Details





Titel:

5 JANUARI 2021. - Koninklijk besluit betreffende de vereisten met betrekking tot de opleiding en de erkenning van de EG-beroepskwalificaties voor het uitoefenen van het beroep van privédetective en de erkenning van de opleidingen



Inhoudstafel:


Art. 1
TITEL I. - DEFINITIES
Art. 2
TITEL II. - BEPALINGEN BETREFFENDE DE IN BELGIE GEORGANISEERDE OPLEIDINGEN DIE DE BETROKKENEN IN STAAT STELLEN HET BEROEP VAN PRIVEDETECTIVE UIT TE OEFENEN
HOOFDSTUK I. - Opleidingsvoorwaarden
Art. 3-7
HOOFDSTUK II. - Voorwaarden inzake examens en bekwaamheidsattesten
Art. 8-11
HOOFDSTUK III. - Voorwaarden inzake de erkenningen van de opleidingen
Art. 12-13
HOOFDSTUK IV. - Commissie Opleiding privédetectives.
Art. 14
HOOFDSTUK V. - Controle
Art. 15-17
TITEL III. - BEPALINGEN BETREFFENDE DE ERKENNING VAN DE BEROEPSKWALIFICATIES VAN PERSONEN VERKREGEN IN EEN ANDERE LIDSTAAT WAAROP RICHTLIJN 2005/36/EG VAN TOEPASSING IS
ONDERTITEL I. - Algemene bepalingen
Art. 18-20
ONDERTITEL II. - Vrije dienstverrichting
HOOFDSTUK I. - Principe
Art. 21
HOOFDSTUK II. - Vrijstellingen
Art. 22
HOOFDSTUK III. - Vooraf af te leggen verklaring in geval de dienstverrichter zich naar een andere lidstaat begeeft
Art. 23-24
ONDERTITEL III. - Vrijheid van vestiging
HOOFDSTUK 1. - Algemeen stelsel van erkenning van opleidingstitels
Afdeling 1. - Kwalificatieniveau
Art. 25
Afdeling 2. - Gelijkgestelde opleidingen
Art. 26
HOOFDSTUK II. - Voorwaarden inzake erkenning
Art. 27
HOOFDSTUK III. - Procedure
Afdeling 1. - Algemeen
Art. 28-30
Afdeling 2. - Compenserende maatregelen
Art. 31-33
ONDERTITEL IV. - Talenkennis
Art. 34
TITEL IV. - OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Art. 35-38



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

2008000197 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. Dit besluit verzekert onder meer de omzetting van de Richtlijn 2005/36/CE van het Europees parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties, betreffende de uitoefening van de werkzaamheden bedoeld in de wet van 19 juli 1991 tot regeling van het beroep van privé-detective.

TITEL I. - DEFINITIES
Art.2. § 1. Voor de toepassing van dit besluit, wordt verstaan onder:
  1° richtlijn: Richtlijn 2005/36/EG van het Europees parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties en haar latere wijzigingen;
  2° wet: de wet van 19 juli 1991 tot regeling van het beroep van privé-detective ;
  3° lidstaat : lidstaat van de Europese Unie alsook de andere staten waarop de richtlijn van toepassing is;
  4° derde land: een staat waarop de richtlijn niet van toepassing is;
  5° beroepskwalificaties: kwalificaties die worden gestaafd door een opleidingstitel, een bekwaamheidsattest zoals bedoeld in artikel 25, punt 1°, a), b) en c) en/of beroepservaring;
  6° opleidingstitel : een diploma, certificaat of andere titel die door een overeenkomstig de wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen van een lidstaat aangewezen bevoegde autoriteit, is afgegeven ter afsluiting van een hoofdzakelijk in één of meerdere lidstaten gevolgde beroepsopleiding;
  7° beroepservaring: de daadwerkelijke en geoorloofde voltijdse of gelijkwaardige deeltijdse uitoefening van het betrokken beroep in een lidstaat;
  8° minister : de Minister van Binnenlandse Zaken;
  9° bevoegde autoriteit : iedere autoriteit of instelling die door een lidstaat specifiek wordt gemachtigd om opleidingstitels en andere documenten of informatie af te geven of te ontvangen, alsmede aanvragen te ontvangen en beslissingen te nemen als bedoeld in dit besluit;
  10° bevoegde Belgische autoriteit: de Federale overheidsdienst Binnenlandse Zaken;
  11° gereglementeerd beroep: een beroepsactiviteit of een geheel van beroepsactiviteiten waartoe de toegang of waarvan de uitoefening of één van de wijzen van uitoefening krachtens de wet direct of indirect afhankelijk wordt gesteld van het bezit van bepaalde beroepskwalificaties;
  12° gereglementeerde opleiding: elke opleiding die specifiek op de uitoefening van een bepaald beroep gericht is en die uit een studiecyclus bestaat die eventueel met een beroepsopleiding, een beroepsstage of beroepspraktijkervaring wordt aangevuld. De structuur en het niveau van de beroepsopleiding, de beroepsstage of de praktijkervaring worden in wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen van de betrokken lidstaat vastgesteld of door een daartoe aangewezen autoriteit gecontroleerd of erkend;
  13° vakken die wezenlijk verschillen: vakgebieden waarvan de kennis en de vaardigheden en competenties van essentieel belang zijn voor de uitoefening van het beroep en waarvoor de door de aanvrager ontvangen opleiding qua inhoud wezenlijk afwijkt van de in België vereiste opleiding;
  14° aanvrager: onderdaan van een lidstaat die een aanvraag tot erkenning van zijn beroepskwalificaties heeft ingediend bij de bevoegde Belgische autoriteit ;
  15° bekwaamheidsproef : een controle van de beroepskennis, -vaardigheden en -competenties van de aanvrager, die wordt verricht of erkend door de bevoegde Belgische autoriteit en die tot doel heeft de bekwaamheid van de aanvrager te beoordelen om in België het gereglementeerd beroep uit te oefenen;
  16° aanpassingsstage: de uitoefening van de gereglementeerde beroepsactiviteit in België onder verantwoordelijkheid van een gekwalificeerde beoefenaar, eventueel gekoppeld aan een aanvullende opleiding;
  17° dwingende redenen van algemeen belang: als zodanig in de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie erkende redenen, in het bijzonder de openbare orde, de openbare veiligheid, de Staatsveiligheid, de Volksgezondheid, de handhaving van het financiële evenwicht van het sociale zekerheidsstelsel, de bescherming van consumenten, afnemers van diensten en werknemers, de eerlijkheid van handelstransacties, de fraudebestrijding, de bescherming van het milieu en het stedelijke milieu, het dierenwelzijn, de intellectuele eigendom, het behoud van het nationaal historisch en artistiek erfgoed en doelstellingen van het sociaal beleid en het cultuurbeleid;
  18° Europees systeem voor de overdracht van studiepunten of ECTS-studiepunten: het in het Europees hogeronderwijsstelsel gangbare studiepuntenoverdrachtsysteem;
  19° IMI: het informatiesysteem van de interne markt beheerst door reglement 1024/2012/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012;
  20° een leven lang leren: alle vormen van algemeen onderwijs, beroepsonderwijs en beroepsopleidingen, niet-formeel onderwijs en informeel leren die gedurende het gehele leven plaatsvinden en die tot meer kennis, vaardigheden en competenties leiden, eventueel ook op het gebied van beroepsethiek.
  § 2. Met een opleidingstitel wordt gelijkgesteld elke opleidingstitel die afgegeven is in een derde land, als de houder ervan in kwestie een beroepservaring van drie jaar heeft op het grondgebied van de lidstaat die de betrokken opleidingstitel, overeenkomstig artikel 2, tweede lid, van de richtlijn, heeft erkend en als die lidstaat de beroepservaring bevestigt.

TITEL II. - BEPALINGEN BETREFFENDE DE IN BELGIE GEORGANISEERDE OPLEIDINGEN DIE DE BETROKKENEN IN STAAT STELLEN HET BEROEP VAN PRIVEDETECTIVE UIT TE OEFENEN
HOOFDSTUK I. - Opleidingsvoorwaarden
Art.3. Personen die zich niet kunnen beroepen op het erkenningsregime bepaald in Ondertitel I van Titel III kunnen vergund worden om activiteiten van privédetective uit te oefenen indien zij houder zijn van een bekwaamheidsattest voor privédetective.
  Dit attest wordt afgeleverd door een daartoe door de minister erkende opleidingsinstelling, conform de bepalingen van artikel 12.

Art.4. In afwijking van artikel 3, eerste lid, dienen de personen voor wie de administratie vastgesteld heeft dat zij van de bepalingen van artikel 22, § 1, van de wet genieten, over geen bekwaamheidsattest voor privédetective te beschikken.

Art.5. Elke privédetective dient om de vijf jaar na de eerste toekenning van het bekwaamheidsattest of na de eerste toekenning van een vergunning, als hij van de bepalingen van artikel 22, § 1, van de wet heeft genoten, zonder enige afwezigheid de bijscholing, bepaald in artikel 6, § 2, beëindigd te hebben, en permanent over het attest van bijscholing te beschikken.

Art.6. § 1.a) De basisopleiding van de privédetectives omvat ten minste tweehonderdvijftig uren, die zijn verdeeld over maximum twee jaar en bestaat uit :
  A. Juridische vorming (zestig uren) :
  a) grondwettelijk recht, miv de grondwettelijke rechten en vrijheden en het Europees Verdrag ter vrijwaring van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden;
  b) burgerlijk recht;
  c) strafrecht;
  d) gerechtelijk recht;
  e) de wetgeving toepasselijk op de privédetectives, op de politiediensten en op de ondernemingen en diensten bedoeld in de wet van 2 oktober 2017 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid.
  B. Socio-psychologische vorming (dertig uren) :
  a) psychologie;
  b) criminologie;
  c) plichtenleer.
  C. Beroepstechnische vorming (zestig uren) :
  a) detectivetechnieken;
  b) informatieverwerking;
  c) rapportering.
  D. De theoretische vakken dienen aangepast te zijn aan de praktijk van het beroep van privédetective.
  E. 100 uren praktische oefeningen die georganiseerd worden binnen de schoot van de opleidingsinstelling.
  b) Een voor de basisopleiding erkende opleidingsinstelling kan een sectoropleiding inrichten, voor zover deze beantwoordt aan de specificiteit van een bepaald opsporingsdomein. Deze opleiding dient te voldoen aan alle bepalingen van artikel 12, § 2. Elke sectoropleiding zal erkend moeten worden door de minister, na advies van de Commissie Opleiding privédetectives zoals bepaald in artikel 14.
  § 2. De bijscholing omvat een minimale deelname van 25 uren aan studiesessies over actuele aspecten van het beroep van privédetective, waarvan minimum 15 uren juridische vorming.

Art.7. De opleidingsinstelling dient de kandidaat-cursist voorafgaand aan de inschrijving tot de opleiding in kennis te stellen van :
  1° de wettelijke voorwaarden tot het bekomen van een vergunning om het beroep van privédetective uit te oefenen;
  2° de regels inzake de examens en de herexamens;
  3° de verplichting van bijscholing.
  Teneinde de opleidingen zoals bepaald in artikel 6, te kunnen aanvatten, dient de kandidaat-cursist aan de opleidingsinstelling de volgende documenten te hebben voorgelegd:
  1° een uittreksel uit het Strafregister dat maximum 6 maanden oud is waaruit blijkt dat hij niet veroordeeld is wegens misdrijven zoals bepaald in artikel 3, § 1, 1° van de wet;
  2° een identiteitsdocument waaruit blijkt dat hij aan de nationaliteitsvereiste voldoet zoals bepaald in artikel 3, § 1, 2° van de wet.

HOOFDSTUK II. - Voorwaarden inzake examens en bekwaamheidsattesten
Art.8. Om te slagen in de examens moet minimum vijftig percent van de punten behaald worden voor elk gedoceerd vak en minimum zestig percent van de punten voor het totaal van de geëxamineerde vakken.
  Ongeacht de opleidingsinstelling mag niemand zich voor de toepassing van dit besluit georganiseerde examens meer dan viermaal aanmelden, met inbegrip van de herexamens die ten laatste twee maanden na het afleggen van het examen van een vorige examenzitting moeten georganiseerd worden.
  De herexamens kunnen afgelegd worden zonder de verplichting de cursus opnieuw te volgen.
  Wie, na herexamens, niet geslaagd is, dient het geheel van de cursus een tweede keer te volgen om zich voor de examens opnieuw aan te melden.
  De opleidingsinstelling hanteert het examenreglement dat na advies van de Commissie opleiding privédetectives door de Minister van Binnenlandse Zaken werd goedgekeurd.

Art.9. In het kader van de controleopdracht belast aan de administratie :
  1° de administratie mag aanwezig zijn in de verschillende examencommissies van een opleidingsinstelling;
  2° de minister mag beslissen dat een voor een theoretisch vak gepland examen dient te worden vervangen door een door de administratie opgesteld schriftelijk examen;
  3° de minister mag beslissen dat een door hem erkende exameninstelling voor bepaalde vakken examens zal afnemen.

Art.10. De bekwaamheidsattesten worden binnen de twee maanden na de datum van sluiting van de zittijd aan de cursisten gegeven.

Art.11. Deze bekwaamheidsattesten zijn geldig voor een periode van vijf jaar te rekenen vanaf de datum van uitreiking die op de attesten dient te worden vermeld.

HOOFDSTUK III. - Voorwaarden inzake de erkenningen van de opleidingen
Art.12. § 1. Om te kunnen worden erkend voor de basisopleiding dient een opleidingsinstelling aan de volgende voorwaarden te voldoen :
  1° de rechtspersoonlijkheid hebben;
  2° een lessenprogramma verstrekken dat voldoet aan de minimum kwaliteitsnormen bepaald door de minister en dat minstens het minimumprogramma omvat zoals voorzien in artikel 6, § 1, van dit besluit;
  3° lesgevers tewerkstellen die :
  a) niet veroordeeld zijn, zelfs niet met uitstel, tot een gevangenisstraf van ten minste zes maanden wegens enig misdrijf, of tot een lagere correctionele straf wegens huisvredebreuk, schending van het briefgeheim, opzettelijk toebrengen van slagen en verwondingen, diefstal, afpersing, misbruik van vertrouwen, oplichting, valsheid in geschriften, aanranding op de eerbaarheid, verkrachting, de misdrijven bepaald bij de artikelen 379 tot 386ter van het Strafwetboek, omkoping van ambtenaren, gebruikmaking van valse namen, heling, uitgifte van ongedekte cheques, meineed, valsmunterij;
  b) geen strafrechtelijke veroordelingen of administratieve geldboetes, schorsing of intrekking van de vergunning van privédetective in toepassing van de wet of haar uitvoeringsbesluiten hebben opgelopen;
  c) tevens geen feiten hebben gepleegd die een tekortkoming kunnen uitmaken op de beroepsdeontologie van de privédetective en/of deze van lesgever;
  d) voor het doceren van de cursussen en de praktische oefeningen kunnen aantonen dat zij beschikken over een aangepaste opleidingstitel waarvoor de minister voor elk vak een lijst opstelt of beschikken over een relevante ervaring in de te doceren materie van minstens 5 jaar in de loop van de laatste vijftien jaren;
  4° beschikken of kunnen beschikken over voldoende accommodatie voor het verstrekken van het in dit besluit geregeld onderricht;
  5° voltijds een cursuscoördinator tewerkstellen, belast met de coördinatie van de cursussen en de praktische oefeningen, die door de opleidingsinstelling worden georganiseerd en die aantoont hiertoe over voldoende kennis en beroepsbekwaamheid te beschikken;
  6° geen opleiding voor privédetective organiseren per correspondentie.
  § 2. Om te kunnen worden erkend voor de bijscholing dient een opleidingsinstelling aan de volgende voorwaarden te voldoen :
  1° de voorwaarden voorzien in § 1;
  2° gedurende twee opeenvolgende cursusjaren de opleiding, bedoeld in artikel 6, § 1 van dit besluit te hebben georganiseerd, zonder dat hierbij inbreuken werden vastgesteld op de voorwaarden opgesomd in § 1 van dit artikel;
  3° jaarlijks minstens één bijscholingscyclus organiseren.
  § 3. De vakinhoud van de cursussen en de praktische oefeningen dient jaarlijks aangepast te worden rekening houdend met evoluties van de wetgeving en de technologie. De gedoceerde vakken moeten duidelijk aantonen dat de privédetective over geen politiebevoegdheden beschikt.

Art.13. § 1. Met de aanvraag tot erkenning zoals bedoeld in artikel 12, §§ 1 en 2, dienen de volgende gegevens en documenten meegestuurd te worden :
  1° de statuten en het huishoudelijk reglement van de opleidingsinstelling;
  2° de gedetailleerde programma's van de lessen;
  3° de modaliteiten betreffende de organisatie van de lessen en de examens;
  4° de lijst van het lerarenkorps en voor elk ervan, de persoonlijke gegevens, een uittreksel van het Strafregister, een curriculum vitae met betrekking tot de beroepsactiviteiten en ieder element dat aantoont dat de voorwaarden bedoeld in artikel 12, § 1, 3°, d) zijn voldaan;
  5° de regels inzake de samenstelling van de examencommissie;
  6° de bedragen van het inschrijvings- en collegegeld.
  § 2. De opleidingsinstelling stelt de minister onverwijld in kennis van elke wijziging van de in § 1 bepaalde gegevens.

HOOFDSTUK IV. - Commissie Opleiding privédetectives.
Art.14. § 1. Een commissie genaamd " Commissie Opleiding privédetectives " wordt bij de FOD Binnenlandse Zaken door de minister ingesteld en is als volgt samengesteld:
  1° de afgevaardigde van de administratie, die het voorzitterschap waarneemt;
  2° twee vertegenwoordigers van de federale politie aangewezen door de Algemene Directie van de ondersteuning en het beheer;
  3° een vertegenwoordiger van de lokale politie aangewezen door de Vaste commissie van de lokale politie;
  4° drie privédetectives, die met goed gevolg de vereiste opleiding hebben gevolgd in een erkende opleidingsinstelling, over ten minste twee jaar beroepservaring beschikken en het beroep uitoefenen als hoofdberoep; ze worden gekozen door de minister op voordracht van de beroepsorganisaties van de sector;
  5° twee vertegenwoordigers van de erkende opleidingsinstellingen; ze worden voorgesteld bij gezamenlijke voordracht van de erkende opleidingsinstellingen privédetective.
  Voor elke vertegenwoordiger wordt een plaatsvervanger aangewezen.
  § 2. Het secretariaat van de commissie wordt waargenomen door de administratie.
  § 3. De leden worden benoemd door de minister voor een termijn van vijf jaar. Hun mandaat is vernieuwbaar. Het plaatsvervangend lid vervangt het effectief lid dat verhinderd is. Het mandaat van de leden en van de plaatsvervangende leden eindigt bij hun ontslag. Het mandaat van de leden en van de plaatsvervangende leden die benoemd zijn na de vernieuwing van de commissie eindigt bij de volgende vernieuwing ervan.
  § 4. De commissie opleiding privédetectives heeft tot taak de minister te adviseren omtrent :
  1° de nadere detaillering van de lessenprogramma's zoals bedoeld bij artikel 6;
  2° de erkenning van de opleidingsinstellingen en hun lesprogramma's;
  3° de toepassing van dit besluit en de voorstellen van eventuele wijzigingen ervan.

HOOFDSTUK V. - Controle
Art.15. Elk jaar op datum van erkenning bezorgen de verantwoordelijken van de opleidingsinstellingen aan de commissie opleiding privédetectives een verslag omtrent het programma en de organisatie van de cursussen, de organisatie en de coördinatie van de praktische oefeningen, de namen en titels van lesgevers en de cursisten.
  De opleidingsinstellingen die erkend zijn om de opleiding bedoeld in artikel 6, § 2, te organiseren, vervolledigen het verslag met alle gegevens die aantonen dat het programma voldoet aan de bepaling van artikel 12, §§ 2 en 3.

Art.16. De cursuscoördinator en de directeur lichten de minister spontaan en dadelijk in over elke onregelmatigheid inzake het verloop van de opleidingen en examens.

Art.17. De nodige faciliteiten worden verleend aan de door de minister aangewezen agenten of ambtenaren die belast zijn met het toezicht op het naleven van de bepalingen van de wet en van dit besluit, zoals het nazicht van de gegevens van het verslag, de toegang tot de lokalen en de documenten, het contact met de inrichters, de lesgevers, de cursuscoördinator, de cursisten en hun eventueel verhoor.

TITEL III. - BEPALINGEN BETREFFENDE DE ERKENNING VAN DE BEROEPSKWALIFICATIES VAN PERSONEN VERKREGEN IN EEN ANDERE LIDSTAAT WAAROP RICHTLIJN 2005/36/EG VAN TOEPASSING IS
ONDERTITEL I. - Algemene bepalingen
Art.18. Deze titel bevat bepalingen omtrent de weerslag van het Europese recht op de opleidings- en ervaringsvoorwaarden voor het uitoefenen van het beroep van privédetective.

Art.19. Indien de bevoegde Belgische autoriteit de beroepskwalificaties van de aanvrager erkent, voldoet de aanvrager aan de opleidings- en ervaringsvereisten bedoeld in artikel 3, § 1, 4°, of § 2, 5°, van de wet, voor het uitoefenen van het beroep van privédetective.
  Voor de toepassing van dit besluit is het beroep dat de aanvrager in België wenst uit te oefenen hetzelfde als dat waarvoor hij in de lidstaat van oorsprong de kwalificaties bezit, indien hieronder vergelijkbare werkzaamheden vallen.
  In afwijking van het eerste lid, wordt gedeeltelijke toegang tot het beroep in België verleend onder de in artikel 20 vastgestelde voorwaarden.

Art.20. De bevoegde Belgische autoriteit verleent per geval gedeeltelijke toegang tot een beroepsactiviteit op zijn grondgebied, doch alleen indien aan alle volgende voorwaarden is voldaan:
  a) de beroepsbeoefenaar is in zijn lidstaat van oorsprong volledig gekwalificeerd om de beroepsactiviteit uit te oefenen waarvoor in België gedeeltelijke toegang wordt aangevraagd;
  b) de verschillen tussen de in de lidstaat van oorsprong legaal verrichte beroepsactiviteiten en het beroep van privédetective in België zijn zo groot dat de toepassing van compenserende maatregelen erop zou neerkomen dat de aanvrager het volledige onderwijs- en opleidingsprogramma in België zou moeten doorlopen om tot het beroep van privédetective in België te kunnen toegelaten te worden;
  c) de beroepsactiviteit kan objectief worden gescheiden van andere activiteiten die het beroep van privédetective in België omvat.
  Voor de toepassing van het eerste lid, punt c), dient de Belgische bevoegde autoriteit rekening te houden met de vraag of de beroepsactiviteit autonoom in België kan worden uitgeoefend.
  Gedeeltelijke toegang kan worden afgewezen indien deze afwijzing door een dwingende reden van algemeen belang gerechtvaardigd is, indien zulks passend is ter verwezenlijking van het nagestreefde doel en het niet verder gaat dan wat noodzakelijk is om dat doel te bereiken.

ONDERTITEL II. - Vrije dienstverrichting
HOOFDSTUK I. - Principe
Art.21. § 1. Onverminderd specifieke bepalingen van het communautaire recht en de artikelen 22 en 23 van dit besluit, kan de bevoegde Belgische autoriteit niet om redenen van beroepskwalificatie beperkingen stellen aan het vrij verrichten van diensten op haar grondgebied:
  a) indien de dienstverrichter op wettige wijze is gevestigd in een lidstaat (hierna "lidstaat van vestiging" genoemd) om er hetzelfde beroep uit te oefenen, en
  b) wanneer de dienstverrichter zich naar een andere lidstaat begeeft, indien hij dat beroep tijdens de laatste tien jaar die voorafgaan aan de dienstverrichting gedurende ten minste een jaar heeft uitgeoefend in een of meer lidstaten wanneer het beroep van privé-detective niet gereglementeerd is in de lidstaat van vestiging. Deze voorwaarde, namelijk een jaar beroepsuitoefening, is niet van toepassing wanneer het beroep of het onderwijs en de opleiding die toegang verleent tot het beroep, gereglementeerd is.
  § 2. De bepalingen van deze ondertitel zijn uitsluitend van toepassing wanneer de dienstverrichter zich naar het Belgisch grondgebied begeeft om er tijdelijk en incidenteel het beroep van privédetective uit te oefenen. Het tijdelijke en incidentele karakter van de dienstverrichting wordt per geval beoordeeld, met name in het licht van de duur, frequentie, regelmaat en continuïteit van de verrichting.
  § 3. Als een dienstverrichter zich naar een andere lidstaat begeeft, valt hij onder de professionele, wettelijke of administratieve beroepsregels die rechtstreeks verband houden met beroepskwalificaties, zoals de definitie van het beroep, het gebruik van titels en de ernstige beroepsfouten die rechtstreeks en specifiek verband houden met de bescherming en de veiligheid van consumenten, alsook onder de administratieve sancties, die op het Belgisch grondgebied van toepassing zijn op de personen die er hetzelfde beroep uitoefenen.

HOOFDSTUK II. - Vrijstellingen
Art.22. Een in een andere lidstaat gevestigde dienstverrichter wordt door de bevoegde Belgische autoriteit, overeenkomstig artikel 21, § 1, vrijgesteld van de hiernavolgende verplichting die wordt gesteld aan op haar grondgebied gevestigde beroepsbeoefenaren. De dienstverrichter wordt vrijgesteld van de verplichting tot inschrijving bij een openbare instelling van sociale zekerheid om de rekeningen met betrekking tot verrichte werkzaamheden ten gunste van sociaal verzekerden te kunnen verhalen op een verzekeringsinstelling. De dienstverrichter stelt evenwel de instelling vooraf, of in dringende gevallen achteraf, van de door hem verrichte dienst in kennis.

HOOFDSTUK III. - Vooraf af te leggen verklaring in geval de dienstverrichter zich naar een andere lidstaat begeeft
Art.23. § 1. Wanneer die dienstverrichter overweegt om zich voor het eerst van de ene lidstaat naar het Belgisch grondgebied te begeven om er diensten te verrichten, stelt hij de bevoegde Belgische autoriteit vooraf in kennis door middel van een schriftelijke verklaring, met daarin de gegevens betreffende verzekeringsdekking of soortgelijke individuele of collectieve vormen van bescherming inzake beroepsaansprakelijkheid. Deze verklaring wordt eenmaal per jaar verlengd indien de dienstverrichter voornemens is om gedurende dat jaar in die lidstaat tijdelijke of incidentele diensten te verrichten. De dienstverrichter mag de verklaring met alle middelen aanleveren.
  § 2. Voor de eerste dienstverrichting, of indien zich een wezenlijke verandering heeft voorgedaan in de door de documenten gestaafde situatie, moet de verklaring bovendien vergezeld gaan van de volgende documenten:
  a) een bewijs van de nationaliteit van de dienstverrichter;
  b) een attest dat de houder ervan rechtmatig in een lidstaat gevestigd is om er de betrokken werkzaamheden uit te oefenen, en dat hem op het moment van afgifte van het attest geen beroepsuitoefeningsverbod is opgelegd, ook al is het maar tijdelijk;
  c) een bewijs van beroepskwalificaties;
  d) voor gevallen als bedoeld in artikel 21, paragraaf 1, onder b), een bewijs dat de dienstverrichter de betrokken werkzaamheden in de tien voorafgaande jaren gedurende ten minste een jaar heeft uitgeoefend;
  e) een attest waarin wordt bevestigd dat de desbetreffende persoon geen tijdelijk of permanent verbod heeft om het beroep van privédetective uit te oefenen of niet strafrechtelijk is veroordeeld.
  § 3. Door de indiening van een vereiste verklaring door de dienstverrichter overeenkomstig paragraaf 1, kan de toegang tot de beoogde dienstenactiviteit of tot het uitoefenen van die activiteit op het Belgisch grondgebied hem niet worden geweigerd om redenen die verband houden met zijn beroepskwalificaties.
  § 4. Indien aan alle voorwaarden en regels bepaald bij of krachtens de wet voor de uitoefening van het bedoelde beroep is voldaan, wordt de dienst verricht onder de beroepstitel van de lidstaat van vestiging, wanneer voor de betrokken beroepswerkzaamheid in die lidstaat een dergelijke titel bestaat. Deze titel wordt vermeld in de officiële taal of één van de officiële talen van de lidstaat van vestiging, teneinde verwarring met de beroepstitel in België te vermijden. Wanneer de betrokken beroepstitel in de lidstaat van vestiging niet bestaat, vermeldt de dienstverrichter zijn opleidingstitel in de officiële taal of één van de officiële talen van die lidstaat.

Art.24. Bij de eerste dienstverrichting voert de bevoegde Belgische autoriteit vóór deze verrichting een controle van de beroepskwalificaties van de dienstverrichter uit. Deze controle is bedoeld om ernstige schade voor de veiligheid van de afnemer van de dienstverrichting ingevolge een ontoereikende beroepskwalificatie van de dienstverrichter te voorkomen, en omvat niet meer dan voor dit doel noodzakelijk is.
  De bevoegde Belgische autoriteit stelt de dienstverrichter, na de beroepskwalificaties te hebben gecontroleerd, binnen een termijn van ten hoogste een maand na ontvangst van de verklaring en de begeleidende documenten als bedoeld in de paragrafen 1 en 2 van artikel 23, in kennis van haar besluit om:
  a) van de dienstverrichter het afleggen van een bekwaamheidsproef te vereisen; of
  b) de beroepskwalificaties van de aanvrager te erkennen.
  Wanneer er zich problemen voordoen die een vertraging veroorzaken bij het nemen van een besluit uit hoofde van het tweede lid, stelt de bevoegde autoriteit de dienstverrichter binnen dezelfde termijn in kennis van de reden van de vertraging. Het probleem moet voor het einde van de eerste maand na deze kennisgeving worden opgelost en het besluit moet binnen twee maanden na oplossing van het probleem zijn vastgesteld.
  Wanneer de beroepskwalificaties van de dienstverrichter wezenlijk verschillen van de in België vereiste opleiding, en wel in die mate dat dit verschil de volksgezondheid of de openbare veiligheid schaadt, en wanneer de dienstverrichter dit niet kan compenseren door beroepservaring of in het kader van een leven lang leren verworven kennis, vaardigheden of competenties die formeel zijn gevalideerd door een daartoe bevoegde instantie, dient de bevoegde Belgische autoriteit die dienstverrichter de mogelijkheid te bieden om in het bijzonder door middel van een bekwaamheidsproef, als bedoeld in het tweede lid, te bewijzen dat hij de ontbrekende kennis, vaardigheden of competenties heeft verworven. De bevoegde Belgische autoriteit beslist op basis daarvan om de beroepskwalificaties van de aanvrager al dan niet te erkennen. De beslissing betreffende de beroepskwalificaties dient in ieder geval te kunnen plaatsvinden tijdens de maand die volgt op die waarin het overeenkomstig het tweede lid genomen besluit is getroffen, behalve indien de aanvrager uitdrukkelijk gevraagd heeft deze termijn te verlengen omdat hij de bekwaamheidsproef om redenen buiten zijn wil niet binnen de vereiste termijn heeft kunnen afleggen en indien de bevoegde Belgische autoriteit deze vraag heeft goedgekeurd.
  Indien de bevoegde autoriteit binnen de in het tweede en derde lid vermelde termijnen niet reageert, wordt ervan uitgegaan dat de dienstverrichter over de vereiste beroepskwalificaties beschikt.
  In de gevallen waarin de beroepskwalificaties werden geverifieerd en waarin, na de controle van alle in de wet vastgelegde voorwaarden en regels, de toelating werd gegeven om de dienst te verrichten, wordt de dienst verricht onder de beroepstitel die in België geldt.

ONDERTITEL III. - Vrijheid van vestiging
HOOFDSTUK 1. - Algemeen stelsel van erkenning van opleidingstitels
Afdeling 1. - Kwalificatieniveau
Art.25. De beroepskwalificaties worden in de hiernavolgende niveaus ingedeeld:
  1° bekwaamheidsattest dat is afgegeven door een overeenkomstig de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen aangewezen bevoegde autoriteit van de lidstaat van oorsprong, en waaruit blijkt dat een persoon over één van de hiernavolgende beroepskwalificaties beschikt :
  a) een opleiding heeft genoten die niet wordt afgesloten met een certificaat of diploma zoals bedoeld onder punt 2°, 3°, 4° of 5° ;
  b) een specifiek examen zonder voorafgaande opleiding heeft afgelegd;
  c) het beroep tijdens de afgelopen tien jaren voorafgaand aan het indienen van de aanvraag, gedurende drie opeenvolgende jaren voltijds of gedurende een gelijkwaardige periode deeltijds in een lidstaat heeft uitgeoefend;
  d) op het niveau van het lager of secundair onderwijs een algemene opleiding heeft genoten, waaruit blijkt dat de houder over algemene kennis beschikt;
  2° certificaat ter afsluiting van een cyclus van secundair onderwijs :
  a) hetzij van algemene aard, aangevuld met een andere dan de onder 3° bedoelde studiecyclus of beroepsopleiding en/of met de beroepsstage of praktijkervaring die als aanvulling op deze studiecyclus vereist is;
  b) hetzij van technische of beroepsmatige aard, in voorkomend geval aangevuld met een studiecyclus of beroepsopleiding zoals bedoeld onder a), en/of met de beroepsstage of praktijkervaring die als aanvulling op deze studiecyclus vereist is;
  3° een diploma ter afsluiting van :
  a) hetzij een opleiding op het niveau van postsecundair onderwijs dat verschilt van het onder punt 4° en 5° bedoelde niveau en ten minste 1 jaar duurt, dan wel, in geval van een deeltijdse opleiding, een daaraan gelijkwaardige duur heeft, en waarvoor als een van de toelatingsvoorwaarden in de regel geldt dat men een studiecyclus van secundair onderwijs moet hebben voltooid die voor de toegang tot het universitair of hoger onderwijs vereist is of een volledige equivalente schoolopleiding van secundair niveau, alsook de beroepsopleiding die eventueel op deze cyclus van postsecundair onderwijs vereist is;
  b) hetzij een gereglementeerde opleiding of, in het geval van gereglementeerde beroepen, een beroepsopleiding met een bijzondere structuur waarbij competenties worden aangereikt die verder gaan dan wat het onder punt 2° bedoelde niveau verstrekt, die gelijkwaardig is aan het bij het punt a) vermelde opleidingsniveau, indien deze opleiding tot een vergelijkbare beroepsbekwaamheid leidt en op een vergelijkbaar niveau van verantwoordelijkheden en taken voorbereidt, mits het diploma vergezeld gaat van een certificaat van de lidstaat van oorsprong;
  4° een diploma dat bewijst dat de houder met succes een postsecundaire opleiding met een duur van ten minste drie jaar en ten hoogste vier jaar of met een daaraan gelijkwaardige duur in geval van een deeltijdse opleiding heeft afgesloten, die daarnaast kan worden uitgedrukt in een daaraan gelijkwaardig aantal ECTS-studiepunten, behaald aan een universiteit of een instelling voor hoger onderwijs of aan een andere instelling met hetzelfde opleidingsniveau, en dat, in voorkomend geval, bewijst dat hij de beroepsopleiding die als aanvulling op de postsecundaire opleiding vereist is, met succes heeft afgesloten;
  5° een diploma dat bewijst dat de houder met succes een postsecundaire opleiding met een duur van ten minste vier jaar of met een daaraan gelijkwaardige duur in geval van een deeltijdse opleiding heeft afgesloten, die daarnaast kan worden uitgedrukt in een daaraan gelijkwaardig aantal ECTS-studiepunten, behaald aan een universiteit of een instelling voor hoger onderwijs of aan een andere instelling met hetzelfde opleidingsniveau en dat, in voorkomend geval, bewijst dat hij de beroepsopleiding die als aanvulling op de postsecundaire opleiding vereist is, met succes heeft afgesloten.

Afdeling 2. - Gelijkgestelde opleidingen
Art.26. Met een opleidingstitel ter afsluiting van een in artikel 25 bedoelde opleiding, met inbegrip van het betrokken niveau, wordt gelijkgesteld elke opleidingstitel die, ofwel elk geheel van opleidingstitels dat, door een bevoegde autoriteit in een lidstaat is afgegeven, wanneer de daarmee in de Europese Unie op voltijdse of deeltijdse basis zowel binnen als buiten formele programma's gevolgde opleiding wordt afgesloten die door deze lidstaat als gelijkwaardig wordt erkend en de houder ervan dezelfde rechten inzake de toegang tot of de uitoefening van het beroep verleent, dan wel hem voorbereidt op de uitoefening van dat beroep.
  Onder dezelfde voorwaarden als die van het eerste lid wordt met een dergelijke opleidingstitel ook gelijkgesteld elke beroepskwalificatie die weliswaar niet voldoet aan de eisen die in de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaat van oorsprong voor de toegang tot of uitoefening van een beroep zijn vastgesteld, maar die de houder ervan krachtens deze bepalingen verworven rechten verleent.
  Dit geldt met name indien de lidstaat van oorsprong het niveau verhoogt van de opleiding die vereist is voor de toegang tot een beroep of de uitoefening ervan, en indien een persoon die vroeger een opleiding heeft genoten die niet meer voldoet aan de eisen van de nieuwe kwalificatie, verworven rechten geniet uit hoofde van wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen; in dat geval wordt de vroeger genoten opleiding door de bevoegde Belgische autoriteit beschouwd, met het oog op de toepassing van artikel 27, als overeenkomend met het niveau van de nieuwe opleiding.

HOOFDSTUK II. - Voorwaarden inzake erkenning
Art.27. Wordt beschouwd aan de opleidingsvoorwaarden en aan de beroepservaring zoals bedoeld in de artikel 3, § 1, 4° of § 2, 5°, van de wet, te voldoen de aanvrager die op de datum van de indiening van de aanvraag tot erkenning van zijn beroepskwalificaties:
  1° hetzij beschikt over het bekwaamheidsattest dat of opleidingstitel die in een andere lidstaat verplicht wordt gesteld voor de toegang tot of de uitoefening van deze activiteit op zijn grondgebied;
  2° hetzij aantoont tijdens de voorbije tien jaar op voltijdse basis gedurende een jaar of gedurende een daarmee in zijn totaliteit overeenkomende periode op deeltijdbasis de bedoelde activiteit te hebben uitgeoefend in een andere lidstaat die deze activiteit niet reglementeert, en die beschikt over een of meer bekwaamheidsattesten of opleidingstitels afgegeven door een andere lidstaat die deze activiteit niet reglementeert.
  De bekwaamheidsattesten of opleidingstitels bedoeld onder punt 1° moeten afgegeven zijn door een bevoegde autoriteit in een lidstaat die overeenkomstig de wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen van die lidstaat is aangewezen.
  De bekwaamheidsattesten of opleidingstitels bedoeld onder punt 2° moeten aan de volgende cumulatieve voorwaarden voldoen:
  a) zij moeten afgegeven zijn door een bevoegde autoriteit in een lidstaat die overeenkomstig de wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen van die lidstaat is aangewezen;
  b) zij moeten aantonen dat de houder op de uitoefening van het betrokken beroep is voorbereid.
  De in het eerste lid, 2° bedoelde beroepservaring van een jaar wordt echter niet geëist wanneer de aanvrager met de opleidingstitel(s) waarover hij beschikt kan aantonen dat hij een gereglementeerde opleiding heeft afgesloten die hem voorbereidt op de uitoefening van de betrokken activiteiten.

HOOFDSTUK III. - Procedure
Afdeling 1. - Algemeen
Art.28. § 1. De aanvraag tot erkenning van de beroepskwalificaties uitgaande van de aanvrager, die de activiteiten bedoeld in de wet wil uitoefenen, moet worden ingediend volgens de volgende modaliteiten :
  1° de aanvraag wordt ingediend bij de bevoegde Belgische autoriteit;
  2° het nationaliteitsbewijs van de aanvrager wordt aan de aanvraag toegevoegd;
  3° een kopie van het bekwaamheidsattest en/of de opleidingstitel waarnaar de aanvrager verwijst en, in voorkomend geval, de documenten die de relevante beroepservaring aantonen worden aan de aanvraag toegevoegd;
  4° de aanvraag en de documenten bedoeld onder 3° worden opgesteld in het Nederlands, het Frans of het Duits of gaan vergezeld van een voor eensluidend verklaarde vertaling van deze documenten in een van deze talen.
  § 2. In geval van gegronde twijfel kan de bevoegde Belgische autoriteit de bevoegde autoriteiten van een andere lidstaat vragen om bevestiging van de echtheid van de in die andere lidstaat afgegeven getuigschriften en opleidingstitels.
  In geval van gegronde twijfel, wanneer de opleidingstitels zoals omschreven in artikel 2, § 1, 6°, zijn afgegeven door een bevoegde autoriteit in een lidstaat en een opleiding omvatten die geheel of gedeeltelijk is gevolgd in een rechtmatig op het grondgebied van een andere lidstaat gevestigde instelling, mag de bevoegde Belgische autoriteit bij de bevoegde autoriteit in de lidstaat waar het diploma vandaan komt, nagaan :
  a) of de opleidingscyclus aan de instelling die de opleiding heeft verzorgd, officieel is gecertificeerd door de onderwijsinstelling die gevestigd is in de lidstaat vanwaar het diploma afkomstig is;
  b) of de opleidingstitel dezelfde is als de titel die zou zijn verleend indien de opleiding in zijn geheel was gevolgd in de lidstaat vanwaar het diploma afkomstig is;
  c) of de opleidingstitel dezelfde beroepsrechten verleent op het grondgebied van de lidstaat vanwaar het diploma afkomstig is.
  § 3. De bevoegde Belgische autoriteit mag de aanvrager verzoeken om informatie en/of bijkomende documenten betreffende zijn opleiding of zijn relevante beroepservaring te bezorgen om het niveau en de inhoud ervan evenals het eventueel bestaan van aanzienlijke verschillen met het in België vereiste niveau van de opleiding te bepalen.
  Indien de aanvrager deze informatie niet kan verstrekken, richt de bevoegde Belgische autoriteit zich tot het contactpunt, de bevoegde autoriteit of iedere andere relevante instelling van de lidstaat van oorsprong.
  § 4. In geval van gegronde twijfel kan de bevoegde Belgische autoriteit de bevoegde autoriteiten van een lidstaat om een bevestiging vragen dat de aanvrager geen tijdelijk of permanent verbod heeft tot beroepsuitoefening als gevolg van ernstige beroepsfouten of strafrechtelijke veroordelingen die betrekking hebben op de uitoefening van een van zijn beroepsactiviteiten.
  § 5. Uitwisseling van informatie tussen bevoegde autoriteiten van verschillende lidstaten krachtens dit artikel vindt plaats via het IMI.

Art.29. De bevoegde Belgische autoriteit bevestigt ontvangst van het dossier aan de aanvrager binnen een termijn van één maand te rekenen vanaf de ontvangst en zij informeert hem, in voorkomend geval, over elk ontbrekend document.

Art.30. De minister of de ambtenaar die hij hiertoe heeft aangewezen, neemt een beslissing met betrekking tot de aanvraag binnen de drie maanden nadat de volledigheid van het dossier is vastgesteld. Deze uiterste datum kan met één maand worden verlengd.

Afdeling 2. - Compenserende maatregelen
Art.31. § 1. De minister of de ambtenaar die hij hiertoe heeft aangewezen kan, in één van de volgende gevallen, een beslissing tot erkenning van beroepskwalificaties verbinden aan het slagen in een bekwaamheidsproef of aan het doorlopen van een aanpassingsstage van maximum drie jaar:
  a) wanneer de door hem gevolgde opleiding betrekking heeft op vakken die wezenlijk verschillen van die welke worden bestreken door de in België vereiste opleidingstitel;
  b) wanneer het beroep van privédetective in België een of meer gereglementeerde beroepswerkzaamheden omvat die niet bestaan in het overeenkomstige beroep in de lidstaat van oorsprong van de aanvrager, in de zin van artikel 4, § 2, van de richtlijn, en waarvoor een opleiding in België vereist is die betrekking heeft op vakken die wezenlijk verschillen van die welke vallen onder het bekwaamheidsattest of de opleidingstitel die de aanvrager overlegt.
  Indien de minister of de ambtenaar die hij hiertoe heeft aangewezen gebruik maakt van de mogelijkheid voorzien in het eerste lid, moet hij de aanvrager de keuze laten tussen de aanpassingsstage en de bekwaamheidsproef.
  Alvorens deze beslissing te nemen, en wanneer deze gebaseerd is op een van de wezenlijke verschillen bedoeld onder punt a) of b) van het eerste lid, gaat de minister of de ambtenaar die hij hiertoe heeft aangewezen, na of de door de aanvrager in het kader van zijn beroepservaring in een lidstaat of derde land verworven relevante kennis deze wezenlijke verschillen geheel of gedeeltelijk kan overbruggen.
  § 2. De beslissing bedoeld in paragraaf 1 wordt naar behoren gemotiveerd. De aanvrager krijgt volgende informatie:
  1° het in België vereiste beroepskwalificatieniveau en het door de aanvrager behaalde beroepskwalificatieniveau volgens de onderverdeling in artikel 25; en
  2° de wezenlijke verschillen bedoeld in paragraaf 1 en de redenen waarom deze verschillen niet kunnen worden gecompenseerd door de kennis, vaardigheden en competenties welke zijn verworven door beroepservaring of een leven lang leren, en die met dat doel door een bevoegde instantie formeel zijn gevalideerd.

Art.32. Ten behoeve van de controle van de beroepskennis, -vaardigheden en -competenties van de aanvrager in het kader van de bekwaamheidsproef, stelt de bevoegde Belgische autoriteit, op basis van een vergelijking tussen de in België vereiste opleiding en de opleiding die de aanvrager heeft genoten, een lijst op van de vakgebieden die niet afgedekt worden door het diploma of de opleidingstitel(s) waarover de aanvrager beschikt.
  Bij de bekwaamheidsproef moet in aanmerking worden genomen dat de aanvrager in de lidstaat van oorsprong of herkomst een gekwalificeerde beroepsbeoefenaar is. De proef heeft betrekking op vakgebieden die moeten worden gekozen uit deze die op de lijst staan en waarvan de kennis een wezenlijke voorwaarde is om het beroep van privédetective in België te kunnen uitoefenen. Deze proef kan ook betrekking hebben op de kennis van de deontologie die in België op het beroep van privédetective van toepassing is.
  De minister of de ambtenaar die hij hiertoe aangewezen heeft bepaalt de nadere regelingen voor de bekwaamheidsproef, de vakken waarop deze proef betrekking heeft in functie van de wezenlijke verschillen die zijn geconstateerd, alsook de status die de aanvrager die zich op de bekwaamheidsproef in België wil voorbereiden heeft.
  De aanvrager wordt in de gelegenheid gesteld om de bekwaamheidsproef af te leggen binnen een termijn van zes maanden na de beslissing waarbij hem dergelijke bekwaamheidsproef is opgelegd.

Art.33. De nadere regels voor de aanpassingsstage en de beoordeling alsmede de status van de stagiair worden door de minister of de ambtenaar die hij hiertoe aangewezen heeft vastgesteld.

ONDERTITEL IV. - Talenkennis
Art.34. De begunstigden van de erkenning van beroepskwalificaties moeten beschikken over de kennis van het Nederlands, het Frans of het Duits.
  De minister of de ambtenaar die hij hiertoe aangewezen heeft kan een controle opleggen op de naleving van de verplichting bedoeld in het eerste lid als er ernstige en concrete twijfel bestaat of de beroepsbeoefenaar over voldoende talenkennis beschikt voor de beroepswerkzaamheden die hij wil uitoefenen.
  Deze controle wordt slechts uitgevoerd na de erkenning van een beroepskwalificatie.
  Elke controle van talenkennis dient evenredig te zijn met de uit te oefenen activiteit.

TITEL IV. - OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Art.35. De leden van de Commissie Opleiding privé-detectives die benoemd zijn onder het koninklijk besluit van 10 februari 2008 `betreffende de vereisten met betrekking tot de opleiding en de erkenning van de EG-beroepskwalificaties voor het uitoefenen van het beroep van privé-detective en de erkenning van de opleidingen' behouden hun mandaat totdat een nieuwe Commissie Opleiding privédetectives wordt ingesteld in uitvoering van dit besluit, behalve indien hun mandaat ten einde komt voor deze datum.

Art.36. Het koninklijk besluit van 10 februari 2008 `betreffende de vereisten met betrekking tot de opleiding en de erkenning van de EG-beroepskwalificaties voor het uitoefenen van het beroep van privé-detective en de erkenning van de opleidingen' wordt opgeheven.

Art.37. De personen die in het bezit zijn van een certificaat afgeleverd conform het koninklijk besluit van 14 september 1992 `betreffende de uitreiking van het certificaat voor het uitoefenen van het beroep van privé-detective en de erkenning van de instellingen gemachtigd om dit certificaat af te leveren' worden beschouwd als houders van het bekwaamheidsattest dat, in toepassing van het huidig besluit, toegang geeft tot het beroep van privédetective.

Art. 38. Onze Minister die Binnenlandse Zaken onder zijn bevoegdheid heeft is belast met de uitvoering van dit besluit.