Details





Titel:

17 DECEMBER 2021. - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het Vlaams personeelsstatuut van 13 januari 2006, wat betreft de invoering van een tijdelijk verlof bij sluiting van de school, de opvang of het centrum voor opvang voor personen met een handicap als gevolg van een maatregel om de verspreiding van het coronavirus SARS-CoV-2 te beperken(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 15-02-2022 en tekstbijwerking tot 11-05-2022)



Inhoudstafel:


Art. 1-4



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

2006035334 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. Artikel X 98 van het Vlaams personeelsstatuut van 13 januari 2006, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 11 december 2020 en opgeheven door het besluit van de Vlaamse Regering van 7 mei 2021, wordt opnieuw opgenomen in de volgende lezing:
  "Art. X 98. § 1. Als een oplossing binnen het PTOW-kader of alle andere verlofmogelijkheden niet mogelijk is, opent voor het personeelslid een recht op verlof in een van de volgende gevallen:
  1° als het personeelslid met een minderjarig kind samenwoont dat aan een van de volgende voorwaarden voldoet:
  a) het kind kan niet naar het kinderdagverblijf of de school gaan, omdat het kinderdagverblijf, de klas of de school waarvan het deel uitmaakt, sluit als gevolg van een maatregel om de verspreiding van het coronavirus SARS-CoV-2 te beperken;
  b) het kind moet afstandsonderwijs volgen;
  c) het kind moet in quarantaine of in isolatie om de verspreiding van het coronavirus SARS-CoV-2 te beperken;
  2° als het personeelslid een kind met een handicap ten laste heeft, ongeacht de leeftijd van dat kind, en dat kind niet naar een centrum voor opvang van personen met een handicap kan gaan, of de intramurale of extramurale dienstverlening of behandeling georganiseerd of erkend door de Gemeenschappen niet langer kan genieten, als gevolg van een maatregel om de verspreiding van het coronavirus SARS-CoV-2 te beperken.
  Het verlof, vermeld in het eerste lid, geldt gedurende de hele periode waarop het attest of de aanbeveling, vermeld in het derde lid, 2°, betrekking heeft.
  Het personeelslid kan het verlof, vermeld in het eerste lid, opnemen als het personeelslid voldoet aan al de volgende voorwaarden:
  1° het personeelslid brengt de lijnmanager onmiddellijk op de hoogte;
  2° het personeelslid bezorgt onmiddellijk een van de volgende documenten aan de lijnmanager:
  a) een medisch attest tot bevestiging van quarantaine of isolatie van het kind;
  b) een aanbeveling tot quarantaine of isolatie afgegeven door de bevoegde instantie;
  c) een attest van het kinderdagverblijf, van de school of het centrum voor opvang van personen met een handicap, dat de sluiting bevestigt van instelling of de klas in kwestie als gevolg van een maatregel om de verspreiding van het coronavirus SARS-CoV-2 te beperken. In dat attest staat de periode vermeld waarin de sluiting van toepassing is.
  Als het personeelslid samenwoont met de andere ouder van het kind, kan maar één persoon voor eenzelfde periode het verlof, vermeld in dit artikel of het verlof, vermeld in artikel 2 van de wet van 23 oktober 2020 tot het openstellen van tijdelijke werkloosheid overmacht corona voor werknemers in de gevallen waarin het onmogelijk is voor hun kind om naar het kinderdagverblijf, de school, of het centrum voor opvang voor personen met een handicap te gaan, opnemen.
  § 2. Het verlof, vermeld in paragraaf 1, wordt gelijkgesteld met dienstactiviteit.
  Een ambtenaar heeft tijdens het verlof, vermeld in paragraaf 1, recht op een verloning die gelijk is aan 80% van het brutosalaris op jaarbasis.
  Voor de toepassing van het tweede lid geldt er een beperking van het brutosalaris op jaarbasis tot 21.000 euro aan 100%.
  Een contractueel personeelslid heeft tijdens het verlof, vermeld in paragraaf 1, geen recht op salaris.".

Art.2.
  <Opgeheven bij BVR 2022-02-18/05, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 21-05-2022>

Art.3.Artikel 1 heeft uitwerking met ingang van 1 oktober 2021.
  [1 ...]1
  ----------
  (1)<BVR 2022-02-18/05, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 21-05-2022>

Art. 4. De Vlaamse minister, bevoegd voor de human resources, is belast met de uitvoering van dit besluit.