Details





Titel:

26 NOVEMBER 2021. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 11 juli 2003 tot regeling van de werking van en de rechtspleging voor het commissariaat-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen



Inhoudstafel:


Art. 1-6



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

2003000891 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. In artikel 9, § 1 van het koninklijk besluit van 11 juli 2003 tot regeling van de werking van en de rechtspleging voor het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en Staatlozen, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 27 juni 2018, worden volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in het zesde streepje, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 27 juni 2018, worden de woorden "op het Commissariaat-generaal" opgeheven;
  2° artikel 9, § 1 wordt aangevuld met de bepalingen onder een zevende, achtste en negende streepje, luidende:
  "- in voorkomend geval, de mededeling dat het gehoor op afstand zal plaatsvinden en de mededeling dat de nodige maatregelen getroffen worden opdat een passende geheimhouding zoals voorzien in de artikelen 13/1, eerste lid en 14, § 1, gewaarborgd wordt;
  - in voorkomend geval, de mededeling dat overeenkomstig de artikelen 13/1, vijfde lid en 14, § 2 aan de advocaat, de vertrouwenspersoon en/of de voogd de mogelijkheid wordt geboden om het gehoor op afstand bij te wonen, tenzij redenen van vertrouwelijkheid zich hiertegen verzetten;
  - in voorkomend geval, de mededeling dat wanneer de asielzoeker bezwaar heeft tegen het horen op afstand, hij schriftelijk in de proceduretaal een geldige reden moet meedelen binnen de door artikel 12/1 vastgestelde termijn.".

Art.2. In hoofdstuk III, afdeling 1, onderafdeling 3 van hetzelfde besluit wordt een artikel 12/1 ingevoegd, luidende:
  " § 1. De Commissaris-generaal kan beslissen dat het persoonlijk onderhoud op afstand wordt gevoerd.
  § 2. De verzoeker om internationale bescherming kan de redenen voor een eventueel bezwaar tegen het op afstand plaatsvinden van het persoonlijk onderhoud aan de Commissaris-generaal meedelen.
  Dit bezwaar moet schriftelijk in de proceduretaal aan de Commissaris-generaal worden meegedeeld en dient de Commissaris-generaal te bereiken uiterlijk vijf dagen voor de vastgestelde datum van het persoonlijk onderhoud.
  In afwijking van het tweede lid moet de verzoeker, die overeenkomstig artikel 7, paragrafen 5, 6 of 7, werd opgeroepen voor een persoonlijk onderhoud op afstand, zijn bezwaar zo spoedig mogelijk overmaken aan de Commissaris-generaal.
  § 3. Als hij de reden die ter verantwoording van het bezwaar bedoeld in paragraaf 2 geldig acht, roept de Commissaris-generaal de verzoeker op een latere datum opnieuw op voor een persoonlijk onderhoud of verzoekt de Commissaris-generaal hem om bepaalde inlichtingen schriftelijk te verschaffen.
  § 4. Wanneer de ambtenaar tijdens het persoonlijk onderhoud vaststelt dat het niet aangewezen is dat het onderhoud op afstand gevoerd wordt, roept de Commissaris-generaal de verzoeker op een latere datum op om het persoonlijk onderhoud verder te zetten of verzoekt de Commissaris-generaal hem om bepaalde inlichtingen schriftelijk te verschaffen.".

Art.3. In artikel 13/1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 18 augustus 2010 en gewijzigd bij koninklijk besluit van 27 juni 2018, worden volgende wijzigingen aangebracht:
  1° het eerste lid wordt aangevuld met de volgende zin:
  "Er mag geen geluidsopname of audiovisuele opname van het gehoor gemaakt worden.";
  2° het artikel wordt aangevuld met het volgende lid, luidende:
  "Wanneer het gehoor op afstand gevoerd wordt, wordt aan de advocaat en de vertrouwenspersoon de mogelijkheid geboden om het gehoor op afstand bij te wonen, tenzij redenen van vertrouwelijkheid zich hiertegen verzetten.".

Art.4. In artikel 14 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 18 augustus 2010 en gewijzigd bij koninklijk besluit van 27 juni 2018, worden volgende wijzigingen aangebracht:
  1° paragraaf 1 wordt aangevuld met de volgende zin:
  "Er mag geen geluidsopname of audiovisuele opname van het gehoor gemaakt worden.";
  2° paragraaf 2 wordt aangevuld met het volgende lid, luidende:
  "Wanneer het gehoor op afstand gevoerd wordt, wordt aan de voogd die overeenkomstig de Voogdijwet is aangewezen, en, in voorkomend geval, aan de advocaat en de vertrouwenspersoon de mogelijkheid geboden om het gehoor op afstand bij te wonen, tenzij redenen van vertrouwelijkheid zich hiertegen verzetten.".

Art.5. Artikel 16, § 1 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 18 augustus 2010, wordt aangevuld met de bepaling onder een dertiende streepje, luidende:
  "- in voorkomend geval, de vermelding dat het gehoor op afstand gevoerd wordt, en wie zich in dezelfde ruimte als de verzoeker bevindt.".

Art. 6. De minister bevoegd voor de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen is belast met de uitvoering van dit besluit.