluit;
3° de stempel met het symbool voor het jaar vermeld in bijlage 3 bij dit besluit of de stempel met het volledige jaar in vier cijfers;
4° de stempel betreffende het type proef opgenomen in bijlage 5 bij dit besluit.
De proef van een niet-conventioneel wapen, met zijn bijzondere patronen, kan geweigerd worden als hun specificiteiten deze onmogelijk maken.
Het vuurwapen of het onderdeel dat in de proef niet geslaagd is of waarvan deze geweigerd werd, wordt enkel gemarkeerd met de identificatiestempel van de proefbank vermeld in bijlage 2 bij dit besluit.
Art.23. Elk vuurwapen, al dan niet conventioneel, niet beproefd of zonder stempels volgens de artikelen 20, 21 en 22 of waarop na de voorafgaande proef een wijziging aangebracht werd bij minstens één onderdeel onderworpen aan de proef opgenomen in het reglement van de Overeenkomst of in bijlage 1 bij dit besluit, wordt aan de proefbank aangeboden voor een proef. De proefbank mag de uitvoering van de proef weigeren als de aangebrachte aanpassingen deze niet toelaten. De weigering wordt gemotiveerd. De proefbank mag de initiële stempels wijzigen.
De voorlegging aan de proefbank wordt niet vereist wanneer een onderdeel van het vuurwapen onderworpen aan de proef enkel vervangen werd door een identiek onderdeel dat beproefd werd volgens de bepalingen van de artikelen 20, 21 en 22.
Art.24. Ingevoerde wapens die niet voldoen aan de artikelen 20, 22 en 23, met uitzondering van conventionele wapens die al naargelang het geval zijn getest of geïnspecteerd door een C.I.P.-bank overeenkomstig artikel 21, worden binnen twee weken na hun binnenkomst op het grondgebied bezorgd aan de Proefbank voor vuurwapens te Luik om te worden getest of geïnspecteerd, afhankelijk van het geval.
Art.25. De manometrische kanonnen en afsluitingsmiddelen ervan worden aan één enkele proef onderworpen.
De beproevingsdruk ligt minstens 30 % hoger dan die ontwikkeld door de grootste slagkracht van de handelspatroon met hetzelfde kaliber.
Na de proef worden ze gemarkeerd met de goedkeuringsstempel opgenomen in bijlage 6 bij dit besluit.
Art.26. De proefbank laat minstens twee fysieke en digitale modellen maken van de identificatiestempel van de proefbank vermeld in bijlage 2 bij dit besluit en van de specifieke stempels voor de proef opgenomen in de bijlagen 5 en 6 bij dit besluit.
HOOFDSTUK 7. - FACTURATIE VAN GERECHTSKOSTEN
Art.27. De gerechtskosten in strafzaken, bedoeld in artikel 10, § 2, van de wet van 8 juli 2018 houdende bepalingen inzake de proefbank voor vuurwapens, worden opgenomen in een kostenstaat, die driemaandelijks wordt ingediend bij het centraal bureau gerechtskosten bij de Federale Overheidsdienst Justitie. Ze vermelden de referentie van elke zending te vernietigen wapens, welke dienst ze heeft afgegeven op welke datum, het arrondissement waarvan ze afkomstig zijn, een inventaris van de betrokken wapens en een verklaring op welke dag de betrokken wapens zijn vernietigd. Voor elke zending wordt eveneens het forfaitair bedrag aan kosten vermeld, zonder en met btw, dat voor elke zending wordt aangerekend door de proefbank, overeenkomstig het protocolakkoord en het tarief bepaald door de Koning.
HOOFDSTUK 8. - SLOTBEPALINGEN
Art.28. Het koninklijk besluit van 30 juni 1924 houdende algemeen reglement der te Luik gevestigde wapenproefbank, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 26 april 2017, wordt opgeheven, met uitzondering van de artikelen 9 en 10.
Art.29. Het koninklijk besluit van 29 maart 2012 tot goedkeuring van de loontarieven voor het vervullen van de opdrachten van de Proefbank voor vuurwapens gevestigd te Luik vastgesteld door de Bestuurscommissie, wordt opgeheven één jaar na de bekendmaking van dit besluit in het Belgisch Staatsblad.
Art.30. Het koninklijk besluit van 26 april 2017 tot vaststelling van de proeven waaraan de verschillende wapens onderworpen zijn en tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 juni 1924 tot goedkeuring van het nieuw algemeen reglement der te Luik gevestigde wapenproefbank, wordt opgeheven.
Art.31. De minister bevoegd voor Economie en de minister bevoegd voor Justitie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
BIJLAGEN.
Art. N1.
(Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 19-04-2022, p. 36890)
Art. N2.
(Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 19-04-2022, p. 36891)
Art. N3.
(Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 19-04-2022, p. 36892)
Art. N4.
(Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 19-04-2022, p. 36894)
Art. N5.
(Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 19-04-2022, p. 36895)
Art. N6.
(Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 19-04-2022, p. 36898)