9 JULI 2021. - Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van de regels voor de thematische oproep voor de bio-economie bij het Fonds Wetenschappelijk Onderzoek - Vlaanderen (FWO)
Art. 1-8
Artikel 1. 1. In dit besluit wordt verstaan onder FWO: de privaatrechtelijke stichting van openbaar nut Fonds Wetenschappelijk Onderzoek - Vlaanderen, vermeld in artikel 15, § 1, van het decreet van 30 april 2009 betreffende de organisatie en financiering van het wetenschaps- en innovatiebeleid.
Art.2. Het FWO organiseert thematische oproepen voor steun aan strategisch basisonderzoek in alle wetenschapsgebieden, waaruit wetenschappelijk onderbouwde beleidsondersteuning en praktische oplossingen kunnen voortvloeien voor de samenleving als geheel om de bio-economie in al haar facetten in de praktijk om te zetten.
Art.3. Een aanvraag wordt ingediend in consortiumverband, dit betekent een samenwerking van twee of meer ontvankelijke instellingen.
Binnen de thematische oproepen, vermeld in artikel 2, kan een projectvoorstel worden ingediend door de vijf universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap, namelijk de Katholieke Universiteit Leuven, de Universiteit Hasselt, de Universiteit Antwerpen, de Universiteit Gent en de Vrije Universiteit Brussel, en een Vlaams onderzoekscentrum, waarbij minstens één van de vijf universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap deel uitmaakt van het consortium.
Een Vlaams onderzoekscentrum als vermeld in het tweede lid, is een organisatie voor onderzoek en kennisverspreiding als vermeld in artikel 2, 83, van de verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard.
Een van de instellingen, vermeld in het tweede lid, treedt op als promotor-woordvoerder van het project.
Een onderzoeker kan slechts aan één consortium deelnemen.
Naast de instellingen, vermeld in het tweede lid, kunnen niet-Vlaamse onderzoekscentra als partner deelnemen aan het consortium.
Art.4. De subsidie wordt toegekend na advies van expertenpanels waarvan de experten geen lopend onderzoek verrichten met de onderzoeksploeg in kwestie.
De aanvragen worden beoordeeld op basis van al de volgende criteria:
1° de wetenschappelijke kwaliteit van het projectvoorstel. Die wordt beoordeeld op basis van de volgende criteria:
a) De probleemstelling en technologische ontwikkelingen zijn origineel en innovatief en hebben een hoge potentiële wetenschappelijke impact.
b) De interdisciplinaire opzet van het project levert een overtuigende bijdrage aan het realiseren van de beoogde wetenschappelijke doorbraak.
c) de doelmatigheid en de kwaliteit van de onderzoeksaanpak, de projectplanning, het werkprogramma en het voorziene projectbeheer. Die worden beoordeeld op basis van de volgende criteria:
1) de uitwerking van de onderzoeksaanpak en afstemming op de projectdoelstellingen;
2) de uitwerking van de verdere technologische ontwikkeling;
3) de brede en interdisciplinaire analyse van het economisch valorisatiepotentieel, milieu-impact, maatschappelijke aanvaarding en meerwaarde;
4) de risico-analyse van het project, en voorziene risico-mitigatie;
d) de expertise en het wetenschappelijke ervaring van het consortium;
2° de utiliteitsperspectieven van het projectvoorstel, namelijk de gebruiksmogelijkheden van de resultaten op langere termijn en na vervolgonderzoek door economische, maatschappelijke of overheidsactoren. Die worden beoordeeld op basis van de volgende criteria:
a) het belang en de omvang van het verwachte economische valorisatiepotentieel
1) de technologische ontwikkeling biedt een potentieel voor een brede toepassing in Vlaanderen en internationaal. Dit potentieel is onderbouwd door benchmarking met toepassing van bestaande alternatieve technologieën, en de onderzoeksaanpak is strategisch relevant om de stap naar innovatie te kunnen zetten;
2) het potentieel wordt aangetoond voor vervolgprojecten in onderzoek en ontwikkeling met economische actoren, samen met concrete acties om het engagement van de actoren in kwestie te verkrijgen. Daarnaast omvat de onderzoeksaanpak de noodzakelijke stappen om de haalbaarheid van de inclusie van nieuwe economische actoren in te schatten;
b) de aftoetsing met maatschappelijke verwachtingen en bekommernissen. Daartoe worden de volgende elementen aangetoond:
1) het voorstel geeft een duidelijk overzicht van de belangrijkste maatschappelijke verwachtingen en bekommernissen die in het project onderzocht worden;
2) de projectaanpak om een publieke dialoog aan te gaan, is voldoende breed opgezet, en is in staat om een diversiteit van betrokkenen aan te spreken;
3) de projectaanpak heeft voldoende flexibiliteit om de optimale ontwikkelingstrajecten aan te passen op basis van de publieke dialoog;
c) de randvoorwaarden voor een duurzame ontwikkeling. Daartoe worden de volgende elementen aangetoond:
1) het project valt binnen het toepassingsbereik zoals omschreven in de projectoproep;
2) het onderzoek omvat de inschatting van milieu-impact over de volledige waardeketen, met inbegrip van het potentieel om materiaalkringlopen te sluiten. De projectaanpak heeft voldoende flexibiliteit om de duurzaamheid van de optimale ontwikkelingstrajecten te verhogen op basis van die inschattingen.
Art.5. Een project ontvangt maximaal 420.000 euro subsidie, exclusief overhead van 17%.
De volgende kosten kunnen worden aangerekend op de subsidie:
1° werkingskosten;
2° personeelskosten.
Minimaal 80% van het projectbudget is voorzien voor de deelbegrotingen van de Nederlandstalige onderzoekscentra, gevestigd in België en die onder bevoegdheid vallen van de Vlaamse Gemeenschap. De voorgestelde deelbegroting van de onderzoekscentra die niet aan deze criteria voldoen en die deel uitmaken van een consortium, bedraagt niet meer dan 20% van het voorgestelde projectbudget.
Om specifieke deeltaken uit te voeren, kan in het projectvoorstel worden bepaald dat een beroep wordt gedaan op de diensten van onderaannemers. De totale kostprijs van de taken die worden voorgesteld om aan onderaannemers toe te vertrouwen, bedraagt niet meer dan 30% van de voorgestelde projectbudget.
Art.6. Een project duurt maximaal vierentwintig maanden.
Art.7. De raad van bestuur van het FWO legt de verdere interne procedures vast voor de aanvraag, behandeling, evaluatie, selectie en toekenning van onderzoeksprojecten. Het FWO maakt de interne procedures openbaar. Dit impliceert dat bijkomende selectiecriteria of voorwaarden voor tegemoetkoming niet worden ingevoerd.
Verzoeken tot herziening van de beslissing worden behandeld conform de procedure, vermeld in artikel 32 van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 november 2011 betreffende de subsidiëring door het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek - Vlaanderen.
Art. 8. De Vlaamse minister, bevoegd voor het wetenschappelijk onderzoek, is belast met de uitvoering van dit besluit.