16 JULI 2021. - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het Energiebesluit van 19 november 2010, wat betreft de steun voor energetische renovatieprojecten van noodkoopwoningen en de energielening
HOOFDSTUK 1. - Wijzigingen van het Energiebesluit van de Vlaamse Regering van 19 november 2010
Art. 1-18
HOOFDSTUK 2. - Slotbepalingen
Art. 19-22
HOOFDSTUK 1. - Wijzigingen van het Energiebesluit van de Vlaamse Regering van 19 november 2010
Artikel 1. Aan titel V, hoofdstuk IV, afdeling II van het Energiebesluit van 19 november 2010, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 15 juli 2016, wordt een artikel 5.4.10/1 toegevoegd, dat luidt als volgt:
"Art. 5.4.10/1. Er kan voor de uitvoering van de openbaredienstverplichtingen, vermeld in artikel 5.4.8 en 5.4.9, per kalenderjaar aan elke aardgasdistributienetbeheerder door de minister een vergoeding worden toegekend. De vergoeding wordt verstrekt binnen de perken van de daarvoor op de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap en het Energiefonds beschikbare middelen. De minister bepaalt jaarlijks het maximale bedrag van de totale vergoeding voor alle aardgasdistributienetbeheerders op basis van de middelen die daarvoor beschikbaar gesteld zijn. De vergoeding is per aardgasdistributienetbeheerder maximaal gelijk aan het totaal van de in de periode die loopt van het vierde kwartaal van het voorgaande kalenderjaar tot en met het derde kwartaal van het lopende kalenderjaar op grond van artikel 5.4.9 en artikel 5.4.10 door die aardgasdistributienetbeheerder aan het OCMW uitbetaalde bedragen.
De vergoedingen, vermeld in het eerste lid, worden vanaf kalenderjaar 2021 en maximaal tot in het kalenderjaar 2031 toegekend. De totaliteit van de gecumuleerde vergoedingen kunnen voor iedere individuele aardgasdistributienetbeheerder met toepassing van besluit 2012/21/EU echter nooit meer bedragen dan 15 miljoen euro per jaar. Het VEKA is belast met de uitbetaling van de vergoedingen, vermeld in het eerste lid. De minister kan nadere regels vastleggen voor de uitbetalingsprocedure.".
Art.2. In artikel 6.4.1/12 van hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 9 juli 2021, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 1 wordt de zinsnede "4/4 en 4/5" vervangen door de zinsnede "4/4, 4/5, 4/6, 4/7 en 4/8";
2° er wordt een paragraaf 4/7 en 4/8 ingevoegd, die luiden als volgt:
" § 4/7. In afwijking van paragraaf 2 wordt er voor de uitvoering van de actieverplichtingen, vermeld in artikel 6.4.1/1/4 op de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap, of op de in het Energiefonds beschikbare middelen, per kalenderjaar aan elke elektriciteitsdistributienetbeheerder een vergoeding toegekend. De effectieve vergoeding wordt berekend door de op de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap en het Energiefonds beschikbare middelen te verdelen over de elektriciteitsdistributienetbeheerders pro rata het bedrag dat is uitbetaald in het kader van die verplichting, vermeld in artikel 6.4.1/1/4, in de periode die loopt van het vierde kwartaal van het voorafgaande kalenderjaar tot en met het derde kwartaal van het kalenderjaar.
§ 4/8. In afwijking van paragraaf 2 wordt er voor de uitvoering van de actieverplichtingen, vermeld in artikel 6.4.1/9/1 op de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap, of op de in het Energiefonds beschikbare middelen, aan de elektriciteitsdistributienetbeheerder voor de door of krachtens artikel 6.4.1/9/1 verstrekte begeleiding een vergoeding toegekend van:
1° voor een woning: 200 euro per woning;
2° voor een appartementsgebouw: 200 euro per wooneenheid voor de eerste vijf wooneenheden, en 50 euro vanaf de zesde wooneenheid, afgetopt op 2500 euro voor het hele appartementsgebouw.
De bedragen, vermeld in het eerste lid, worden afgetopt op het bedrag dat de elektriciteitsdistributienetbeheerder daadwerkelijk aan de projectbegeleider collectieve renovatie voor die woning of dat appartementsgebouw heeft betaald.
De bedragen, vermeld in het eerste lid, worden vanaf 1 januari 2022 jaarlijks geïndexeerd aan de hand van het cijfer van de gezondheidsindex van de maand december van het jaar voor de aanpassing met als basisindexcijfer het cijfer van de gezondheidsindex van december 2021.";
3° in paragraaf 5, tweede lid, worden de woorden "tot en met 4/5" vervangen door de woorden "tot en met 4/5 en paragraaf 4/7 tot en met 4/8 ";
4° in paragraaf 5, vierde lid, worden de woorden "tot en met 4/6" vervangen door de woorden "tot en met 4/8";
5° in paragraaf 5, vierde lid, tussen de zinsnede "in volgende volgorde toegekend:" en de zinsnede "paragraaf 4/6," de zinsnede "paragraaf 4/8, paragraaf 4/7" ingevoegd;
6° in paragraaf 5, vijfde lid, worden de woorden "tot en met 4/6" vervangen door de woorden "tot en met 4/8".
Art.3. In artikel 7.2.22, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 2 maart 2012 en hersteld bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 mei 2019, worden volgende wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 1, derde lid, wordt het bedrag "900.000 euro" vervangen door het bedrag "1.800.000 euro", wordt het bedrag "25.000 euro" vervangen door het bedrag "30.000 euro" en wordt het getal "4" vervangen door het getal "5";
2° aan paragraaf 1 wordt een vierde lid toegevoegd dat luidt als volgt:
"Per noodkoopwoning wordt er in een werkingsvergoeding van 500 euro voorzien.";
3° in paragraaf 3 worden het derde tot en met het zesde lid opgeheven;
4° in paragraaf 4 wordt het tweede lid opgeheven;
5° in paragraaf 5, eerste lid, wordt de zinsnede "15 jaar" vervangen door de woorden "twintig jaar";
6° in paragraaf 5, tweede lid, wordt de zinsnede ", ongeacht of er een meerwaarde is en hoe groot die is," opgeheven;
7° in paragraaf 5, derde lid, worden de woorden "en het eventuele meerwaardevoordeel" opgeheven;
8° aan paragraaf 6 wordt de zinsnede ", met uitzondering van de kosten die met de hypotheekstelling, het opstellen van een energieprestatiecertificaat en de attesten waaruit blijkt dat de noodkoopwoning voldoet aan de normen vermeld in artikel 3.1. van de Vlaamse Codex Wonen 2021 gepaard gaan" toegevoegd.
Art.4. In artikel 7.2.23, tweede lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 mei 2019 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 juli 2020, worden volgende wijzigingen aangebracht:
1° in punt 4° wordt het woord "beantwoord" vervangen door het woord "beantwoordt";
2° er wordt een punt 10° toegevoegd dat luidt als volgt:
"10° de maximale energiescore zoals vastgesteld in het model van technisch verslag voor het onderzoek van de kwaliteit van zelfstandige woningen, bepaald in bijlage 4 van het Besluit Vlaamse Codex Wonen van 2021.".
Art.5. In artikel 7.2.25, § 1, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 mei 2019 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 11 december 2020, worden punt 1°, 4°, 5°, 6° en 7° opgeheven.
Art.6. Aan titel VII, hoofdstuk II, afdeling IV van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van 17 mei 2019 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 2 maart 2012, 17 juli 2020 en 11 december 2020, wordt een onderafdeling VII, die bestaat uit artikel 7.2.29 toegevoegd, die luidt als volgt:
"Onderafdeling VII. Kwijtschelding
Art. 7.2.29. § 1. Onder de voorwaarden, vermeld in dit artikel, kunnen schulden kwijtgescholden worden die het OCMW heeft ten aanzien van het Vlaamse Gewest in het kader van de toekenning van steun voor energetische renovatieprojecten van noodkoopwoningen, nadat een noodkoper in gebreke is gebleven bij de terugbetaling van een noodkooplening.
De kwijtschelding wordt beperkt tot het bedrag van de onbetaalde hoofdsom van de noodkooplening waarvoor de noodkoper in gebreke blijft, verminderd met een franchise van 750 euro per individuele lening die ten laste blijft van het OCMW.
De kwijtschelding kan alleen worden ingeroepen nadat het OCMW de lening aan de noodkoper heeft opgezegd overeenkomstig de bepalingen die zijn opgenomen in de leningsovereenkomst die is afgesloten tussen het OCMW en de noodkoper, en nadat het OCMW aanspraak heeft gemaakt op de realisatie van de gestelde zakelijke en persoonlijke zekerheden.
Als een kwijtschelding is verleend, worden alle bedragen die het OCMW ontvangt van de noodkoper die in gebreke blijft, onmiddellijk overgemaakt aan het Vlaamse Gewest. Daarbij kunnen eventuele gerechtskosten die met de verdere invordering gepaard gaan, in mindering worden gebracht.
Als de kwijtschelding volledig of gedeeltelijk wordt geweigerd door een fout of nalatigheid van het OCMW, ongeacht enig opzet daartoe, wordt de uitstaande schuld ten aanzien van het Vlaamse Gewest en voor het bedrag dat niet kwijtgescholden wordt, door het OCMW afgelost. Het VEKA kan daarvoor de modaliteiten bepalen.
§ 2. Het OCMW dient met ingang van 1 januari 2022 driejaarlijks een aanvraag tot kwijtschelding in bij het VEKA, uiterlijk tegen 30 juni. Daarbij worden alle dossiers van de vorige 36 maanden gegroepeerd.
De aanvraag wordt gemotiveerd en is voorzien van alle bewijsstukken die aantonen dat aan alle voorwaarden voor de kwijtschelding is voldaan.
Het VEKA onderzoekt de aanvraag en vraagt eventueel aanvullende stukken of inlichtingen op bij het OCMW.
Het VEKA bezorgt het aanvraagdossier, samen met zijn gemotiveerd advies, aan de minister.
§ 3. De minister beslist uiterlijk op 30 september over de aanvragen tot kwijtschelding.".
Art.7. In artikel 7.9.1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 mei 2017 en gewijzigd bij de besluit van de Vlaamse Regering van 30 november 2018, 14 december 2018 en 11 december 2020, wordt in paragraaf 2, punt 7° de zinsnede "7.9.3/2" vervangen door de zinsnede "7.9.3/3".
Art.8. Aan artikel 7.9.2, § 3, eerste lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 mei 2017 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 18 september 2020, wordt een punt 3° toegevoegd dat luidt als volgt:
"3° leningen aan huishoudelijke eindafnemers die op het elektriciteitsdistributienet zijn aangesloten met toepassing van uitsluitend nachttarief.".
Art.9. In artikel 7.9.3 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 mei 2017 en gewijzigd bij de besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2018, 11 december 2020 en 18 december 2020, wordt in paragraaf 1 de zinsnede "7.9.3/2" vervangen door de zinsnede "7.9.3/3".
Art.10. In artikel 7.9.3/1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 mei 2017 en gewijzigd bij de besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2018 en 11 december 2020, wordt in paragraaf 1 de zinsnede "7.9.3/2" vervangen door de zinsnede "7.9.3/3".
Art.11. In artikel 7.9.3/2 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 mei 2017 en gewijzigd bij de besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2018 en 11 december 2020, wordt in paragraaf 1 de zinsnede "7.9.3/2" vervangen door de zinsnede "7.9.3/3".
Art.12. Aan titel VII, hoofdstuk IX, afdeling III van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 mei 2017 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering 14 december 2018, 11 december 2020 en 18 december 2020, wordt een onderafdeling IV, bestaande uit artikel 7.9.3/3, toegevoegd, die luidt als volgt:
"Onderafdeling IV. Vergoeding voor facultatieve opdrachten van de energiehuizen
Art. 7.9.3/3. Aan energiehuizen die een samenwerkingsovereenkomst hebben gesloten als vermeld in artikel 7.9.1, § 1, eerste lid, kan de minister, binnen de begrotingskredieten en maximaal tot in het kalenderjaar 2031, een vergoeding toekennen. De totaliteit van de gecumuleerde vergoedingen, vermeld in artikel 7.9.3 tot en met artikel 7.9.3/3, kan voor elk energiehuis met toepassing van het besluit 2012/21/EU nooit meer bedragen dan 15 miljoen euro per jaar.
Voor de taken die de energiehuizen met betrekking tot de steun voor energetische renovatieprojecten van noodkoopwoningen, vermeld in artikel 7.2.22, vervullen wordt een forfaitaire vergoeding toegekend van 322 euro per verstrekte noodkooplening.
De bedragen, vermeld in het tweede lid, worden vanaf 2022 jaarlijks geïndexeerd aan de hand van het cijfer van de gezondheidsindex van de maand december van het jaar voor de aanpassing met als basisindexcijfer het cijfer van de gezondheidsindex van december 2018.".
Art.13. In artikel 11.1.6 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 mei 2017 en gewijzigd bij de besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2018 en 11 december 2020, worden volgende wijzigingen aangebracht:
1° in het eerste lid wordt de zinsnede "7.9.3/2" vervangen door de zinsnede "7.9.3/3";
2° in het tweede lid wordt de zinsnede "en artikel 7.9.3/2, § 1, eerste lid," vervangen door de zinsnede ", artikel 7.9.3/2, § 1, eerste lid en artikel 7.9.3/3, tweede lid,";
3° in het derde lid wordt de zinsnede "7.9.3/2" vervangen door de zinsnede "7.9.3/3";
4° het vierde lid wordt vervangen door wat volgt:
"Als het VEKA vaststelt dat een energiehuis niet aan de voorwaarden, vermeld in de samenwerkingsovereenkomst, vermeld in artikel 7.9.1, § 2, voldoet, of indien wordt vastgesteld dat de op grond van artikel 7.9.3, § 2, artikel 7.9.3/1, § 2, artikel 7.9.3/2, § 2 en artikel 7.9.3/3, tweede lid uitgekeerde bedragen hoger zijn dan hetgeen nodig is ter dekking van de nettokosten van de personeels- en werkingsmiddelen waarvoor op grond van artikel 7.9.3 tot en met artikel 7.9.3/3 een tegemoetkoming wordt verleend, dan worden de eventueel onterecht uitgekeerde vergoedingen teruggevorderd.".
Art.14. In titel XII, hoofdstuk III van hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 11 december 2020, wordt een artikel 12.3.16/1 ingevoegd, dat luidt als volgt:
"Art. 12.3.16/1. In afwijking van artikel 6.6.1, § 3 worden ondernemingen die op 31 december 2019 niet in moeilijkheden waren, maar in de periode van 1 januari 2020 tot 30 juni 2021 ondernemingen in moeilijkheden zijn, voor die periode voor toepassing van de beperking van het op ondernemings- of vestigingsniveau verschuldigde bedrag van de door financieringssteun voor hernieuwbare energie en warmte-krachtkoppeling ontstane kosten voor elektro-intensieve ondernemingen niet beschouwd als zijnde een onderneming in moeilijkheden.".
Art.15. In bijlage III/1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 21 december 2012 en het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 11 december 2020, wordt in punt 3.1.4. tussen het eerste en het tweede lid een lid ingevoegd dat luidt als volgt:
"In afwijking van het eerste lid, wordt voor projecten waarvoor de onrendabele top niet geactualiseerd wordt, zoals bepaald in art. 7.1.4/1, § 4, derde lid van het Energiedecreet, de marktwaarde van de elektriciteit bij zelfafname of verkoop voor het volgende kalenderjaar vastgesteld door het VEKA op basis van de gemiddelde ENDEX (year ahead) tijdens de meest recente periode van 24 maanden voor injectie, en op basis van referentiebronnen die vastgesteld worden door het VEKA voor elektriciteit die niet geïnjecteerd wordt.".
Art.16. In bijlage III/2 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 21 december 2012 en het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 11 december 2020, wordt in punt 3.1.4 tussen het eerste en het tweede lid een lid ingevoegd dat luidt als volgt:
"In afwijking van het eerste lid, wordt voor projecten waarvoor de onrendabele top niet geactualiseerd wordt, zoals bepaald in art. 7.1.4/1, § 4, derde lid van het Energiedecreet, de marktwaarde van de elektriciteit bij zelfafname of verkoop voor het volgende kalenderjaar vastgesteld door het VEKA op basis van de gemiddelde ENDEX (year ahead) tijdens de meest recente periode van 24 maanden voor injectie, en op basis van referentiebronnen die vastgesteld worden door het VEKA voor elektriciteit die niet geïnjecteerd wordt.".
Art.17. In bijlage III/3 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 21 december 2012 en het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 18 december 2020, wordt in punt 3.1.4 tussen het eerste en het tweede lid een lid ingevoegd dat luidt als volgt:
"In afwijking van het eerste lid, wordt voor projecten waarvoor de onrendabele top niet geactualiseerd wordt, zoals bepaald in art. 7.1.4/1, § 4, derde lid van het Energiedecreet, de marktwaarde van de elektriciteit bij zelfafname of verkoop voor het volgende kalenderjaar vastgesteld door het VEKA op basis van de gemiddelde ENDEX (year ahead) tijdens de meest recente periode van 24 maanden voor injectie, en op basis van referentiebronnen die vastgesteld worden door het VEKA voor elektriciteit die niet geïnjecteerd wordt.";
Art.18. In bijlage III/4 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 21 december 2012 en het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 11 december 2020, wordt in punt 3.1.4 een tweede lid toegevoegd dat luidt als volgt:
"In afwijking van het eerste lid, wordt voor projecten waarvoor de onrendabele top niet geactualiseerd wordt, zoals bepaald in art. 7.1.4/1, § 4, derde lid van het Energiedecreet, de marktwaarde van de elektriciteit bij zelfafname of verkoop voor het volgende kalenderjaar vastgesteld door het VEKA op basis van de gemiddelde ENDEX (year ahead) tijdens de meest recente periode van 24 maanden voor injectie, en op basis van referentiebronnen die vastgesteld worden door het VEKA voor elektriciteit die niet geïnjecteerd wordt.".
HOOFDSTUK 2. - Slotbepalingen
Art.19. Artikel 34, 1° van het decreet van 30 oktober 2020 tot wijziging van het Energiedecreet van 8 mei 2009, treedt in werking.
Art.20. Bijlage III/3 bij het Energiebesluit van 19 november 2010, zoals gewijzigd bij artikel 17 van dit besluit, is van toepassing op de projecten waarvoor op de datum van inwerkingtreding van dit besluit nog geen voorlopige of definitieve projectspecifieke bandingfactor is vastgelegd, conform artikel 6.2/1.7, § 1 of § 2, van het Energiebesluit van 19 november 2010.
Bijlage III/4 bij het Energiebesluit van 19 november 2010, zoals gewijzigd bij artikel 18 van dit besluit, is van toepassing op de projecten waarvoor op de datum van inwerkingtreding van dit besluit nog geen bandingfactor is vastgelegd, conform artikel 7.1.1, § 2, vierde of vijfde lid van het Energiedecreet van 8 mei 2009.
Art.21. Artikel 14 treedt in werking op de datum van de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.
Artikel 19 treedt in werking op een datum die de minister vaststelt en die niet eerder kan zijn dan de datum waarop een protocol wordt afgesloten tussen het VEKA en de kredietgevers, vermeld in artikel I.9, 34°, van het Wetboek van Economisch Recht.
(NOTA : Inwerkingtreding van artikel 19 vastgesteld op 01-10-2021 door MB 2021-09-22/04, art. 1)
Art. 22. De Vlaamse minister, bevoegd voor de energie, is belast met de uitvoering van dit besluit.