Details





Titel:

11 JULI 2021. - Koninklijk besluit tot wijziging van diverse bepalingen inzake de selectie en de rekrutering van de personeelsleden van de politiediensten



Inhoudstafel:

TITEL I. - Wijzigingsbepalingen
HOOFDSTUK I. - Wijzigingen van het koninklijk besluit van 8 februari 2001 tot uitvoering van de wet van 24 maart 1999 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakverenigingen van het personeel van de politiediensten
Art. 1-2
HOOFDSTUK II. - Wijzigingen van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten (RPPol)
Art. 3-45
Onderafdeling 2. - De eerste aanwijzing van aspiranten in het raam van een bevorderingsprocedure door overgang naar een hoger kader en van extern aangeworven aspirant-commissarissen van politie
Art. 46-55
TITEL II. - Slotbepalingen
Art. 56-58



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

2001000120  2001000327  2013000337 



Uitvoeringsbesluit(en):

2021032732 



Artikels:

TITEL I. - Wijzigingsbepalingen
HOOFDSTUK I. - Wijzigingen van het koninklijk besluit van 8 februari 2001 tot uitvoering van de wet van 24 maart 1999 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakverenigingen van het personeel van de politiediensten
Artikel 1. Artikel 1 van het koninklijk besluit van 8 februari 2001 tot uitvoering van de wet van 24 maart 1999 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakverenigingen van het personeel van de politiediensten wordt aangevuld met de bepalingen onder 16° en 17°, luidende:
  "16° "het koninklijk besluit": het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten (RPPol);
  17° "het ministerieel besluit": het ministerieel besluit van 28 december 2001 tot uitvoering van sommige bepalingen van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten (UBPol).".

Art.2. In artikel 57, tweede lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 26 februari 2014, worden de woorden "en, voor het uitoefenen, binnen en buiten zijn ressort, van de in artikel 15, 3°, van de wet bepaalde bevoegdheid beperkt tot de selectieproeven bedoeld in de artikelen IV.I.15, 1°, 2° en 3°, IV.I.52, tweede lid, 1°, 2° en 3°, VII.II.17, eerste lid, VII.II.18, eerste lid, en VII.II.19, eerste lid, van het koninklijk besluit, en VII.14 en VII.16 van het ministerieel besluit," ingevoegd tussen de woorden "van de bevoegdheid bepaald in artikel 14, 1° en 2°, van de wet," en de woorden "als dienstprestatie in aanmerking genomen".

HOOFDSTUK II. - Wijzigingen van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten (RPPol)
Art.3. In deel II, titel I, RPPol wordt een hoofdstuk V ingevoegd, dat een artikel II.I.15 bevat, luidende:
  "Hoofdstuk V. - Betrekkingen toegankelijk voor personeelsleden van het operationeel kader en voor personeelsleden van het administratief en logistiek kader
  Art. II.I.15. De gemeente- of politieraad, op advies van de korpschef wat de lokale politie betreft, of de directeur-generaal van het middelenbeheer en de informatie, op advies van de betrokken directeur of het betrokken diensthoofd rechtstreeks afhangend van de commissaris-generaal of van een directeur-generaal wat de federale politie betreft, kan beslissen dat een betrekking ook kan worden toegekend aan een personeelslid bekleed met een graad die gelijkwaardig is aan de graad die aan de vacante betrekking verbonden is.
  In het raam van het eerste lid is er een gelijkwaardigheid tussen:
  - de graden van het kader van agenten van politie, van het kader van beveiligingsagenten van politie en de graden van het niveau D;
  - de graden van het basiskader, van het kader van beveiligingsassistenten van politie en de graden van het niveau C;
  - de graden van het middenkader en de graden van het niveau B;
  - de graden van het officierenkader, uitgezonderd de graad van hoofdcommissaris van politie, en de graden van het niveau A van klasse 1 en 2;
  - de graad van hoofdcommissaris van politie en de graden van het niveau A van ten minste klasse 3.".

Art.4. In artikel IV.I.2 RPPol worden de woorden "de algemene directie personeel" vervangen door de woorden "de algemene directie van het middelenbeheer en de informatie.".

Art.5. In deel IV, titel I, hoofdstuk I, afdeling 1, RPPol wordt een artikel IV.I.2bis ingevoegd, luidende:
  "Art. IV.I.2bis. De hoedanigheden van lid van de moraliteitscommissie, lid van de deliberatiecommissie en lid van de selectiecommissie, voorzien in dit hoofdstuk, zijn geen van allen verenigbaar.".

Art.6. In artikel IV.I.3 RPPol, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 14 april 2013 en 30 september 2020, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in het eerste lid worden de woorden "per opleidingscyclus" vervangen door de woorden "per kader";
  2° het tweede lid wordt opgeheven;
  3° het vroegere derde lid, dat het tweede lid wordt, wordt vervangen als volgt:
  "Op zijn vraag en binnen de door hem gestelde termijnen bezorgt, naar gelang van het geval, de directeur-generaal van het middelenbeheer en de informatie, de gemeente- of de politieraad hem daartoe de nodige gegevens.".

Art.7. In de artikelen IV.I.12, IV.I.39, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 7 juni 2009, IV.I.47, IV.I.53, tweede lid, IV.II.9, vijfde lid, IV.II.16, 5°, en IV.II.45 RPPol worden de woorden "de directeur van de door hem aangewezen dienst" telkens vervangen door de woorden "het hoofd van de door hem aangewezen dienst".

Art.8. Artikel IV.I.13 RPPol, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 7 juni 2009, wordt vervangen als volgt:
  "Art. IV.I.13. Het organiseren van selectieproeven wordt onder meer aangekondigd via een bericht bekendgemaakt op de website van de dienst van de rekrutering en van de selectie van de federale politie. Deze bekendmaking vermeldt de taal van de selectieproeven, het kader waarvoor de proeven worden georganiseerd, een beschrijving van het ambt, een beknopt profiel, de deelnemingsvoorwaarden en de datum waarop die moeten vervuld zijn, de wijze van inschrijving en de uiterste inschrijvingsdatum alsmede het selectiereglement, opgesteld door het hoofd van de dienst van de rekrutering en van de selectie van de federale politie.".

Art.9. In artikel IV.I.15 RPPol, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 7 juni 2009 en de wet van 21 april 2016, wordt de bepaling onder 4° opgeheven.

Art.10. Artikel IV.I.16 RPPol wordt opgeheven.

Art.11. In artikel IV.I.17 RPPol, vervangen bij het koninklijk besluit van 7 juni 2009 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 11 januari 2019, worden de woorden "artikel IV.I.15, 1° tot 4° " telkens vervangen door de woorden "artikel IV.I.15, 1° tot 3° ".

Art.12. Artikel IV.I.18 RPPol, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 7 juni 2009, 11 januari 2019 en 30 september 2020, wordt vervangen als volgt:
  "Art. IV.I.18. § 1. De moraliteitscommissie beslist, overeenkomstig de nadere regels bepaald door de minister, of de kandidaat al dan niet beantwoordt aan de vereiste bepaald bij artikel 12, eerste lid, 3°, van de wet van 26 april 2002, en legt, in voorkomend geval, een beperking op van de territoriale inzetbaarheid van de kandidaat.
  De voorzitter van de moraliteitscommissie licht de kandidaat schriftelijk in van zijn gemotiveerde beslissing. Deze kennisgeving omvat eveneens, in voorkomend geval, de bewoordingen van artikel IV.I.19.
  De kandidaat kan de minister steeds verzoeken de in het eerste lid bedoelde beperking van de territoriale inzetbaarheid te herzien. De minister beslist op advies van, naar gelang van het geval, de korpschef of de directeur-generaal van het middelenbeheer en de informatie.
  § 2. De moraliteitscommissie bedoeld in § 1 is samengesteld uit:
  1° het hoofd van de dienst van de rekrutering en van de selectie van de federale politie of een personeelslid dat hij aanwijst, de voorzitter;
  2° een personeelslid van de lokale politie, aangewezen door de Vaste Commissie voor de Lokale Politie;
  3° een personeelslid van de federale politie, aangewezen door de directeur-generaal van het middelenbeheer en de informatie, dat doet blijken van een voor de opdracht van de moraliteitscommissie relevante ervaring.
  De commissie kan enkel geldig zitting houden en beslissen indien ze zodanig is samengesteld dat elk geslacht door minstens één persoon is vertegenwoordigd.
  Om geldig te kunnen beslissen, moeten alle leden aanwezig zijn.
  De moraliteitscommissie beslist met meerderheid van stemmen.".

Art.13. In artikel IV.I.19, eerste lid, RPPol worden de woorden "van onberispelijk gedrag is" vervangen door de woorden "beantwoordt aan de vereiste bepaald bij artikel 12, eerste lid, 3°, van de wet van 26 april 2002".

Art.14. Artikel IV.I.23 RPPol, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 7 juni 2009, wordt vervangen als volgt:
  "Art. IV.I.23. De door de minister aangewezen dienst van de federale politie licht de kandidaat, de in artikel IV.I.18 bedoelde moraliteitscommissie, de in artikel IV.I.20 bedoelde paritaire commissie en het hoofd van de dienst van de rekrutering en van de selectie van de federale politie schriftelijk in van de door de minister in beroep gewezen beslissing bedoeld in artikel IV.I.19.".

Art.15. In artikel IV.I.25 RPPol worden de woorden "De directeur bedoeld in artikel IV.I.18" vervangen door de woorden "Het hoofd van de dienst van de rekrutering en van de selectie van de federale politie".

Art.16. In artikel IV.I.27 RPPol, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 7 juni 2009 en 11 januari 2019, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  a) in de bepaling onder 3° worden de woorden "in artikel IV.I.16 bedoelde" opgeheven;
  b) de bepaling onder 5° wordt opgeheven.

Art.17. In artikel IV.I.28bis RPPol, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 7 juni 2009, wordt het eerste lid vervangen als volgt:
  "De kandidaat die zonder aanvaardbare reden afwezig is op het ogenblik dat een selectieproef plaatsvindt, wordt door het hoofd van de dienst van de rekrutering en van de selectie van de federale politie uitgesloten van verdere deelname.".

Art.18. Artikel IV.I.29 RPPol, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 7 juni 2009, 6 april 2010, 25 juni 2010 en 11 januari 2019, wordt vervangen als volgt:
  "Art. IV.I.29. De kandidaat-agent van politie of de kandidaat-inspecteur van politie is vrijgesteld van de persoonlijkheidsproef bedoeld in artikel IV.I.15, 2°, indien hij in het raam van een voorafgaande selectieprocedure voor hetzelfde kader de voor de persoonlijkheidsproef bepaalde minimumdrempel heeft behaald. Deze vrijstelling geldt voor twee jaar te rekenen vanaf de kennisgeving van zijn slagen. Zo daar evenwel een aanwijzing toe is waaruit blijkt dat de kandidaat niet langer aan de betrokken vereisten voldoet, verzoekt de in artikel IV.I.17 bedoelde deliberatiecommissie, vooraleer zich uit te spreken over de geschiktheid van de kandidaat, om een bijkomend onderzoek met betrekking tot de in artikel IV.I.15, 2°, bepaalde vereisten.
  De kandidaat-hoofdinspecteur van politie met bijzondere specialisatie of met specialiteit politieassistent is vrijgesteld van de persoonlijkheidsproef bedoeld in artikel IV.I.15, 2°, indien hij in het raam van een voorafgaande selectieprocedure voor hoofdinspecteur met respectievelijk dezelfde bijzondere specialisatie of specialiteit politieassistent de voor de persoonlijkheidsproef bepaalde minimumdrempel heeft behaald. Deze vrijstelling geldt voor twee jaar te rekenen vanaf de kennisgeving van zijn slagen. Zo daar evenwel een aanwijzing toe is waaruit blijkt dat de kandidaat niet langer aan de betrokken vereisten voldoet, verzoekt de in artikel IV.I.17 bedoelde deliberatiecommissie, vooraleer zich uit te spreken over de geschiktheid van de kandidaat, om een bijkomend onderzoek met betrekking tot de in artikel IV.I.15, 2°, bepaalde vereisten.
  Bovendien kan, zo daar een aanwijzing toe is waaruit blijkt dat de kandidaat niet langer aan de betrokken vereisten voldoet, het hoofd van de dienst van de rekrutering en van de selectie van de federale politie, vooraleer zich uit te spreken over de geschiktheid van de kandidaat, een bijkomend onderzoek met betrekking tot de in artikel 12, eerste lid, 3°, van de wet van 26 april 2002 bedoelde vereisten gelasten.
  De kandidaat-agent van politie en de kandidaat-inspecteur van politie zijn vrijgesteld van de proef inzake de cognitieve vaardigheden bedoeld in artikel IV.I.15, 1°, indien zij geslaagd zijn voor de proef inzake de cognitieve vaardigheden van ten minste hetzelfde kader.
  De kandidaat-hoofdinspecteur van politie met bijzondere specialisatie of met specialiteit politieassistent is vrijgesteld van de proef inzake de cognitieve vaardigheden bedoeld in artikel IV.I.15, 1°, indien hij in het raam van een voorafgaande selectieprocedure voor hoofdinspecteur met respectievelijk dezelfde bijzondere specialisatie of specialiteit politieassistent geslaagd is voor de proef inzake de cognitieve vaardigheden.
  De kandidaten zijn vrijgesteld van de fysiek-medische geschiktheidsproef bedoeld in artikel IV.I.15, 3°, indien zij in het raam van een voorafgaande selectieprocedure de voor de fysiek-medische geschiktheidsproef bepaalde minimumdrempel hebben behaald. Deze vrijstelling geldt voor twee jaar te rekenen vanaf de kennisgeving van hun slagen. Zo daar evenwel een aanwijzing toe is waaruit blijkt dat de kandidaat niet langer aan de betrokken vereisten voldoet, verzoekt de in artikel IV.I.17 bedoelde deliberatiecommissie, vooraleer zich uit te spreken over de geschiktheid van de kandidaat, om een bijkomend onderzoek met betrekking tot de in artikel IV.I.15, 3°, bepaalde vereisten.
  De kandidaat-agent van politie of de kandidaat-inspecteur van politie die in het raam van een selectieprocedure voor een hoger kader door de in artikel IV.I.17 bedoelde deliberatiecommissie geschikt werd bevonden voor respectievelijk het kader van agenten van politie of het basiskader, is gedurende de twee jaar te rekenen vanaf de kennisgeving van de beslissing van de deliberatiecommissie vrijgesteld van de selectieproef bedoeld in artikel IV.I.15, 2°.
  De personeelsleden van het kader van agenten van politie, van het basiskader en van het middenkader die extern in een hoger kader worden aangeworven overeenkomstig artikel IV.I.1, zijn vrijgesteld van de in artikel IV.I.15, 3°, bedoelde selectieproef en van het in de artikelen IV.14 tot IV.18 UBPol bedoelde moraliteitsonderzoek.".

Art.19. In artikel IV.I.29bis RPPol, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 25 juni 2010, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  a) in het eerste lid worden de woorden ", eerste tot derde lid en zesde tot tiende lid," opgeheven;
  b) het tweede lid wordt opgeheven.

Art.20. In artikel IV.I.29ter RPPol, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 25 juni 2010 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 11 januari 2019, worden de woorden "artikel IV.I.15, 1° tot 4° " vervangen door de woorden "artikel IV.I.15, 1° tot 3° ".

Art.21. Artikel IV.I.30 RPPol, vervangen bij het koninklijk besluit van 7 juni 2009, wordt vervangen als volgt:
  "Art. IV.I.30. De laureaten van de selectieproeven voor agent van politie, inspecteur van politie of hoofdinspecteur van politie met bijzondere specialisatie of met specialiteit politieassistent worden opgenomen in een wervingsreserve.
  Het hoofd van de dienst van de rekrutering en van de selectie van de federale politie stelt de lijst van de kandidaten-agent van politie, de lijst van de kandidaten-inspecteur van politie en de lijst van de kandidaten-hoofdinspecteur van politie met bijzondere specialisatie of met specialiteit politieassistent die opgenomen worden in de in het eerste lid bedoelde wervingsreserves vast.
  Het hoofd van de dienst van de rekrutering en van de selectie van de federale politie verzendt de desbetreffende lijst van geschikte kandidaten aan de korpschef, indien het een betrekking bij een korps van de lokale politie betreft, of aan de betrokken directeur, indien het een betrekking bij de federale politie betreft. De korpschef of de betrokken directeur kan slechts een beroep doen op die lijst indien het een betrekking betreft die niet overeenkomstig de regeling inzake de mobiliteit bedoeld in deel VI, titel II, hoofdstuk II, kon worden ingevuld.
  De kandidaten worden vervolgens aan de door de benoemende overheid georganiseerde selectieproeven onderworpen.
  Onverminderd het vierde lid, wint de benoemende overheid het advies van een selectiecommissie in. De minister bepaalt de samenstelling en de werkwijze van die selectiecommissie.
  De benoemende overheid selecteert de meest geschikte kandidaat op basis van een vergelijking van de respectieve aanspraken en verdiensten van de verschillende kandidaten, het advies van de selectiecommissie en, in voorkomend geval, de resultaten voor de andere in het vierde lid bedoelde selectieproeven. Die kandidaat wordt vervolgens tot de basisopleiding toegelaten.".

Art.22. In het RPPol wordt een artikel IV.I.30bis ingevoegd, luidende:
  "Art. IV.I.30bis. De kandidaat-inspecteur van politie die is opgenomen in de wervingsreserve bedoeld in artikel IV.I.30, eerste lid, en die nog steeds niet werd geselecteerd, wordt onderworpen aan de selectieproeven georganiseerd door de benoemende overheid van de federale politie, waaronder de selectiecommissie bedoeld in artikel IV.I.30, vijfde lid, voor de betrekkingen die de directeur-generaal van het middelenbeheer en de informatie bepaalt.
  De benoemende overheid van de federale politie selecteert de meest geschikte kandidaat-inspecteur op basis van een vergelijking van de respectieve aanspraken en verdiensten van de verschillende kandidaten, het advies van de selectiecommissie en, in voorkomend geval, de resultaten van de andere selectieproeven bedoeld in het eerste lid. Deze kandidaat-inspecteur wordt vervolgens toegelaten tot de basisopleiding.".

Art.23. In artikel IV.I.31 RPPol, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 7 juni 2009, wordt de zin "Een langere geldigheidsduur kan worden vastgesteld in het selectiereglement." ingevoegd tussen de zin "De opneming in de wervingsreserve geldt voor twee jaar." en de zin "Alle kandidaten worden in elk geval onderworpen aan een medisch controleonderzoek voorafgaand aan hun toelating tot de opleiding.".

Art.24. Artikel IV.I.32 RPPol, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 7 juni 2009 en 11 januari 2019, wordt aangevuld met een paragraaf 4, luidende:
  " § 4. De rangschikking van de kandidaten-commissaris van politie overeenkomstig § 3 bepaalt de volgorde van toelating tot de basisopleiding.".

Art.25. Artikel IV.I.33 RPPol, vervangen bij het koninklijk besluit van 14 april 2013, wordt opgeheven.

Art.26. In artikel IV.I.33bis, eerste lid, RPPol, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 7 juni 2009, worden de woorden "de directeur van de directie van de rekrutering en van de selectie" vervangen door de woorden "het hoofd van de dienst van de rekrutering en van de selectie van de federale politie".

Art.27. In artikel IV.I.36 RPPol worden de woorden "de algemene directie personeel" vervangen door de woorden "de algemene directie van het middelenbeheer en de informatie.".

Art.28. In artikel IV.I.40, eerste lid, RPPol worden de woorden "de directeur" vervangen door de woorden "het hoofd".

Art.29. Artikel IV.I.50 RPPol, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 7 juni 2009, wordt vervangen als volgt:
  "Art. IV.I.50. Het organiseren van de selectieproeven wordt onder meer aangekondigd via een bericht bekendgemaakt op de website van de dienst van de rekrutering en van de selectie van de federale politie. Deze bekendmaking vermeldt ten minste de taal van de selectieproeven, het niveau waarvoor de proeven worden georganiseerd, een beschrijving van de betrekking, een beknopt profiel, de deelnemingsvoorwaarden en de datum waarop die moeten vervuld zijn, de wijze van inschrijving en de uiterste inschrijvingsdatum alsmede het selectiereglement, opgesteld door het hoofd van de dienst van de rekrutering en van de selectie van de federale politie.".

Art.30. In artikel IV.I.52 RPPol, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 7 juni 2009, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  a) in het eerste lid worden de woorden "de directeur" vervangen door de woorden "het hoofd";
  b) in het tweede lid wordt de bepaling onder 4° opgeheven;
  c) het artikel wordt aangevuld met een lid, luidende:
  "Na de in het tweede lid bedoelde selectieproeven worden de kandidaten onderworpen aan de door de benoemende overheid georganiseerde selectieproeven.".

Art.31. In artikel IV.I.54 RPPol, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 7 juni 2009, 6 april 2010, 25 juni 2010 en 11 januari 2019, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° het eerste lid wordt vervangen als volgt:
  "De kandidaat is vrijgesteld van de persoonlijkheidsproef bedoeld in artikel IV.I.52, tweede lid, 2°, indien hij in het raam van een voorafgaande selectieprocedure voor een betrekking met hetzelfde profiel de voor de persoonlijkheidsproef bepaalde minimumdrempel heeft behaald. Deze vrijstelling geldt voor twee jaar te rekenen vanaf de kennisgeving van zijn slagen. Zo daar evenwel een aanwijzing toe is waaruit blijkt dat de kandidaat niet langer aan de betrokken vereisten voldoet, verzoekt de minister of het hoofd van de in artikel IV.I.57 bedoelde dienst, vooraleer zich uit te spreken over de geschiktheid van de kandidaat, om een bijkomend onderzoek met betrekking tot de in artikel 19, 3°, van de wet van 26 april 2002 en in artikel IV.I.52, tweede lid, 2°, bepaalde vereisten.";
  2° het tweede, derde, vierde en zesde lid worden opgeheven.

Art.32. In artikel IV.I.54bis RPPol, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 25 juni 2010, wordt het tweede lid opgeheven.

Art.33. In artikel IV.I.55 RPPol, vervangen bij het koninklijk besluit van 7 juni 2009, wordt het eerste lid vervangen als volgt:
  "De kandidaat die zonder aanvaardbare reden afwezig is op het ogenblik dat een selectieproef plaatsvindt, wordt door het hoofd van de dienst van de rekrutering en van de selectie van de federale politie uitgesloten van verdere deelname.".

Art.34. Artikel IV.I.56 RPPol, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 7 juni 2009, wordt vervangen als volgt:
  "Art. IV.I.56. De minister of het hoofd van de door hem aangewezen dienst bepaalt de voorwaarden waaraan de kandidaat moet voldoen om geschikt te worden bevonden op grond van artikel IV.I.52, tweede lid, 1° tot 3°. ".

Art.35. Artikel IV.I.57 RPPol, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 7 juni 2009, wordt vervangen als volgt:
  "Art. IV.I.57. De minister of het hoofd van de door hem aangewezen dienst beslist of een kandidaat al dan niet geschikt is bevonden op grond van artikel IV.I.52, tweede lid, 1° tot 3°, en stelt de lijst van de geschikte kandidaten vast.".

Art.36. Artikel IV.I.57bis RPPol, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 7 juni 2009 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 11 januari 2019, wordt vervangen als volgt:
  "Art. IV.I.57bis. Het hoofd van de dienst van de rekrutering en van de selectie van de federale politie of, indien het een betrekking van het administratief en logistiek kader van een korps van de lokale politie waarvoor geen bijzondere eisen inzake integriteit worden opgelegd op grond van artikel 25, 2°, van de wet van 26 april 2002 betreft, de korpschef van het korps voor hetwelk de kandidaat wordt aangeworven, beslist, overeenkomstig de nadere regels bepaald door de minister, of de kandidaat al dan niet beantwoordt aan de vereiste bepaald bij artikel 19, 3°, van de wet van 26 april 2002.
  Het diensthoofd of de korpschef bedoeld in het eerste lid, licht de kandidaat schriftelijk in van zijn gemotiveerde beslissing. Deze kennisgeving omvat eveneens, in voorkomend geval, de bewoordingen van artikel IV.I.19.
  De kandidaat van wie wordt geoordeeld dat hij niet beantwoordt aan de vereiste bepaald bij artikel 19, 3°, van de wet van 26 april 2002 kan daartegen beroep aantekenen bij de minister, overeenkomstig de procedure zoals bedoeld in de artikelen IV.I.19 tot IV.I.22.
  De in artikel IV.I.23 RPPol bedoelde dienst licht de kandidaat, het hoofd van de dienst van de rekrutering en van de selectie van de federale politie of de betrokken korpschef en de in artikel IV.I.20 bedoelde paritaire commissie schriftelijk in van de door de minister in beroep gewezen beslissing.".

Art.37. Artikel IV.I.58 RPPol, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 7 juni 2009, wordt vervangen als volgt:
  "Art. IV.I.58. Behoudens andersluidende beslissing van de minister of het hoofd van de door hem aangewezen dienst, wordt een wervingsreserve van geschikte kandidaten aangelegd die geldig is voor het geheel van de politiediensten. De andersluidende beslissing wordt voorafgaandelijk aan de selectie genomen.
  De in het eerste lid bedoelde wervingsreserve heeft een geldigheid van twee jaar die ingaat vanaf de opstelling van het proces-verbaal waarbij de in artikel IV.I.57 bedoelde lijst wordt vastgesteld. Een kortere geldigheidsduur kan worden vastgesteld in het selectiereglement.".

Art.38. Artikel IV.I.59 RPPol wordt vervangen als volgt:
  "Art. IV.I.59. De minister of het hoofd van de door hem aangewezen dienst stelt de lijst van de kandidaten die opgenomen worden in de in artikel IV.I.58 bedoelde wervingsreserve vast.".

Art.39. Artikel IV.II.46, eerste lid, RPPol, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 7 juni 2009, 11 januari 2019 en 30 september 2020, wordt vervangen als volgt:
  "Zo daar, ingevolge het tijdsverloop tussen de opname in de wervingsreserve en de aanvang van de basisopleiding aanwijzingen toe zijn, kan de aanwervende overheid of de directeur van de directie van het personeel van de federale politie, naar gelang van het geval, de betrokken deliberatiecommissie om een bijkomend onderzoek verzoeken met betrekking tot de in artikel IV.I.15, 2° en 3°, bepaalde vereisten alsmede om een bijkomend moraliteitsonderzoek.".

Art.40. In artikel V.II.2, § 2, RPPol, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 14 april 2013, worden de woorden "de directeur van de directie van de mobiliteit en het personeelsbeheer" vervangen door de woorden "het hoofd van de dienst loopbaanbeheer binnen de directie van het personeel van de federale politie".

Art.41. Artikel V.II.3 RPPol, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 7 juni 2009 en 14 april 2013, wordt vervangen als volgt:
  "Art. V.II.3. De benoeming gebeurt door de benoemende overheid in een gemeente of meergemeentezone indien het personeelslid van het operationeel kader op de datum van zijn benoeming, overeenkomstig de regels inzake de inplaatsstelling bij mobiliteit bedoeld in deel VI, titel II, een betrekking bij mobiliteit heeft verkregen in een korps van de lokale politie, indien het personeelslid bij toepassing van artikel VI.II.15, § 3, werd aangeworven of indien het personeelslid een beveiligingsassistent van politie, een beveiligingsagent van politie, een agent van politie, een inspecteur van politie of een hoofdinspecteur van politie met bijzondere specialisatie of met specialiteit politieassistent betreft die voor een korps van de lokale politie werd aangeworven. In het andere geval benoemt de benoemende overheid voor de personeelsleden van de federale politie het personeelslid van het operationeel kader.".

Art.42. In artikel V.III.3 RPPol worden de woorden "in artikel IV.I.58 bedoelde" ingevoegd tussen de woorden "wordt van de" en het woord "wervingsreserve".

Art.43. Artikel V.III.5 RPPol, vervangen bij het koninklijk besluit van 7 juni 2009, wordt vervangen als volgt:
  "Art. V.III.5. De kandidaten worden aan de door de benoemende overheid georganiseerde selectieproeven onderworpen met inachtneming van de door de dienst van de rekrutering en van de selectie van de federale politie uitgebrachte rangorde.
  Onverminderd het eerste lid, wint de benoemende overheid het advies van een selectiecommissie in. De minister bepaalt de samenstelling en de werkwijze van die selectiecommissie.".

Art.44. Artikel V.III.6 RPPol, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 7 juni 2009, wordt vervangen als volgt:
  "Art. V.III.6. De benoemende overheid selecteert de meest geschikte kandidaat op basis van een vergelijking van de respectieve aanspraken en verdiensten van de verschillende kandidaten, het advies van de selectiecommissie en, in voorkomend geval, de resultaten van de in artikel V.III.5 bedoelde selectieproeven en de in artikel V.III.3 bedoelde voorkeuren.".

Art.45. In deel VI, titel II, hoofdstuk I, afdeling 1, RPPol, worden de onderafdelingen 1 tot 3, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 14 april 2013 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 4 maart 2018, die de artikelen VI.II.4 tot VI.II.4septies bevatten, vervangen als volgt:
  "Onderafdeling 1. - De eerste aanwijzing van extern aangeworven aspiranten, met uitzondering van de aspirant-commissarissen van politie
  Art. VI.II.4. Deze onderafdeling is enkel van toepassing op extern aangeworven aspiranten, met uitzondering van de aspirant-commissarissen van politie.
  Art. VI.II.4bis. Na het slagen voor de basisopleiding worden de in artikel VI.II.4 bedoelde aspiranten door de korpschef of, naar gelang van het geval, de directeur-generaal van het middelenbeheer en de informatie of het personeelslid dat de door hem aangewezen dienst leidt, aangewezen voor een betrekking in de politiedienst waarvoor zij werden aangeworven.

Onderafdeling 2. - De eerste aanwijzing van aspiranten in het raam van een bevorderingsprocedure door overgang naar een hoger kader en van extern aangeworven aspirant-commissarissen van politie   Art. VI.II.4ter. Deze onderafdeling is enkel van toepassing op aspirant-inspecteurs van politie die de basisopleiding volgen in het raam van een bevorderingsprocedure door overgang naar een hoger kader, en die geen betrekking toegewezen kregen overeenkomstig artikel VII.II.19bis, vierde lid, op aspirant-hoofdinspecteurs van politie en op aspirant-commissarissen van politie.   Art. VI.II.4quater. De aspirant-commissarissen van politie die overeenkomstig artikel VI.II.15, § 3, worden aangeworven, worden na het slagen voor de basisopleiding door de korpschef aangewezen voor een in het voormelde artikel bedoelde betrekking in de politiedienst waarvoor zij werden aangeworven.   Art. VI.II.4quinquies. De aspirant-inspecteurs van politie die geen betrekking toegewezen kregen overeenkomstig artikel VII.II.19bis, vierde lid, de aspirant-hoofdinspecteurs van politie en de aspirant-commissarissen van politie die niet werden aangeworven overeenkomstig artikel VI.II.15, § 3, worden na het slagen voor de basisopleiding door de korpschef of, naar gelang van het geval, door de commissaris-generaal of de door deze aangewezen directeur-generaal, aangewezen voor de betrekking die ze bekomen hebben overeenkomstig de regels inzake de mobiliteit, vervat in hoofdstuk II van deze titel.   Na het slagen voor de basisopleiding worden de aspirant-inspecteurs van politie die geen betrekking toegewezen kregen overeenkomstig artikel VII.II.19bis, vierde lid, de aspirant-commissarissen van politie die niet werden aangeworven overeenkomstig artikel VI.II.15, § 3, en de aspirant-inspecteurs van politie, de aspirant-hoofdinspecteurs van politie en de aspirant-commissarissen van politie die geen betrekking hebben bekomen overeenkomstig de regels inzake de mobiliteit, vervat in hoofdstuk II van deze titel, ambtshalve aangewezen door de commissaris-generaal of de door deze aangewezen directeur-generaal voor een betrekking in de federale politie.".
Art.46. In artikel VI.II.6 RPPol worden de woorden "de commissaris-generaal of de door hem aangewezen directeur-generaal" vervangen door de woorden "de directeur-generaal van het middelenbeheer en de informatie of het personeelslid dat de door hem aangewezen dienst leidt".

Art.47. In artikel VI.II.10, tweede lid, RPPol, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 2 maart 2007, 14 april 2013 en 11 januari 2019, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  a) in de bepaling onder 2° wordt het woord "VI.II.4septies" vervangen door het woord "VI.II.4quinquies";
  b) de bepaling onder 2bis° wordt opgeheven.

Art.48. In artikel VII.II.16, § 2, RPPol, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 28 september 2016, worden de woorden", en dit tot het in artikel 38 van de wet van 26 april 2002 bedoelde aantal is bereikt" opgeheven.

Art.49. In artikel VII.II.17 RPPol, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 2 april 2004, 28 september 2016 en 11 januari 2019, wordt het tweede lid vervangen als volgt:
  "Voor wat de in artikel IV.I.15, 2°, bedoelde persoonlijkheidsproef betreft, wordt respectievelijk het advies van de korpschef, voor wat betreft de leden van de lokale politie, of het advies van de betrokken directeur of het betrokken diensthoofd, voor wat betreft de leden van de federale politie, in aanmerking genomen. Met het oog op het inwinnen van dit advies stelt de dienst van de rekrutering en van de selectie van de federale politie een modelformulier op.".

Art.50. Artikel VII.II.18 RPPol, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 7 juni 2009 en 11 januari 2019, wordt vervangen als volgt:
  "Art. VII.II.18. De artikelen IV.I.15, 1° en 2°, IV.I.26 en IV.I.27, 1°, 3°, 4° en 6°, zijn van overeenkomstige toepassing op de kandidaten voor overgang naar het middenkader met dien verstande dat de in artikel IV.I.15, 1°, bedoelde proef wordt vervangen door een beroepsproef.
  Voor wat de in artikel IV.I.15, 2°, bedoelde persoonlijkheidsproef betreft, wordt respectievelijk het advies van de korpschef, voor wat betreft de leden van de lokale politie, of het advies van de betrokken directeur of het betrokken diensthoofd, voor wat betreft de leden van de federale politie, in aanmerking genomen. Met het oog op het inwinnen van dit advies stelt de dienst van de rekrutering en van de selectie van de federale politie een modelformulier op.".

Art.51. Artikel VII.II.19 RPPol, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 7 juni 2009 en 11 januari 2019, wordt vervangen als volgt:
  "Art. VII.II.19. De artikelen IV.I.15, 1° en 2°, IV.I.26 en IV.I.27, 1°, 3°, 4° en 6°, zijn van overeenkomstige toepassing op de kandidaten voor overgang naar het officierskader met dien verstande dat de in artikel IV.I.15, 1°, bedoelde proef wordt vervangen door een beroepsproef.
  Voor wat de in artikel IV.I.15, 2°, bedoelde persoonlijkheidsproef betreft, wordt respectievelijk het advies van de korpschef, voor wat betreft de leden van de lokale politie, of het advies van de betrokken directeur of het betrokken diensthoofd, voor wat betreft de leden van de federale politie, in aanmerking genomen. Met het oog op het inwinnen van dit advies stelt de dienst van de rekrutering en van de selectie van de federale politie een modelformulier op.".

Art.52. In artikel VII.II.20, derde lid, RPPol, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 7 juni 2009 en 28 september 2016, worden de woorden "de directeur van de directie van de rekrutering en van de selectie" vervangen door de woorden "het hoofd van de dienst van de rekrutering en van de selectie van de federale politie".

Art.53. In artikel VII.IV.18 RPPol wordt de bepaling onder 3° opgeheven.

Art.54. In artikel VII.IV.21 RPPol wordt het eerste lid vervangen als volgt:
  "De in artikel IV.I.17 bedoelde deliberatiecommissie stelt de lijst van de personeelsleden die geslaagd en batig gerangschikt zijn in alfabetische volgorde vast.".

Art.55. In deel IX, titel III, hoofdstuk II, RPPol, wordt het opschrift van afdeling 2bis, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 7 juni 2009, vervangen als volgt:
  "AFDELING 2BIS - EEN MORALITEITSONDERZOEK".

TITEL II. - Slotbepalingen
Art.56. De ministeriële omzendbrief GPI 73 van 14 mei 2013 betreffende de aanwerving, de selectie en de opleiding van de personeelsleden van het basiskader van de politiediensten wordt opgeheven.

Art.57. De minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken bepaalt de datum van inwerkingtreding van dit besluit.

(NOTA : Inwerkingtreding vastgesteld op 14-09-2021 door MB 2021-09-09/01, art. 1)

Art. 58. De minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken en de minister bevoegd voor Justitie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.