20 MAART 2022. - Koninklijk besluit inzake de samenstelling, de organisatie, de werking, de controle en de onafhankelijkheid van de cel voor financiële informatieverwerking
HOOFDSTUK I. - Cel voor financiële informatieverwerking (hierna "CFI")
Art. 1
HOOFDSTUK II. - Samenstelling van de CFI
Art. 2-3
HOOFDSTUK III. - Organisatie
Art. 4
HOOFDSTUK IV. - Besluitvorming
Art. 5-6
HOOFDSTUK V. - Secretariaat
Art. 7
HOOFDSTUK VI. - Zetel van de CFI
Art. 8
HOOFDSTUK VII. - Informatie-inwinning en raadpleging
Art. 9
HOOFDSTUK VIII. - Vergoedingen
Art. 10
HOOFDSTUK IX. - Huishoudelijk reglement
Art. 11
HOOFDSTUK X. - Werkingskosten
Art. 12-13
HOOFDSTUK XI. - Opheffingsbepaling
Art. 14
HOOFDSTUK XII. - Uitvoeringsbepaling
Art. 15
HOOFDSTUK I. - Cel voor financiële informatieverwerking (hierna "CFI")
Artikel 1. Het besluit verzekert de gedeeltelijke omzetting van de richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad en richtlijn 2006/70/EG van de Commissie, meer in het bijzonder artikel 32.3. lid twee.
HOOFDSTUK II. - Samenstelling van de CFI
Art.2. De CFI is samengesteld uit ten minste drie gewone leden en ten hoogste acht gewone leden, onder wie de voorzitter, de plaatsvervangende voorzitter of voorzitters en de vicevoorzitter.
De leden, andere dan de magistraten bedoeld in artikel 77, § 1 van de wet van 18 september 2017, worden benoemd op voordracht van de Ministers van Financiën en van Justitie en de Ministers tot wiens bevoegdheden de Economische Zaken en de Middenstand behoren, en voor wat betreft het lid van de CFI, hoger officier, gedetacheerd van de federale politie, door de Minister tot wiens bevoegdheden Binnenlandse Zaken behoren.
Art.3. Het mandaat van de leden van de CFI duurt zes jaar. Het mag deeltijds worden uitgeoefend.
Een lid dat is benoemd ter vervanging van een ontslagnemend of overleden lid, voltooit diens mandaat.
Het mandaat van alle leden is hernieuwbaar.
De Koning kan de leden van de CFI bij het einde van hun mandaat toestaan de eretitel van hun functie te voeren.
HOOFDSTUK III. - Organisatie
Art.4. Het bureau van de CFI is samengesteld uit de voorzitter en de vicevoorzitter en wordt bijgestaan door de secretaris-generaal. Het bureau organiseert samen met de secretaris-generaal de werkzaamheden van de CFI en is belast met het dagelijkse bestuur.
Het bureau werft op grond van een arbeidsovereenkomst het personeel van het secretariaat aan, bepaalt zijn bezoldiging en spreekt zich uit over de detachering van personeel bij de CFI.
HOOFDSTUK IV. - Besluitvorming
Art.5. Voor de toepassing van artikelen 80, 82 en 84 van de wet van 18 september 2017 vormt de CFI een college.
Ze mag slechts beraadslagen wanneer ten minste de eenvoudige meerderheid van haar leden, onder wie de voorzitter of een plaatsvervangende voorzitter, aanwezig zijn.
Ze neemt haar besluiten bij eenvoudige meerderheid van stemmen van de op de vergadering aanwezige leden.
Bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter of, bij zijn afwezigheid, van een plaatsvervangende voorzitter doorslaggevend.
In dringende gevallen worden de beslissingen genomen door ten minste twee leden, onder wie de voorzitter of een plaatsvervangende voorzitter.
De dringendheid wordt steeds met redenen omkleed in de notulen van de vergadering waarin tot de doormelding aan de procureur des Konings en de federale procureur wordt beslist.
Art.6. De CFI mag aan één van haar leden de bevoegdheid delegeren om zich op grond van artikel 80, §§ 1 en 4 van de wet van 18 september 2017 te verzetten tegen de uitvoering van een verrichting vóór het verstrijken van de uitvoeringstermijn die is meegedeeld door de onderworpen entiteiten van voornoemde wet of een andere financiële inlichtingeneenheid.
HOOFDSTUK V. - Secretariaat
Art.7. De CFI wordt bijgestaan door een secretariaat, onder leiding van de secretaris-generaal,- samengesteld uit het administratief personeel en het personeel belast met het bijstaan van de financiële deskundigen.
De personeelsleden mogen geen functie of betrekking uitoefenen bij de in artikel 5, § 1 van de wet van 18 september 2017 bedoelde onderworpen entiteiten.
HOOFDSTUK VI. - Zetel van de CFI
Art.8. De zetel van de CFI is gevestigd op het grondgebied van het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad.
HOOFDSTUK VII. - Informatie-inwinning en raadpleging
Art.9. Voor de vervulling van haar wettelijke opdracht mag de CFI zich, onder de vorm van het originele stuk of van een kopie, alle bijkomende inlichtingen doen meedelen die zij nuttig acht.
Onverminderd de bepalingen van de artikelen 52 en 53 van de wet van 18 september 2017, kan zij eveneens ter plaatse kennis nemen van de voor de vervulling van haar wettelijke opdracht nuttige stukken die toebehoren aan de onderworpen entiteiten bedoeld in artikel 5, § 1 van dezelfde wet of die in hun bezit zijn.
De CFI is gemachtigd een beroep te doen op externe deskundigen van haar keuze.
Behalve wanneer zij hiertoe door hun statuut zijn verplicht, moeten zij zich vooraleer hun opdracht aan te vatten, schriftelijk tot geheimhouding verbinden.
HOOFDSTUK VIII. - Vergoedingen
Art.10. De Ministers van Justitie en van Financiën bepalen de vergoedingen van de voorzitter, van de plaatsvervangende voorzitters, van de vicevoorzitter en van de andere leden van de CFI.
HOOFDSTUK IX. - Huishoudelijk reglement
Art.11. De CFI stelt haar huishoudelijk reglement vast.
Dit reglement wordt goedgekeurd door de Ministers van Justitie en van Financiën en in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.
Het huishoudelijk reglement bepaalt met name de regels met betrekking tot de vervanging van de Voorzitter en de Vicevoorzitter in geval van een verhindering en definieert ook de opdrachten van het bureau.
Het huishoudelijk reglement bepaalt inzonderheid de bevoegdheidsdelegaties die de CFI aan de voorzitter en aan het bureau kan toestaan alsook de voorwaarden waarop dit geschiedt en definieert ook de opdrachten van het bureau.
HOOFDSTUK X. - Werkingskosten
Art.12. § 1. Elk jaar stelt de CFI in de loop van de maand december haar begroting voor het volgende jaar op. De CFI doet dit zelfstandig volgens de door haar vastgestelde noden in het kader van de uitoefening van haar activiteiten.
Het maximumbedrag van deze begroting wordt vastgesteld door de Ministers van Justitie en van Financiën.
Het bureau zorgt voor de voorbereiding van de begroting en het jaarverslag over de werkingskosten.
§ 2. De onderworpen entiteiten bedoeld in artikel 5, § 1, 1° tot 27°, en 29° tot 33° van de wet van 18 september 2017, betalen elk jaar vóór 1 maart aan de CFI een vaste bijdrage.
Deze vaste bijdrage bedraagt:
1° 4.400 euro voor de onderworpen entiteiten bedoeld in artikel 5, § 1, 1° en 15°, van dezelfde wet;
2° 8.750 euro voor de onderworpen entiteit bedoeld in artikel 5, § 1, 3° van dezelfde wet;
3° 880 euro voor de onderworpen entiteiten bedoeld in artikel 5, § 1, 4° tot en met 14° /2, 16° en 32°, van dezelfde wet;
4° 440 euro voor de onderworpen entiteiten bedoeld in artikel 5, § 1, 18°, 20° en 21° van dezelfde wet;
5° 19 euro voor de onderworpen entiteiten bedoeld in de artikelen 5, § 1, 17°, 19°, 23° tot 27°, 29°, 30°, 31° en 31° /1 tot 31° /5 van dezelfde wet;
6° voor de onderworpen entiteiten bedoeld in artikel 5, § 1, 33° van dezelfde wet, met vergunning A en/of A+ :
a) 3.750 euro als de jaarlijkse bruto-opbrengst van de kansspelen, minder dan 2.500.000 euro bedraagt;
b) 7.450 euro voor een jaarlijkse bruto-opbrengst van 2.500.000 tot 5.000.000 euro;
c) 11.200 euro als de jaarlijkse bruto-opbrengst meer dan 5.000.000 euro bedraagt en niet hoger is dan 7.500.000 euro;
d) 14.900 euro als de jaarlijkse bruto-opbrengst meer dan 7.500.000 euro bedraagt en niet hoger is dan 10.000.000 euro; en
e) 18.600 euro als de jaarlijkse bruto-opbrengst meer dan 10.000.000 euro bedraagt.
Deze onderworpen entiteiten zullen ieder jaar aan de CFI, volgens de modaliteiten die zij vastlegt, de noodzakelijke inlichtingen verstrekken voor het bepalen van hun bijdrage.
7° 770 euro voor de onderworpen entiteiten bedoeld in artikel 5, § 1, 33° van dezelfde wet, met vergunning B, B+, F1 en/of F1+;
8° 75 euro voor de onderworpen entiteiten bedoeld in artikel 5, § 1, 33° van dezelfde wet, met vergunning F2;
9° 38 euro voor de onderworpen entiteiten bedoeld in artikel 5, § 1, 33° van dezelfde wet, met vergunning F1P.
De bijdragen verschuldigd door de vastgoedmakelaars, de gerechtsdeurwaarders, de notarissen, de bedrijfsrevisoren, de stagiairs bedrijfsrevisoren, de auditkantoren, de (fiscale) (gecertifieerde) accountants, de gecertificeerde belastingadviseurs, alsook hun stagiairs, de fiscale dienstverleners, de verzekeringsbemiddelaars en de makelaars in bank- en beleggingsdiensten, de handelaren in diamant, de kansspelinrichtingen, worden aan de CFI gestort respectievelijk door bemiddeling van: het Beroepsinstituut van vastgoedmakelaars, de Nationale Kamer van gerechtsdeurwaarders, de Kamers van notarissen als bedoeld in de wet van 25 ventôse jaar XI op het notarisambt, het Instituut der Bedrijfsrevisoren, het Instituut van de Belastingadviseurs en de Accountants, de FSMA, de FOD Economie en de Kansspelcommissie.
De Ministers van Justitie en van Financiën kunnen bij ministerieel besluit het bedrag van deze bijdrage aanpassen aan de evolutie van het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk.
§ 3. De werkingskosten van de CFI die niet worden gedekt door de bijdragen bedoeld in § 2, worden omgeslagen over:
1° de onderworpen entiteiten bedoeld in artikel 5, § 1, 4° van voornoemde wet;
2° de onderworpen entiteiten bedoeld in artikel 5, § 1, 5° van voornoemde wet;
3° de onderworpen entiteiten bedoeld in artikel 5, § 1, 8/1° van voornoemde wet;
4° de onderworpen entiteiten bedoeld in artikel 5, § 1, 10° van voornoemde wet;
5° de onderworpen entiteiten bedoeld in artikel 5, § 1, 11° van voornoemde wet;
6° de onderworpen entiteiten bedoeld in artikel 5, § 1, 12° van voornoemde wet;
7° de onderworpen entiteiten bedoeld in artikel 5, § 1, 13° van voornoemde wet;
8° de onderworpen entiteiten bedoeld in artikel 5, § 1, 14° /1 en 14° /2 van voornoemde wet;
9° de onderworpen entiteiten bedoeld in artikel 5, § 1, 16° van voornoemde wet;
10° de onderworpen entiteiten bedoeld in artikel 5, § 1, 20° van voornoemde wet.
De prudentiële toezichthouders bedoeld in artikel 85 van de wet van 18 september 2017 delen voor de voornoemde categorieën onderworpen entiteiten waarvoor zij bevoegd zijn, aan de CFI de bijdragen in de werkingskosten mee die deze entiteiten in het voorgaande jaar aan hen verschuldigd waren.
Op basis van het totaal van de aan haar meegedeelde bedragen berekent de CFI de verdeelsleutel per categorie, naar verhouding van het aandeel van elk van deze categorieën in het totaal van de meegedeelde bedragen.
Daarna berekent de CFI de verdeelsleutel per onderworpen entiteit, naar verhouding van het aandeel van elke entiteit binnen de relevante categorie.
De CFI past deze verdeelsleutels toe op de in het eerste lid bedoelde werkingskosten voor de berekening van de bijdragen in de werkingskosten die aan haar verschuldigd zijn.
De CFI behandelt de informatie die haar door de prudentiële toezichthouders wordt meegedeeld als vertrouwelijk.
Deze informatie wordt door de CFI niet meegedeeld aan derden.
De onderworpen entiteiten bedoeld in het eerste lid betalen hun bijdragen na kennisgeving door de CFI vóór 30 juni en vóór 30 november.
§ 4. De bijdragen bepaald in dit artikel worden gestort op de rekening van de CFI.
De CFI legt aan de passiefzijde van de balans een kasreserve aan om de continuïteit van haar werking gedurende minstens 6 maanden te kunnen verzekeren en haar toekomstige, inclusief sociale, verplichtingen te kunnen nakomen.
Het eventuele overschot van de geïnde bijdragen ten opzichte van de daadwerkelijk vastgestelde lasten in het boekjaar wordt voor deze reserve aangewend. Als echter bij het afsluiten van de jaarrekeningen van de CFI wordt vastgesteld dat de geïnde bijdragen minder bedragen dan de daadwerkelijk gedragen lasten in het boekjaar dan kan dit tekort door deze reserve worden aangevuld.
§ 5. De CFI kan de administratie van de FOD Financiën belast met de inning en invordering van niet-fiscale schuldvorderingen gelasten de vergoedingen te innen die onbetaald blijven.
Art.13. De CFI bezorgt elk jaar aan de Ministers van Justitie en van Financiën een verslag over haar werkingskosten van het vorige kalenderjaar.
HOOFDSTUK XI. - Opheffingsbepaling
Art.14. Het koninklijk besluit van 11 juni 1993 inzake de samenstelling, de organisatie, de werking en de onafhankelijkheid van de cel voor financiële informatieverwerking wordt opgeheven.
HOOFDSTUK XII. - Uitvoeringsbepaling
Art. 15. De Minister van Financiën en de Minister van Justitie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.