4 FEBRUARI 2022. - Besluit van de Vlaamse Regering over de regels voor de erkenning en subsidiëring van een partnerorganisatie als Vlaams Instituut voor de Eerste Lijn(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 25-04-2022 en tekstbijwerking tot 27-06-2024)
Hoofdstuk 1. - Definities
Art. 1
Hoofdstuk 2. - Opdrachten
Art. 2-3
Hoofdstuk 3. - Samenstelling
Art. 4-5
Hoofdstuk 4. - Erkenning en weigering van de erkenning
Art. 6-11
Hoofdstuk 5. - Procedure om een erkenning te schorsen of in te trekken
Art. 12
Hoofdstuk 6. - Procedure om de erkenning in te trekken op verzoek van het VIVEL
Art. 13
Hoofdstuk 7. - Subsidiëring
Art. 14-20
Hoofdstuk 8. - Toezicht op de naleving van de erkennings- en subsidievoorwaarden
Art. 21
Hoofdstuk 9. - Slotbepalingen
Art. 22-24
Hoofdstuk 1. - Definities
Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder:
1° [1 ...]1
2° [1 administratie: het Departement Zorg, vermeld in artikel 2, eerste lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 mei 2023 over het Departement Zorg]1;
3° aanvrager: een rechtspersoon die een aanvraag tot erkenning als VIVEL indient;
4° decreet van 26 april 2019: het decreet van 26 april 2019 betreffende de organisatie van de eerstelijnszorg, de regionale zorgplatformen en de ondersteuning van de eerstelijnszorgaanbieders;
[3 4° /1 eerstelijnszorgactor:
a) de huisartsen;
b) de thuisverpleegkundigen;
c) de kinesitherapeuten;
d) de tandartsen;
e) de apothekers;
f) de podologen;
g) de vroedvrouwen;
h) de ergotherapeuten;
i) de diëtisten;
j) de klinisch psychologen;
k) de partners die actief zijn in functie 1 van de netwerken volwassenen artikel 107 en activiteitenprogramma 1 van de netwerken geestelijke gezondheid kinderen en jongeren;
l) de logopedisten;";
2° er wordt een punt 4° /3 ingevoegd, dat luidt als volgt:
"4° /3 welzijnsactor:
a) de woonzorgcentra, vermeld in artikel 33 van het Woonzorgdecreet van 15 februari 2019;
b) de diensten voor gezinszorg, vermeld in artikel 11 van het Woonzorgdecreet van 15 februari 2019;
c) de lokale dienstencentra, vermeld in artikel 9 van het Woonzorgdecreet van 15 februari 2019;
d) de diensten maatschappelijk werk van de ziekenfondsen, vermeld in artikel 19 van het Woonzorgdecreet van 15 februari 2019;
e) de centra algemeen welzijnswerk, vermeld in artikel 6 van het decreet van 8 mei 2009 betreffende het algemeen welzijnswerk;
f) de voorzieningen, diensten, samenwerkingsverbanden en organisatoren die erkend, vergund of gesubsidieerd worden door het agentschap Opgroeien regie, conform artikel 5, § 2, 2°, a), van het decreet van 30 april 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Opgroeien regie;
g) de bestaande OverKopnetwerken waarvan de actor die optreedt als vertegenwoordiger van het OverKopnetwerk een tijdelijke projectsubsidie ontvangt op basis van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 maart 2021 over de financiering van vernieuwend aanbod in de preventieve gezinsondersteuning;
h) de Huizen van het Kind, vermeld in artikel 7 van het decreet van 29 november 2013 houdende de organisatie van preventieve gezinsondersteuning;
i) de samenwerkingsverbanden één gezin, één plan, vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 14 maart 2023 tot toekenning van subsidies van de Vlaamse Gemeenschap voor het jaar 2023 aan verschillende organisaties in het raam van de samenwerkingsverbanden `1 gezin, 1 plan';
j) de diensten Ondersteuningsplan, vermeld in artikel 1, 3°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 30 september 2011 betreffende de erkenning en subsidiëring van diensten Ondersteuningsplan voor het voortraject van personen met een handicap;
k) de multidisciplinaire teams, vermeld in artikel 22 van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juli 1991 betreffende de indiening en afhandeling van de aanvraag tot ondersteuning bij het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap;
l) de multifunctionele centra voor minderjarigen met een handicap, vermeld in artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 26 februari 2016 houdende erkenning en subsidiëring van multifunctionele centra voor minderjarige personen met een handicap;
m) de ouderinitiatieven, vermeld in artikel 2, eerste lid, 3°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juni 2016 houdende het vergunnen van aanbieders van niet-rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning voor personen met een handicap;
n) de vergunde zorgaanbieders, vermeld in artikel 1, 9° /1, van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juni 2016 over de besteding van het budget voor niet-rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning voor meerderjarige personen met een handicap en over organisatiegebonden kosten voor vergunde zorgaanbieders;
o) de bijstandsorganisaties, vermeld in artikel 1, 2°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 11 december 2015 houdende de vergunningsvoorwaarden en de subsidieregeling van bijstandsorganisaties om budgethouders bij te staan in het kader van persoonsvolgende financiering]3
5° minister: de Vlaamse minister, bevoegd voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding;
[1 5° /1 secretaris-generaal: het hoofd van de administratie;]1
6° Vlaams Instituut voor de Eerste Lijn, afgekort VIVEL: een partnerorganisatie als vermeld in artikel 19 van het decreet van 26 april 2019;
[2 6° /1 Vlaamse overheid: de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaamse Gewest, inclusief de instellingen die daaronder vallen;]2
7° zorgraad: een rechtspersoon als vermeld in hoofdstuk 5 van het decreet van 26 april 2019.
----------
(1)<BVR 2023-05-12/09, art. 660, 002; Inwerkingtreding : 10-07-2023>
(2)<BVR 2023-09-15/13, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
(3)<BVR 2024-04-26/58, art. 19, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2025>
Hoofdstuk 2. - Opdrachten
Art.2.[2 Het VIVEL voert de volgende opdrachten uit:
1° de kennis en de expertise van de eerste lijn over de volgende materies uitbouwen:
a) geïntegreerde zorg en ondersteuning;
b) doelgerichte zorg en ondersteuning;
c) interdisciplinaire samenwerking;
d) mantelzorg;
2° de zorgraden ondersteunen, adviseren, coachen en sensibiliseren in de volgende materies:
a) goed bestuur;
b) hun personeelsadministratie, hun personeelsmanagement, hun boekhoudkundige verplichtingen en hun verenigingsrechtelijke verplichtingen;
c) hun opdrachten, bepaald bij en krachtens artikel 11 van het decreet van 26 april 2019;
3° innovatie in de eerstelijnszorg stimuleren;
4° de Vlaamse Gemeenschap en de eerstelijnszorg adviseren en ondersteunen als er maatregelen ter bestrijding van een gezondheidscrisis worden uitgevoerd;
5° de Vlaamse Gemeenschap adviseren over andere aangelegenheden over de eerstelijnszorg dan de aangelegenheden, vermeld in punt 4°. ";
2° tussen het eerste en het tweede lid wordt een lid ingevoegd, dat luidt als volgt:
"Bij het uitvoeren van de opdrachten, vermeld in het eerste lid, biedt het VIVEL de volgende elementen aan:
1° empirisch onderbouwde implementatietools, strategieën en methodieken, informatie en data;
2° opleidingen.";
3° het bestaande derde lid wordt opgeheven;
4° aan het vierde lid wordt een punt 3° toegevoegd, dat luidt als volgt:
"3° het principe van kwaliteitsvolle zorg.";
5° het vijfde lid wordt vervangen door wat volgt:
"In het vierde lid wordt verstaan onder:
1° buurtgerichte zorg: de zorg die erop gericht is:
a) de sociale cohesie te versterken;
b) vragen naar zorg en ondersteuning uit de buurt op te vangen;
c) personen met een zorg- en ondersteuningsvraag, als dat nodig is, toe te leiden naar gepaste zorg en ondersteuning;
d) de buurt actief te betrekken bij de werking van de eerstelijnszorg door een actieve samenwerking op lokaal vlak, die is afgestemd met het lokaal sociaal beleidsplan, onder regie van het lokaal bestuur, conform het decreet van 9 februari 2018 houdende het lokaal sociaal beleid;
2° kwaliteitsvolle zorg: de kwaliteitsvolle zorg, vermeld in artikel 11, tweede lid, 1°, van het decreet van 26 april 2019.]2
Bij de uitvoering van de opdrachten, vermeld in het eerste lid, wordt rekening gehouden met de specificiteit van het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad. Dit houdt onder meer de ondersteuning in van de zorgraad in hun werking in het grootstedelijk beleid.
De uitvoering van de opdrachten, vermeld in het eerste lid, 2°, c), en 6°, a), worden door [1 de administratie]1 geëvalueerd binnen twee jaar na de inwerkingtreding van dit besluit.
De opdrachten, vermeld in het eerste lid, worden volgens de volgende principes uitgevoerd:
1° de principes, vermeld in artikel 4 van het decreet van 26 april 2019;
2° de principes van de buurtgerichte zorg.
In het vierde lid, 2°, wordt verstaan onder buurtgerichte zorg: de zorg die erop gericht is:
1° de sociale cohesie te versterken;
2° vragen naar zorg en ondersteuning uit de buurt op te vangen;
3° personen met een zorg- en ondersteuningsvraag, als dat nodig is, toe te leiden naar gepaste zorg en ondersteuning;
4° de buurt actief te betrekken bij de werking van de eerstelijnszorg door een actieve samenwerking op lokaal vlak, afgestemd met het lokaal sociaal beleidsplan, onder regie van het lokaal bestuur conform het decreet van 9 februari 2018 houdende het lokaal sociaal beleid.
De minister kan de opdrachten van het VIVEL, vermeld in het eerste lid, nader preciseren.
----------
(1)<BVR 2023-05-12/09, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 10-07-2023>
(2)<BVR 2023-09-15/13, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.3.[1 Voor de uitvoering van de opdrachten, vermeld in artikel 2, organiseert het VIVEL minstens één keer per jaar een periodiek overleg met de vertegenwoordigers, vermeld in artikel 4, eerste lid. Een vertegenwoordiger van de Vlaamse overheid kan deelnemen aan het voormelde overleg.]1
Op het periodieke overleg, vermeld in het eerste lid, worden volgende zaken afgestemd:
1° de strategiebepaling voor het VIVEL;
2° de evaluatie van het afgelopen werkingsjaar;
3° de planning van het volgende werkingsjaar.
----------
(1)<BVR 2023-09-15/13, art. 4, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Hoofdstuk 3. - Samenstelling
Art.4.[1 In het VIVEL is er minstens de volgende representatieve en gelijkwaardige vertegenwoordiging van het zorglandschap:
1° minimaal vijf en maximaal acht vertegenwoordigers van de welzijnsactoren;
2° minimaal vijf en maximaal acht vertegenwoordigers van de eerstelijnsgezondheidszorgactoren;
3° minimaal vier en maximaal zeven vertegenwoordigers van de lokale besturen;
4° minimaal vier en maximaal zeven vertegenwoordigers van de zorgraden;
5° minimaal twee en maximaal vier vertegenwoordigers van de personen met een zorg- en ondersteuningsvraag;
6° minimaal een en maximaal drie vertegenwoordigers van de mantelzorgers;
7° minimaal een en maximaal drie vertegenwoordigers van de Vlaamse kennis- en expertisecentra;
8° minimaal een en maximaal twee vertegenwoordigers van de ziekenhuizen.]1
In het eerste lid wordt verstaan onder:
1° welzijnsactoren:
a) de woonzorgcentra;
b) de diensten voor gezinszorg;
c) de lokale dienstencentra;
d) de diensten maatschappelijk werk van de ziekenfondsen;
e) de centra voor algemeen welzijnswerk;
f) de openbare centra voor maatschappelijk welzijn;
[1 g) voorzieningen die erkend, vergund of gesubsidieerd zijn door het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap, vermeld in artikel 3 van het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap;
h) voorzieningen die erkend, vergund of gesubsidieerd zijn door het agentschap Opgroeien regie, vermeld in artikel 3 van het decreet van 30 april 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Opgroeien regie.]1
2° eerstelijnsgezondheidszorgactoren:
a) de huisartsen;
b) de thuisverpleegkundigen;
c) de kinesitherapeuten;
d) de tandartsen;
e) de apothekers;
f) de podologen;
g) de vroedvrouwen;
h) de ergotherapeuten;
i) de diëtisten;
j) de klinisch psychologen;
k) de partners die actief zijn in functie 1 van de netwerken volwassenen artikel 107 en activiteitenprogramma 1 van de netwerken geestelijke gezondheid kinderen en jongeren.
----------
(1)<BVR 2023-09-15/13, art. 5, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.5.In dit artikel wordt verstaan onder:
1° onafhankelijk lid: een lid dat niet afkomstig is uit de organisaties, vermeld in artikel 4, of uit de Vlaamse overheid;
2°[2 ...]2.
Het bestuursorgaan van het VIVEL bevat twee onafhankelijke leden. Een van beide leden wordt tot voorzitter van het bestuursorgaan verkozen.
[2 Een personeelslid van de administratie kan de vergaderingen van het bestuursorgaan, vermeld in het tweede lid, bijwonen als waarnemer en rapporteert daarover aan de administratie]2.
----------
(1)<BVR 2023-05-12/09, art. 661, 002; Inwerkingtreding : 10-07-2023>
(2)<BVR 2023-09-15/13, art. 6, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Hoofdstuk 4. - Erkenning en weigering van de erkenning
Art.6.De [1 secretaris-generaal]1 erkent het VIVEL voor een termijn van maximaal vijf jaar.
----------
(1)<BVR 2023-05-12/09, art. 662, 002; Inwerkingtreding : 10-07-2023>
Art.7.Een aanvrager kan erkend worden als VIVEL als hij voldoet aan al de volgende voorwaarden:
1° de aanvrager is een privaatrechtelijke vereniging met rechtspersoonlijkheid die rechtstreeks noch onrechtstreeks een vermogensvoordeel uitkeert of bezorgt, behalve voor het belangeloze doel dat in de statuten bepaald is;
2° het werkgebied van de aanvrager omvat het Nederlandse taalgebied en het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad;
3° de statuten zijn neergelegd op de griffie van de bevoegde ondernemingsrechtbank met het oog op de publicatie van deze statuten in het Belgisch Staatsblad;
4° [1 de aanvrager heeft expertise in al de volgende materies:
a) geïntegreerde zorg en ondersteuning;
b) doelgerichte zorg en ondersteuning;
c) interdisciplinaire samenwerking;
d) mantelzorg;
e) goed bestuur;
f) de ondersteuning van personeelsadministratie en -management, en boekhouding;
g) de verenigingsrechtelijke verplichtingen;
h) het aanbieden van ondersteuning, advies, coaching, sensibilisatie en opleiding over de materies, vermeld in punt a) tot en met g);
i) het opmaken van empirisch onderbouwde implementatietools, strategieën en methodieken;
j) het aanbieden van empirisch onderbouwde informatie en data.]1;
5° de aanvrager voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 4 en 5;
6° de aanvrager beschikt over een beleidsplan met strategische invulling van de opdrachten voor de erkenningsperiode en een actieplan met de concretisering van de uitvoering van de opdrachten voor het eerste werkingsjaar. Het actieplan vermeldt duidelijk welke acties voor welke opdrachten, vermeld in artikel 2, ondernomen worden.
----------
(1)<BVR 2023-09-15/13, art. 7, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.8. Als er verschillende aanvragen zijn die voldoen aan de erkenningsvoorwaarden, vermeld in artikel 7, wordt de aanvrager erkend die, per categorie van de organisaties, vermeld in artikel 4, eerste lid, het hoogste aantal belangenorganisaties voor eerstelijnszorg binnen het Nederlandse taalgebied en het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad vertegenwoordigt.
Art.9.§ 1. Een aanvraag tot erkenning is alleen ontvankelijk als ze al de volgende documenten bevat:
1° de identificatiegegevens van de aanvrager;
2° de statuten van de aanvrager, als ze nog niet gepubliceerd zijn;
3° het bewijs dat de aanvrager beschikt over de expertise, vermeld in artikel 7, 4° ;
4° het beleidsplan voor de erkenningsperiode en het actieplan voor het eerste werkingsjaar;
5° een bewijs dat de aanvrager qua samenstelling voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 4 en 5.
De minister lanceert een oproep voor erkenningsaanvragen minstens twee maanden voorafgaand aan de datum waarop de erkenning van het VIVEL afloopt of, in voorkomend geval, binnen een maand nadat de erkenning van het VIVEL is ingetrokken.
De oproep, vermeld in het tweede lid, wordt bekendgemaakt op de website van [1 de administratie]1 [1 ...]1 en wordt gecommuniceerd naar de sector(en).
Erkenningsaanvragen in het kader van de oproep, vermeld in het tweede lid, worden ingediend binnen dertig dagen na de datum van de bekendmaking op de website van [1 de administratie]1, vermeld in het derde lid. De einddatum waarop de aanvraag ingediend kan worden, is in de oproep opgenomen.
De erkenning wordt aangevraagd met een formulier dat [1 de administratie]1 op zijn website ter beschikking stelt.
§ 2. [1 De administratie]1 meldt de aanvrager binnen dertig dagen na de dag waarop het de erkenningsaanvraag heeft ontvangen, dat de aanvraag ontvankelijk of onontvankelijk is.
----------
(1)<BVR 2023-05-12/09, art. 663, 002; Inwerkingtreding : 10-07-2023>
Art.10.§ 1. De beslissing over de erkenning wordt bezorgd aan de aanvrager binnen dertig dagen na de einddatum, vermeld in artikel 9, § 1, vierde lid.
§ 2. Als niet voldaan is aan de erkenningsvoorwaarden, vermeld in artikel 7, of als de erkenning niet wordt toegekend aan de aanvrager door de toepassing van artikel 8, deelt de [1 secretaris-generaal]1 het voornemen tot weigering van de erkenning mee.
De aanvrager wordt met een aangetekende zending op de hoogte gebracht van het voornemen tot weigering van de erkenning. Dit voornemen bevat:
1° de motivering conform artikel 2 van de wet van 29 juli 1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van de bestuurshandelingen;
2° uitleg over de mogelijkheid, de voorwaarden en de procedure om een gemotiveerd bezwaarschrift in te dienen bij [1 de administratie]1.
Als de aanvrager geen bezwaarschrift indient binnen vijfenveertig dagen na ontvangst van de aangetekende zending, wordt de beslissing van de [1 secretaris-generaal]1 tot weigering van de erkenning met een aangetekende zending aan de aanvrager bezorgd.
§ 3. Als de erkenning wordt geweigerd, kan de aanvrager geen aanspraak maken op een vergoeding voor de kosten die verbonden zijn aan activiteiten die hebben plaatsgevonden om de erkenning te verkrijgen.
§ 4. De beslissing waarbij de erkenning wordt verleend, bevat de volgende gegevens:
1° de naam en het adres van de erkende partnerorganisatie;
2° de ingangsdatum en de termijn van de erkenning.
----------
(1)<BVR 2023-05-12/09, art. 664, 002; Inwerkingtreding : 10-07-2023>
Art.11.Om erkend te blijven, moet het VIVEL:
1° voldoen aan de erkenningsvoorwaarden, vermeld in artikel 7;
2° elke wijziging van de statuten onmiddellijk aan het agentschap meedelen;
3° de opdrachten, vermeld in artikel 2 en 3, uitvoeren;
4° jaarlijks uiterlijk op 31 maart aan het agentschap een verslag bezorgen over de uitvoering van de opdrachten;
5° jaarlijks uiterlijk op 31 maart aan het agentschap het financiële verslag van het voorbije werkingsjaar bezorgen;
6° het actieplan voor elk volgend werkingsjaar vóór 30 september ter goedkeuring voorleggen aan het agentschap;
7° elke wijziging die betrekking heeft op de erkenning, onmiddellijk aan [1 de administratie]1 melden.
[2 8° jaarlijks een herevaluatie maken van het beleidsplan, vermeld in artikel 7, 6°, en dat beleidsplan elk werkingsjaar, met uitzondering van het laatste werkjaar van de erkenningsperiode, voor 30 september ter goedkeuring voorleggen aan de administratie.]2
----------
(1)<BVR 2023-05-12/09, art. 665, 002; Inwerkingtreding : 10-07-2023>
(2)<BVR 2023-09-15/13, art. 8, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Hoofdstuk 5. - Procedure om een erkenning te schorsen of in te trekken
Art.12.§ 1. De [1 secretaris-generaal]1uit een voornemen tot schorsing of tot intrekking van de erkenning als het VIVEL niet meer voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 11.
§ 2. Het VIVEL wordt met een aangetekende zending op de hoogte gebracht van het voornemen tot schorsing of tot intrekking van de erkenning. Dit voornemen bevat:
1° de motivering conform artikel 2 van de wet van 29 juli 1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van de bestuurshandelingen;
2° uitleg over de mogelijkheid, de voorwaarden en de procedure om een gemotiveerd bezwaarschrift in te dienen bij het agentschap.
Als het VIVEL geen bezwaarschift indient binnen vijfenveertig dagen na de ontvangst van de aangetekende zending, wordt de beslissing van de [1 secretaris-generaal]1 tot schorsing of intrekking van de erkenning met een aangetekende zending aan [1 de administratie]1 bezorgd.
§ 3. De beslissing tot schorsing vermeldt de begindatum, de periode van de schorsing en de voorwaarden die vervuld moeten zijn om de schorsing ongedaan te maken.
De [1 secretaris-generaal]1 bepaalt de termijn van de schorsing. Die termijn mag niet meer bedragen dan drie maanden. Op gemotiveerd verzoek van het VIVEL kan die termijn eenmalig maximaal drie maanden verlengd worden. VIVEL bezorgt die aanvraag minstens dertig dagen voor de afloop van de initiële schorsingstermijn met een aangetekende zending aan [1 de administratie]1.
§ 4. Als bij de beëindiging van de schorsingstermijn nog niet aan alle erkenningsnormen is voldaan, wordt de procedure tot intrekking van de erkenning gestart.
§ 5. De beslissing tot intrekking van de erkenning heeft uitwerking op de datum, vermeld in die beslissing.
§ 6. Als de erkenning wordt ingetrokken, kan het VIVEL geen aanspraak maken op een vergoeding voor de kosten die verbonden zijn aan activiteiten die hebben plaatsgevonden om de erkenning te behouden.
----------
(1)<BVR 2023-05-12/09, art. 666, 002; Inwerkingtreding : 10-07-2023>
Hoofdstuk 6. - Procedure om de erkenning in te trekken op verzoek van het VIVEL
Art.13.De [1 secretaris-generaal]1kan de erkenning intrekken als het VIVEL daar aangetekend of tegen ontvangstbewijs om verzoekt. De beslissing van de [1 secretaris-generaal]1 wordt binnen drie maanden na de dag waarop [1 de administratie]1 het verzoek heeft ontvangen, aangetekend met kennisgeving van ontvangst, aan het VIVEL bezorgd.
Het VIVEL brengt [1 de administratie]1 binnen drie maanden op de hoogte van zijn voornemen om de activiteiten vrijwillig stop te zetten, met vermelding van de datum waarop die beslissing uitwerking heeft.
----------
(1)<BVR 2023-05-12/09, art. 666, 002; Inwerkingtreding : 10-07-2023>
Hoofdstuk 7. - Subsidiëring
Art.14. Om in aanmerking te komen voor subsidiëring, moet het VIVEL:
1° de voorwaarden, vermeld in artikel 11, naleven;
2° een boekhouding voeren conform artikel 3 van het besluit van de Vlaamse Regering van 13 januari 2006 betreffende de boekhouding en het financieel verslag voor de voorzieningen in bepaalde sectoren van het Beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. Het boekjaar begint op 1 januari en eindigt op 31 december.
Art.15.§ 1. Binnen de beschikbare begrotingskredieten ontvangt het VIVEL voor de opdrachten, vermeld in artikel 2, een subsidie, jaarlijks vast te stellen, van maximaal [2 1.919.385,00 euro]2.
Het maximale subsidiebedrag, vermeld in het eerste lid, kan naar beneden worden bijgesteld wanneer uit het financiële verslag, vermeld in artikel 18, of uit de opbouw van de reserves, vermeld in artikel 19, het maximale subsidiebedrag te hoog wordt geraamd en is bijstelbaar in functie van eventuele begrotingsmaatregelen.
In afwijking van het eerste lid ontvangt het VIVEL voor de opdrachten, vermeld in artikel 2, voor het werkingsjaar 2022 een subsidie van maximaal 2.189.489,40 euro.
Een werkingsjaar loopt van 1 januari tot en met 31 december.
Als het werkingsjaar korter dan een kalenderjaar is, wordt de subsidie berekend in verhouding tot het aantal begonnen maanden.
Er is een voorafgaande goedkeuring van [1 de administratie]1 vereist voor de vergoeding van de volgende kosten als ze meer dan 2000 euro bedragen:
1° de kosten voor reizen naar en verblijven in het buitenland;
2° de reis- en verblijfskosten van buitenlandse deskundigen;
3° de kosten die verbonden zijn aan leningen.
§ 2. Het subsidiebedrag, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, wordt opgesplitst in een personeelssubsidie van [2 1.343.569,50 euro]2 en een werkingssubsidie van [2 575.815,50 euro]2.
Het subsidiebedrag voor het werkingsjaar 2022, vermeld in paragraaf 1, derde lid, wordt opgesplitst in een personeelssubsidie van 1.313.693,64 euro en een werkingssubsidie van 875.795,76 euro.
----------
(1)<BVR 2023-05-12/09, art. 10, 002; Inwerkingtreding : 10-07-2023>
(2)<BVR 2023-09-15/13, art. 9, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.16.Het VIVEL ontvangt maximaal 90% van de subsidie, vermeld in artikel 15, § 1, als voorschot.
Het voorschot wordt in vier gelijke schijven uitbetaald. De eerste schijf wordt zo snel mogelijk uitbetaald nadat de subsidie is vastgelegd. De volgende schijven worden respectievelijk in de laatste week van maart, de laatste week van juni en de laatste week van september uitbetaald.
Het saldo van de subsidie wordt uitbetaald nadat [1 de administratie]1 het financiële verslag heeft goedgekeurd.
----------
(1)<BVR 2023-05-12/09, art. 11, 002; Inwerkingtreding : 10-07-2023>
Art.17. De personeelssubsidie, vermeld in artikel 15, § 2, eerste lid, wordt gekoppeld aan de afgevlakte gezondheidsindex, vermeld in artikel 2, § 2, van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen. Als de spilindex wordt overschreden, wordt de subsidie op 1 januari geïndexeerd conform artikel 2 tot en met 2quater van het voormelde koninklijk besluit.
Art.18.§ 1. Elk jaar bezorgt het VIVEL aan het agentschap een inhoudelijk en een financieel jaarverslag uiterlijk op 31 maart van het jaar dat volgt op het jaar waarop de subsidie betrekking heeft.
De documenten worden elektronisch naar het agentschap gestuurd.
Het inhoudelijke verslag bevat een beschrijving van de uitvoering van de opdrachten, vermeld in artikel 2, dat [1 de administratie]1 in staat stelt te evalueren in welke mate de opdrachten zijn gerealiseerd. Het verslag bevat ook een kritische zelfevaluatie van de uitvoering van de opdrachten.
De minister kan de vorm van het inhoudelijke verslag nader bepalen.
[1 De administratie]1 kan beslissen om de elektronische versie van het inhoudelijke jaarverslag op zijn website bekend te maken.
Het financiële verslag omvat:
1° de staat van ontvangsten en uitgaven, gegroepeerd per kosten- en inkomstensoort, als een enkelvoudige boekhouding of kasboekhouding wordt gevoerd, of de resultatenrekening als een dubbele boekhouding wordt gevoerd, met inbegrip van de oorsprong, de omvang en de besteding van de eventuele middelen die verkregen worden buiten dit subsidiebesluit en die aangewend worden voor activiteiten die verband houden met dit subsidiebesluit;
2° per medewerker de naam, de functie, de gemiddelde tewerkstellingstijd over het hele werkingsjaar en het brutojaarloon;
3° een genummerde lijst van de kosten en opbrengsten, met vermelding van de begunstigde, het bedrag en een omschrijving, en gerangschikt per kosten- of opbrengstensoort. De begunstigde houdt de originele bewijsstukken bij;
4° de opbouw en aanwending van de reserve;
5° een afschrijvingstabel met de lopende en de nieuwe afschrijvingen als dat van toepassing is.
De minister kan de vorm van het financiële verslag nader bepalen.
§ 2. Het VIVEL bezorgt elk jaar en uiterlijk op 30 september een actieplan voor elk volgend werkingsjaar ter goedkeuring aan[1 de administratie]1.
De documenten worden elektronisch naar het agentschap gestuurd.
Het actieplan bevat een beschrijving van de concretisering en prioritering van de opdrachten die het VIVEL wil uitvoeren in het volgende werkingsjaar. Het actieplan vermeldt duidelijk welke acties voor welke opdrachten, vermeld in artikel 2, ondernomen worden.
----------
(1)<BVR 2023-05-12/09, art. 667, 002; Inwerkingtreding : 10-07-2023>
Art.19. Het gedeelte van de toegekende subsidie dat de aanvaarde uitgaven overschrijdt, mag worden aangewend om reserves aan te leggen.
De reserve kan alleen aangewend worden om uitgaven te financieren die bijdragen tot de realisatie van de opdrachten, vermeld in artikel 2, en voor het sociaal passief.
De reservevorming mag per werkingsjaar niet meer bedragen dan 20% van het geïndexeerde bedrag van de subsidie, vermeld in artikel 15, van het werkingsjaar in kwestie.
De totale opgebouwde reserve mag op het einde van een bepaald werkingsjaar nooit meer bedragen dan de helft van het geïndexeerde bedrag van de subsidie, vermeld in artikel 15, voor het werkingsjaar in kwestie.
Als er geen nieuwe erkenning wordt verleend of de erkenning wordt ingetrokken, wordt de reserve die in het kader van dit besluit is opgebouwd, integraal teruggestort, met uitzondering van het sociaal passief.
Art.20. Alleen de kosten die betrekking hebben op de uitvoering van de opdrachten, vermeld in artikel 2 en 3, kunnen in rekening worden gebracht.
Het bedrag van de subsidie dat de toegelaten grenzen van de opbouw van de reserve, vermeld in artikel 19, overschrijdt, wordt teruggevorderd of niet uitbetaald.
Hoofdstuk 8. - Toezicht op de naleving van de erkennings- en subsidievoorwaarden
Art.21.§ 1. [1 De administratie]1 controleert de naleving van de erkennings- en subsidievoorwaarden. Het kan daarover alle gegevens opvragen.
§ 2. De voortgang van de realisatie van de activiteiten en de financiering worden gecontroleerd en aangestuurd tijdens overlegmomenten met [1 de administratie]1.
De begunstigde bereidt het overleg voor en zorgt voor de nodige documenten, die [1 de administratie]1 in staat stellen te controleren als vermeld in het eerste lid.
§ 3. Als uit de voortgangscontrole of de evaluatie, vermeld in het paragraaf 1 en 2, blijkt dat de financiële verantwoording of de uitvoering van de opdrachten, vermeld in artikel 2, onvoldoende is, of als het subsidiebedrag te hoog blijkt, betaalt [1 de administratie]1een deel van de subsidie niet uit of vordert het een deel van de subsidie terug.
----------
(1)<BVR 2023-05-12/09, art. 667, 002; Inwerkingtreding : 10-07-2023>
Hoofdstuk 9. - Slotbepalingen
Art.22. Het besluit van de Vlaamse Regering van 1 maart 2019 houdende de regels voor de erkenning en subsidiëring van een partnerorganisatie als Vlaams Instituut voor de Eerste Lijn, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 28 december 2019, wordt opgeheven.
Art.23. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2022.
Art. 24. De Vlaamse minister, bevoegd voor de gezondheids- en woonzorg, is belast met de uitvoering van dit besluit.