28 MAART 2021. - Wet houdende toekenning van een recht op klein verlet voor werknemers met het oog op het toegediend krijgen van een vaccin ter bescherming tegen het coronavirus COVID-19(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 09-04-2021 en tekstbijwerking tot 12-01-2022)
HOOFDSTUK I. - Algemene bepaling en toepassingsgebied
Art. 1-2
HOOFDSTUK II. - Recht op betaalde afwezigheid van het werk
Art. 3
HOOFDSTUK III. - Inwerkingtreding en temporele werking
Art. 4
HOOFDSTUK I. - Algemene bepaling en toepassingsgebied
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.
Art.2. Deze wet is van toepassing op alle werknemers en werkgevers verbonden door een arbeidsovereenkomst.
HOOFDSTUK II. - Recht op betaalde afwezigheid van het werk
Art.3.De werknemer heeft het recht om van het werk afwezig te zijn, met behoud van zijn normaal loon, met het oog op het toegediend krijgen van een vaccin ter bescherming tegen het coronavirus COVID-19. De werknemer heeft dit recht gedurende de tijd die nodig is voor de vaccinatie. [1 De werknemer heeft dit recht eveneens om een minderjarig kind, dat met hem samenwoont, te begeleiden gedurende de tijd die nodig is om dit kind te laten vaccineren tegen het coronavirus COVID-19. Wanneer de werknemer samenwoont met de andere ouder van het kind, kan dit recht voor éénzelfde periode slechts door één van hen worden uitgeoefend. De werknemer heeft eveneens het recht een meerderjarige persoon met een handicap of onder voogdij te begeleiden, ongeacht of het om zijn eigen kind gaat dan wel om iemand over wie hij het wettelijk voogdijschap uitoefent, en wel gedurende de tijd die nodig is om die persoon tegen het COVID-19-coronavirus te laten vaccineren. Dat recht kan echter uitsluitend worden uitgeoefend door een van de ouders of door een van de voogden. De werknemer heeft eveneens het recht een meerderjarige persoon met een handicap of onder voogdij te begeleiden, ongeacht of het om zijn eigen kind gaat dan wel om iemand over wie hij het wettelijk voogdijschap uitoefent, en wel gedurende de tijd die nodig is om die persoon tegen het COVID-19-coronavirus te laten vaccineren. Dat recht kan echter uitsluitend worden uitgeoefend door een van de ouders of door een van de voogden.]1
De in het eerste lid bedoelde afwezigheid van het werk wordt gelijkgesteld met een afwezigheid van het werk in de zin van artikel 30, § 1, van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten. Het normale loon voor deze afwezigheid wordt vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van artikel 56 van dezelfde wet.
Om gerechtigd te zijn op het loon moet de werknemer de werkgever vooraf verwittigen en zo spoedig mogelijk [1 vanaf het moment waarop hij kennis heeft van het tijdstip of tijdsslot van de vaccinatie voor hem, voor het in het eerste lid bedoelde kind of voor de persoon met een beperking of over wie men de voogdij heeft zoals bedoeld in het eerste lid, of voor de persoon met een beperking of over wie men de voogdij heeft zoals bedoeld in het eerste lid]1. Hij moet het verlof gebruiken voor het doel waarvoor het is toegestaan.
Op verzoek van de werkgever dient de werknemer hiervan het bewijs voor te leggen. Het voorleggen van de bevestiging van de afspraak om op een bepaald tijdstip aanwezig te zijn op een plaats waar de vaccinatie wordt toegediend, geldt als voldoende bewijs. In zoverre de bevestiging niet vermeldt wanneer de werknemer [1 , het in het eerste lid bedoelde kind of de persoon met een beperking of over wie men de voogdij heeft zoals bedoeld in het eerste lid of de persoon met een beperking of over wie men de voogdij heeft zoals bedoeld in het eerste lid]1 aanwezig dient te zijn op een plaats waar de vaccinatie wordt toegediend, dient de uitnodiging voorgelegd te worden.
De werkgever mag de informatie die hij aldus verkrijgt enkel gebruiken met het oog op de organisatie van het werk en het verzorgen van een correcte loonadministratie. Het is de werkgever niet toegestaan om onder welke vorm dan ook een kopie van de afspraakbevestiging te nemen of de informatie die ze bevat manueel over te schrijven, met uitzondering van het tijdstip van de afspraak. Het is de werkgever enkel toegestaan om de afwezigheid van de werknemer te registreren als klein verlet. Het is de werkgever niet toegestaan om de reden van het klein verlet te registreren en/of te registreren dat de werknemer gezondheidsproblemen heeft.
----------
(1)<W 2021-12-23/21, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 12-01-2022>
HOOFDSTUK III. - Inwerkingtreding en temporele werking
Art. 4.Deze wet treedt in werking de dag waarop ze in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt en treedt buiten werking op [1 30 juni 2022]1.
De Koning kan, na advies van de Nationale Arbeidsraad, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de in het eerste lid bedoelde datum van buitenwerkingtreding uitstellen tot uiterlijk [1 31 december 2022]1.
----------
(1)<W 2021-12-23/21, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 12-01-2022>