22 DECEMBER 2020. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering betreffende het verhogen van de minima in het kader van de strijd tegen de armoede(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 13-01-2021 en tekstbijwerking tot 20-10-2023)
Art. 1-5
Artikel 1.In artikel 114 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering, vervangen bij het koninklijk besluit van 23 juli 2012 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 17 augustus 2013, 20 juli 2015, 3 september 2017 en 2 juni 2019, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf, 3, 3°, wordt het bedrag van "15,42 euro" vervangen als volgt:
a) vanaf 1 januari 2021 door het bedrag van "15,59 euro";
b) vanaf 1 januari 2022 door het bedrag van "15,77 euro";
c) vanaf 1 januari 2023 door het bedrag van "15,95 euro";
d) [1 ...]1
2° in paragraaf 4, eerste lid, wordt het bedrag van "21,06 euro" tweemaal vervangen als volgt:
a) vanaf 1 januari 2021 door het bedrag van "21,30 euro";
b) vanaf 1 januari 2022 door het bedrag van "21,54 euro";
c) vanaf 1 januari 2023 door het bedrag van "21,78 euro";
d) [1 ...]1
----------
(1)<KB 2023-10-11/04, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.2.In artikel 115 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 3 september 2017 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 2 juni 2019, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 1, 1°, wordt het bedrag van "36,14 euro" vervangen als volgt:
a) vanaf 1 januari 2021 door het bedrag van "36,55 euro";
b) vanaf 1 januari 2022 door het bedrag van "36,96 euro";
c) vanaf 1 januari 2023 door het bedrag van "37,38 euro";
d) [1 ...]1
2° in paragraaf 1, 2°, wordt het bedrag van "29,61 euro" vervangen als volgt:
a) vanaf 1 januari 2021 door het bedrag van "29,94 euro";
b) vanaf 1 januari 2022 door het bedrag van "30,28 euro";
c) vanaf 1 januari 2023 door het bedrag van "30,62 euro";
d) [1 ...]1
3° in paragraaf 1 wordt een tweede lid ingevoegd, luidend:
"Het minimum dagbedrag van de werkloosheidsuitkering voor de werknemer die het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag of de aanvullende vergoeding van ontslagen bejaarde grensarbeiders geniet, wordt vastgesteld op:
1° 36,14 euro voor de werknemer met gezinslast;
2° 29,61 euro voor de alleenwonende werknemer.".
4° in paragraaf 2, eerste lid, 1°, wordt het bedrag van "28,61 euro" vervangen als volgt:
a) vanaf 1 januari 2021 door het bedrag van "28,93 euro";
b) vanaf 1 januari 2022 door het bedrag van "29,26 euro";
c) vanaf 1 januari 2023 door het bedrag van "29,59 euro";
d) [1 ...]1
5° in paragraaf 2, eerste lid, 2°, wordt het bedrag van "26,41 euro" vervangen als volgt:
a) vanaf 1 januari 2021 door het bedrag van "26,71 euro";
b) vanaf 1 januari 2022 door het bedrag van "27,01 euro";
c) vanaf 1 januari 2023 door het bedrag van "27,31 euro";
d) [1 ...]1
6° in paragraaf 2, eerste lid, 3° en 4°, a), wordt het bedrag van "21,89 euro" vervangen als volgt:
a) vanaf 1 januari 2021 door het bedrag van "22,14 euro";
b) vanaf 1 januari 2022 door het bedrag van "22,39 euro";
c) vanaf 1 januari 2023 door het bedrag van "22,64 euro";
d) [1 ...]1
7° in paragraaf 2, eerste lid, 4°, b), wordt het bedrag van "21,06 euro" vervangen als volgt:
a) vanaf 1 januari 2021 door het bedrag van "21,30 euro";
b) vanaf 1 januari 2022 door het bedrag van "21,54 euro";
c) vanaf 1 januari 2023 door het bedrag van "21,78 euro";
d) [1 ...]1
8° in paragraaf 2, tweede lid, worden de woorden "is gelijk aan het bedrag bedoeld in het eerste lid, 2°," vervangen door de woorden "wordt vastgesteld op 26,41 euro".
----------
(1)<KB 2023-10-11/04, art. 4, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.3.In artikel 124 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 23 juli 2012, 17 augustus 2013, 20 juli 2015, 3 september 2017, 15 oktober 2018 en 2 juni 2019, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in het eerste lid, 1°, wordt het bedrag van "35,21 euro" vervangen als volgt:
a) vanaf 1 januari 2021 door het bedrag van "35,61 euro";
b) vanaf 1 januari 2022 door het bedrag van "36,01 euro";
c) vanaf 1 januari 2023 door het bedrag van "36,42 euro";
d) [1 ...]1
2° in het eerste lid, 2°, a), wordt het bedrag van "9,83 euro" vervangen als volgt:
a) vanaf 1 januari 2021 door het bedrag van "9,94 euro";
b) vanaf 1 januari 2022 door het bedrag van "10,05 euro";
c) vanaf 1 januari 2023 door het bedrag van "10,16 euro";
d) [1 ...]1
3° in het eerste lid, 2°, b), wordt het bedrag van "15,45 euro" vervangen als volgt:
a) vanaf 1 januari 2021 door het bedrag van "15,62 euro";
b) vanaf 1 januari 2022 door het bedrag van "15,80 euro";
c) vanaf 1 januari 2023 door het bedrag van "15,98 euro";
d) [1 ...]1
4° in het eerste lid, 2°, c), wordt het bedrag van "25,82 euro" vervangen als volgt:
a) vanaf 1 januari 2021 door het bedrag van "26,11 euro";
b) vanaf 1 januari 2022 door het bedrag van "26,40 euro";
c) vanaf 1 januari 2023 door het bedrag van "26,70 euro";
d) [1 ...]1
5° in het eerste lid, 3°, a), wordt het bedrag van "8,17 euro" vervangen als volgt:
a) vanaf 1 januari 2021 door het bedrag van "8,26 euro";
b) vanaf 1 januari 2022 door het bedrag van "8,35 euro";
c) vanaf 1 januari 2023 door het bedrag van "8,44 euro";
d) [1 ...]1
6° in het eerste lid, 3°, b), wordt het bedrag van "13,03 euro" vervangen als volgt:
a) vanaf 1 januari 2021 door het bedrag van "13,18 euro";
b) vanaf 1 januari 2022 door het bedrag van "13,33 euro";
c) vanaf 1 januari 2023 door het bedrag van "13,48 euro";
d) [1 ...]1
7° in het tweede lid wordt het bedrag van "8,98 euro" vervangen als volgt:
a) vanaf 1 januari 2021 door het bedrag van "9,08 euro";
b) vanaf 1 januari 2022 door het bedrag van "9,18 euro";
c) vanaf 1 januari 2023 door het bedrag van "9,28 euro";
d) [1 ...]1
8° in het tweede lid wordt het bedrag van "14,43 euro" vervangen als volgt:
a) vanaf 1 januari 2021 door het bedrag van "14,59 euro";
b) vanaf 1 januari 2022 door het bedrag van "14,75 euro";
c) vanaf 1 januari 2023 door het bedrag van "14,92 euro";
d) [1 ...]1
9° in het derde lid wordt het bedrag van "36,59 euro" vervangen als volgt:
a) vanaf 1 januari 2021 door het bedrag van "37,00 euro";
b) vanaf 1 januari 2022 door het bedrag van "37,42 euro";
c) vanaf 1 januari 2023 door het bedrag van "37,84 euro";
d) [1 ...]1
----------
(1)<KB 2023-10-11/04, art. 5, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.4.[1 § 1. Treden in werking op 1 januari 2021:
1° artikel 1, 1°, a), en 2°, a);
2° artikel 2, 1°, a), 2°, a), 3°, 4°, a), 5°, a), 6°, a), 7°, a) en 8°;
3° artikel 3, 1°, a), 2°, a), 3°, a), 4°, a), 5°, a), 6°, a), 7°, a), 8°, a) en 9°, a).
§ 2. Treden in werking op 1 januari 2022:
1° artikel 1, 1°, b), en 2°, b);
2° artikel 2, 1°, b), 2°, b), 4°, b), 5°, b), 6°, b) en 7°, b);
3° artikel 3, 1°, b), 2°, b), 3°, b), 4°, b), 5°, b), 6°, b), 7°, b), 8°, b) en 9°, b).
§ 3. Treden in werking op 1 januari 2023:
1° artikel 1, 1°, c), en 2°, c);
2° artikel 2, 1°, c), 2°, c), 4°, c), 5°, c), 6°, c) en 7°, c);
3° artikel 3, 1°, c), 2°, c), 3°, c), 4°, c), 5°, c), 6°, c), 7°, c), 8°, c) en 9°, c).
§ 4. Treden in werking op 1 januari 2024:
1° artikel 1, 1°, d), en 2°, d);
2° artikel 2, 1°, d), 2°, d), 4°, d), 5°, d), 6°, d) en 7°, d);
3° artikel 3, 1°, d), 2°, d), 3°, d), 4°, d), 5°, d), 6°, d), 7°, d), 8°, d) en 9°, d).]1
----------
(1)<KB 2021-02-09/02, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
Art. 5. De minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.