Details





Titel:

22 SEPTEMBER 2021. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering ter uitvoering van artikel 21, eerste lid van de Nieuwe gemeentewet en tot vaststelling van de voorwaarden voor de toekenning van de eretitels aan de gemeentelijke mandatarissen



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK 1. - Gebruik van de mannelijke vorm
Art. 1
HOOFDSTUK 2. - Voorwaarden voor het verlenen van een eretitel
Afdeling 1. - Algemene bepalingen
Art. 2-6
Afdeling 2. - Afwijkende bepalingen bij samenvoeging, aanhechting of wijziging van de grenzen van gemeenten
Art. 7-8
HOOFDSTUK 3. - Procedure
Art. 9-14
HOOFDSTUK 4. - Slotbepalingen
Art. 15-17



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1981001847 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

HOOFDSTUK 1. - Gebruik van de mannelijke vorm
Artikel 1. Het gebruik van de mannelijke vorm in dit besluit is gemeenslachtig.

HOOFDSTUK 2. - Voorwaarden voor het verlenen van een eretitel
Afdeling 1. - Algemene bepalingen
Art.2. Een aftredend burgemeester die zijn ambt gedurende ten minste tien jaar in een zelfde gemeente heeft uitgeoefend en wiens gedrag onberispelijk is geweest, kan de Regering verzoeken hem de eretitel van zijn ambt te verlenen.
  Evenzo kan een aftredend burgemeester die zijn ambt gedurende ten minste zes jaar in een zelfde gemeente heeft uitgeoefend en wiens gedrag onberispelijk is geweest, de Regering verzoeken hem de eretitel van zijn ambt te verlenen, op voorwaarde dat hij voor zijn ambt, in dezelfde gemeente gedurende ten minste zes jaar een schepenambt of twaalf jaar een mandaat van Gemeenteraadslid bekleed heeft.
  Evenzo kan een aftredend schepen wiens gedrag onberispelijk is geweest en die het ambt van burgemeester gedurende ten minste tien jaar in een zelfde gemeente heeft uitgeoefend ter vervanging van de verhinderde burgemeester in uitvoering van artikel 14bis van de Nieuwe gemeentewet, de Regering verzoeken hem de titel van ereburgemeester te verlenen, op voorwaarde dat hij in dezelfde gemeente voorafgaandelijk aan dit ambt gedurende ten minste zes jaar het ambt van schepen heeft waargenomen of ten minste twaalf jaar een mandaat van gemeenteraadslid heeft bekleed.
  Het verzoek kan met instemming van de betrokkene ook door de gemeenteraad worden ingediend.
  In geval van overlijden van de betrokkene kunnen de rechtsopvolgers of de gemeenteraad met toestemming van de rechtsopvolgers de aanvraag indienen.

Art.3. Een aftredend schepen die zijn ambt gedurende ten minste tien jaar in een zelfde gemeente heeft uitgeoefend en wiens gedrag onberispelijk is geweest, kan de gemeenteraad verzoeken hem de eretitel van zijn ambt te verlenen.
  Evenzo kan een aftredend schepen die zijn ambt gedurende ten minste zes jaar in een zelfde gemeente heeft uitgeoefend en wiens gedrag onberispelijk is geweest, door de gemeenteraad gemachtigd worden de eretitel van zijn ambt te voeren, op voorwaarde dat hij voorafgaandelijk gedurende ten minste twaalf jaar in dezelfde gemeente een mandaat van gemeenteraadslid heeft bekleed.
  Naast de anciënniteit die in de hoedanigheid van schepen is verworven, kunnen de betrokken mandatarissen tevens aanspraak maken op de jaren waarin zij eventueel vooraf een mandaat van burgemeester of voorzitter van het Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn zouden hebben uitgeoefend.

Art.4. Een aftredend gemeenteraadslid dat gedurende ten minste achttien jaar in dezelfde gemeenteraad zitting heeft gehad en wiens gedrag onberispelijk is geweest, kan door de gemeenteraad tot het voeren van de eretitel van zijn mandaat worden gemachtigd.

Art.5. De eretitel van het ambt van burgemeester, schepen of van het mandaat van gemeenteraadslid mag niet worden gevoerd:
  1. gedurende de tijd dat een van deze mandaten werkelijk wordt uitgeoefend;
  2. door een door een gemeente bezoldigde persoon.

Art.6. Voor de berekening van die termijn bedoeld in de artikelen 2, 3 en 4, wordt rekening gehouden met:
  1° het mandaatjaar waarvan de duur elf maanden bedraagt, begrepen tussen de 1 januari 2006 en de datum van de installatie van de nieuwe gemeenteraden die uit de gemeenteraadsverkiezingen van 8 oktober 2006 zijn voortgekomen. In dit opzicht wordt dat jaar als een volledig jaar beschouwd.
  2° de periode gedurende dewelke de gemeenteraadsverkiezingen nietig verklaard werden door het Rechtscollege, overeenkomstig artikel 75 van het Brussels Gemeentelijk Kieswetboek, in het geval dat de Raad van State deze beslissing zou vernietigen.

Afdeling 2. - Afwijkende bepalingen bij samenvoeging, aanhechting of wijziging van de grenzen van gemeenten
Art.7. Met een mandaat in dezelfde gemeente wordt gelijkgesteld het mandaat dat in een gemeente wordt uitgeoefend en dat na een samenvoeging, aanhechting of wijziging van de grenzen van de gemeenten in de nieuwe gemeente wordt voortgezet.

Art.8. Kan, op zijn verzoek, tot het voeren van de eretitel van zijn ambt worden gemachtigd de burgemeester die ten gevolge van een samenvoeging, aanhechting of wijziging van de grenzen van gemeenten is afgetreden, voor zover hij gedurende ten minste tien jaar, waarvan ten minste vijf als burgemeester, lid geweest is van het college van burgemeester en schepenen van een zelfde gemeente.
  Op verzoek van de schepen kan ook toestemming worden verleend om de titel van ereburgemeester te dragen, wanneer deze het ambt van burgemeester waarneemt overeenkomstig artikel 2, derde lid, en deze moet aftreden als gevolg van een samenvoeging, aanhechting of wijziging van de grenzen van een gemeente, indien hij aantoont dat hij ten minste tien jaar anciënniteit heeft als lid van het college van burgemeester en schepenen van eenzelfde gemeente, waarvan minstens acht jaar als waarnemend burgemeester.
  Het verzoek kan met instemming van de betrokkene ook door de gemeenteraad worden ingediend.
  In geval van overlijden van de betrokkene kunnen de rechtsopvolgers of de gemeenteraad met toestemming van de rechtsopvolgers de aanvraag indienen.

HOOFDSTUK 3. - Procedure
Art.9. Elk verzoek om verlening van een eretitel van het ambt van burgemeester, van schepen of van gemeenteraadslid moet, volgens het geval, bevatten:
  1) De vermelding van:
  a) De datum van de besluiten houdende benoeming tot het ambt van burgemeester waarvoor om de eretitel wordt verzocht;
  b) De datum van de beslissingen van de gemeenteraad houdende verkiezing tot het ambt waarvoor om de eretitel wordt verzocht;
  2) De vermelding van de perioden, tijdens welke het ambt werd uitgeoefend en eventueel, van de reden waarom de wettelijke duur van het mandaat werd ingekort;
  3) Een uittreksel uit het strafregister dat niet mag zijn opgemaakt dan één maand vóór de datum van indiening van het verzoek tot verlening van de eretitel;
  4) Een uittreksel uit het strafregister dat niet mag zijn opgemaakt dan één maand vóór de datum van indiening van het verzoek tot verlening van de eretitel.

Art.10. Wanneer er toepassing wordt gemaakt van artikel 8 van dit besluit voegt de betrokkene of de gemeenteraad, volgens het geval, bij het verzoek op verlening van de titel van ereburgemeester een afschrift van de beslissingen van de gemeenteraad houdende verkiezing tot het ambt van schepen.

Art.11. Het gemeentebestuur voegt bij het verzoek om verlening van de titel van ereburgemeester:
  1° een instemmingsverklaring van de betrokkene of zijn rechtsopvolgers;
  2° een afschrift van de gemeenteraadsbeslissing tot indiening van het verzoek om verlening van de eretitel.

Art.12. De Minister bevoegd voor Plaatselijke Besturen vraagt advies aan de Procureur-generaal bij het Hof van Beroep in het rechtsgebied waarin de gemeente zich bevindt.

Art.13. Wanneer degene die verzoekt om de toekenning van een titel van ereschepen overeenkomstig de artikelen 3, derde lid en 7 van dit besluit tevens de jaren doet gelden tijdens dewelke hij andere ambten heeft uitgeoefend, dan moeten bij de aanvraag de volgende stukken gevoegd worden:
  a) Een voor eensluidend verklaard afschrift van het besluit houdende benoeming tot het ambt van burgemeester;
  b) Een afschrift van de beslissingen van de raad voor maatschappelijk welzijn houdende verkiezing tot het ambt van voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn;
  c) Een afschrift van de beslissing van de gemeenteraad houdende verkiezing tot het ambt van schepen.

Art.14. In de akte tot verlening van een eretitel wordt de tekst overgenomen van artikel 5 van dit besluit.

HOOFDSTUK 4. - Slotbepalingen
Art.15. Het koninklijk besluit van 30 september 1981 tot regeling van de modaliteiten voor het verlenen van de eretitel van hun ambt aan de burgemeesters, aan de schepenen en aan de voorzitters van de raden van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn of van de gewezen commissies van openbare onderstand, wordt opgeheven voor wat betreft de burgemeesters en schepenen.

Art.16. Dit besluit treedt in werking de dag van bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.

Art. 17. De Minister De Minister bevoegd voor Plaatselijke Besturen is belast met de uitvoering van dit besluit.